Saturday 6 May 1989

FREDDY SUNDER (Nederlandse versie)

Navolgend artikel is een overzicht van de carrière van de Belgische gitarist, zanger, arrangeur en orkestleider Freddy Sunder (Fritz Sundermann, 1931-2016). De voornaamste informatiebron is een interview met Freddy Sunder, afgenomen door Bas Tukker in juli 2009. De twee voornaamste onderdelen van het artikel zijn een algemeen carrièreoverzicht (deel 2) en een deel gewijd aan Freddy Sunder’s betrokkenheid bij het Eurovisiesongfestival (deel 3). 

An English version of this article can also be found on this website by clicking this link.

Alle tekst hieronder: © Bas Tukker / 2009 & 2023


Inhoud
  1. Paspoort
  2. Biografie
  3. Eurovisiesongfestival
  4. Andere artiesten over Freddy Sunder
  5. Eurovisiedeelnames van jaar tot jaar
  6. Bronvermelding
PASPOORT

Geboren: 4 juni 1931, Antwerpen (België)
Overleden: 5 augustus 2016, Antwerpen (België)
Nationaliteit: Belgische

BIOGRAFIE

Freddy Sunder kwam in 1931 als Fritz Sundermann ter wereld in de Antwerpse volkswijk Seefhoek als oudste van vier kinderen in een arbeidersgezin. Geld voor een radio was er niet in de familie; desondanks was muziek een integraal deel van Freddy’s jeugd: “Toen ik vier jaar was, ‘huppelde’ ik al tussen de notenbalken. Lang voordat ik ertoe kwam woordjes te ontcijferen, kon ik vlot muziek lezen. Mijn vader was havenarbeider en ik ben opgegroeid in één van de armste wijken van Antwerpen, maar bij ons thuis was er altijd muziek. We zongen vaak met het hele gezin samen. Ik had een oom die schik had in mijn muzikaliteit en al zijn vrije tijd investeerde in gitaarlessen aan mij.” Zo werd de muziek al snel een obsessie, want: “Die zwarte bollekes, daar wilde ik àlles over weten, ik droomde ervan als vierjarige. Als oom niet kon komen, zat ik te schreien.”

Bij gebrek aan een gitaarcursus gaat Fritz als achtjarige naar de muziekschool in Antwerpen om viool te studeren, maar dan volgt de Duitse inval van België die, zoals hij het zegt, “mijn studie behoorlijk in de war heeft gestuurd.” De muziekschool sluit zijn deuren; zo goed en zo kwaad als het gaat, wordt er thuis verder gestudeerd, maar de oorlog gaat bepaald niet ongemerkt aan hem voorbij. “Ik woonde op het Antwerpse Stuivenbergplein; de vliegende bommen… ik ben veel vrienden kwijtgeraakt. Je komt er nooit meer van los, van de oorlog, al was het maar omdat je een stadskind was, creperend van de honger.”

In het najaar van 1944 volgt de bevrijding. Daarmee is het met de economische armoede nog niet gedaan, maar wel wordt een periode ingeluid van een weldadige muzikale rijkdom. “Antwerpen was een echte muziekmetropool”, doceert Freddy. “Van ’t Zuid tot aan de Seefhoek vond je de ene bekende kroeg na de andere en overal stond een jukebox, dikwijls met platen die zeelieden op bestelling meebrachten. Na de bevrijding was Antwerpen immers de doorvoerhaven van de geallieerden geworden. Tanks en vrachtwagens kwamen daar toe. Het stikte er van de Amerikaanse soldaten die op zoek waren naar twee dingen: vers eten en muziek. Ze gingen vooral dansen in Club 21. Begin jaren ’50 trokken ze weg, maar ze lieten wel een rijke muzikale erfenis achter. Veel van mijn vrienden begonnen te werken op hun veertiende, maar mijn vader (…) stond erop dat ik een diploma elektronica haalde. Dik tegen mijn zin natuurlijk, want ik wou maar een ding: muzikant worden.”

“Hoeveel mijn vader en moeder ook zelf van muziek hielden, toch vonden zij het beter dat ik geen musicus zou worden. Ze stuurden me naar de technische school om voor elektricien te leren. ‘Hou de muziek maar als hobby’, zeiden ze, ‘want een beroepsmuzikant is uiteindelijk maar een armoedzaaier.’ Hoe ik uiteindelijk dat elektriciendiploma gehaald heb, is me nog steeds een raadsel, want de stof interesseerde me hoegenaamd niet.” 

Het decor van de jeugd van Fritz 'Freddy' Sundermann, het door de oorlog getroffen Antwerpen; hier de gevolgen van de inslag een Duitse V1-bom in de Tuinbouwstraat op 26 oktober 1944

“Toen ik vijftien was, ging ik met mijn ouders naar de Magic Palace waar het orkest van Leo Kiebooms speelde. Omdat moeder wist dat ik een goede stem had, spoorde ze me aan om te vragen of ik een liedje mocht zingen. Ik trok mijn stoute schoenen aan en mocht plaatsnemen achter de microfoon. Kiebooms was onder de indruk, maar omdat ik geen gitaar speelde, kon hij me geen plaats aanbieden in zijn band. Op mijn zestiende kreeg ik dan eindelijk toch een gitaar van mijn vader. Hij had ze gekocht van een vriend van hem. Als een gek ben ik akkoorden beginnen te oefenen uit een boekje met Zuid-Afrikaanse liedjes van Bob Davidse. Zodra ik de techniek voldoende in de vingers had, begon ik op te treden en te zingen bij zowat alle bekende dansorkesten van Antwerpen.”

Zijn vioolstudies heeft Fritz dan inmiddels afgebroken. In plaats daarvan volgt hij gitaarlessen bij Marcel Bossu in zijn woonplaats Antwerpen en ook in Amsterdam bij de Nederlander Jan Blok. Intussen rijgen de optredens zich aaneen; als zanger-gitarist vindt hij emplooi bij de bands van Bob Albert, Johnny Van Dyck en uiteindelijk toch ook bij Leo Kiebooms. Bovendien treedt hij als zanger voor het voetlicht bij The Skyliners. Ten slotte verdient de elektricien in opleiding met twee vrienden ook een serieuze cent bij als straatmuzikant: “Ik zong door een koperen hoorn, Jos Baert roffelde met lepels, met een Russische muts op. François Meuten speelde accordeon. Op dinsdagen spijbelde ik om mee de jaarmarkten af te dweilen. Kapellen, Ekeren, Hoevenen. Ik deed een omhaling (Vlaams Nederlands voor ‘inzameling’ – BT) met een glanzend verniste kolenschop. Çois had een auto klaarstaan voor als de politie kwam, want we hadden geen leurderskaart. Gesnapt werden we nooit: ik vermoed dat we oogluikend werden geduld. Ik zong ook bij bigbands. Kwam dan in smoking naar school, regelrecht van een optreden. Nu lijkt dat raar, maar je mag niet vergeten, dat je zonder auto moest wachten op de eerste trein, de eerste tram. Tenzij je vanuit het gat, waar je had opgetreden, te paard naar school ging!”

De beste bigband in Antwerpen in die jaren was zonder twijfel het in 1948 opgerichte orkest van Jack Sels. In 1950 mag Fritz een avondje komen proefspelen, hetgeen op een deceptie lijkt uit te lopen. “Na twee nummers zei [Sels] me droogweg: ‘Manneke, ga maar wat boterhammekens eten, studeer nog een beetje en kom binnen een jaartje nog eens terug.’ Ik was ontdaan, maar, tot mijn niet geringe verbazing stond diezelfde Jack Sels enkele dagen later bij mij thuis aan het Stuivenbergplein. ‘Manneke, waarom komt ge niet bij mij?’ Dit maar om te zeggen hoe dat toen ging! Zo was Jack. Hij brak je tot aan de grond af, maar dan moest je bij hem komen om te leren! Jack was ongetwijfeld de vader van de moderne Belgische jazz na de Tweede Wereldoorlog. Een sleutelfiguur, zonder meer. Bovendien – en dat is minder gekend – was hij een uitmuntend pedagoog. Op gebied van jazzmuziek is hij een van mijn allerbeste leermeesters geweest.”

Na afronding van zijn tweejarige elektriciensopleiding treedt Sundermann in dienst bij de Commissie van Openbare Onderstand van de Stad Antwerpen, maar lang duurt het niet, want in 1950 wordt hij opgeroepen voor militaire dienst. Vierentwintig maanden moest hij ‘kloppen’ bij het Regiment Transmissietroepen in Vilvoorde. Tijdens zijn diensttijd, in 1952, wordt hij door een vriend ingeschreven voor de preselecties van een zogenaamde crochetwedstrijd, een talentenjacht voor amateurzangers. Hij neemt de uitdaging aan en studeert enkele liederen in, waarbij hij zichzelf begeleidt op de gitaar. 

De 'Amerikaanse' ster-artiest van het Ronnex-label (1953)

“Ik won [de voorronde] met de vingers in de neus. Tijdens de finale in Brussel zong ik ‘Jezebel’ van Frankie Lane en ook daar ging ik met de overwinning aan de haal. De oude Jacques Kluger, die Bobbejaan Schoepen had gelanceerd en later ook Will Tura onder zijn hoede nam, was geïnteresseerd in mij. Tijdens een auditie zong ik ‘Lady Be Good’ van Ella Fitzgerald, maar na afloop klopte hij me op de schouder en zei: ‘Jongen, zorg dat je een goede muzikant en een goede orkestzanger wordt, want als soloartiest kan ik niks met jou doen.’ Een zware ontnuchtering.”

Een jaar later, in 1953, is het wel raak. “Toen kwam ik in Antwerpen de bekende drummer Tony Dynamite tegen. Die stond nogal open voor jonge muzikanten en hij nodigde me uit om mee te doen aan een jamsession in Billard Palace. Dat liet ik me geen twee keer zeggen. Ik wist niet dat Albert en René Van Hoogten in de zaal zaten. Die baatten platenzaak René uit en hadden ook een eigen label, Ronnex Records. Ze wilden een single opnemen met mij, zegden ze, maar ik maakte me weinig illusies. Ik hoorde dan ook een hele tijd niks meer van hen. Tot op een dag een man op het Stuivenbergplein passanten vroeg naar ‘dat klein mannetje met zijn brilletje dat altijd voor zijn raam gitaar zat te spelen.’ Iedereen kende mij, en zo kwam die platenreiziger – zo noemde men promotiemannen destijds – bij mij terecht. ’s Anderendaags – een zondagmorgen nota bene – mocht ik naar het kantoor van Ronnex komen in de Van Wesenbekestraat.”

“Albert Van Hoogten wachtte mij op, samen met trompettist en arrangeur Charlie Knegtel, de huisproducer van het label. Hij had een liedje dat me op het lijf geschreven was, zei Albert: ‘Kaw-Liga’ van Hank Williams, dat in Amerika een hit was voor Champ Butler. Hij zag het groot, want hij had alle singles die in België op de markt waren gekomen gewoon opgekocht, zodat mijn versie er geen concurrentie van zou ondervinden. Straf hè? Ze lieten mij dat plaatje horen, maar ik vond er niks aan. ‘Dat, nooit van zijn leven’, zei ik. Van Hoogten was serieus in zijn wiek geschoten en liet me achter met Knegtel. Charlie was een vriend, en we besloten enkele dagen later nog eens bij elkaar te komen om te zien of we het liedje niet konden bewerken. Ik bracht mijn gitaar mee en we hebben toen het een en ander geprobeerd en wat geïmproviseerd. De single is het resultaat geworden van hoe ik het toen gezongen heb en van mijn koppigheid. Stilistisch was het geen echte boogiewoogie, maar het leunt er wel dicht tegenaan.”

“De opname van ‘Kaw-Liga Boogie’ liep [trouwens] niet van een leien dakje. Ze vond plaats in de Olympiastudio in Brussel. Ik stond met de sessiemuzikanten in dezelfde ruimte en moest me achter een paneel opstellen. Alles werd in een keer op de band gegooid. Ik hoorde mezelf nauwelijks zingen en uiteraard liep het constant fout. De balans werd immers bepaald door de afstand tussen de microfoons en de instrumenten. Op een zeker ogenblik hebben we zelfs de piano verschoven omdat we de klank niet goed kregen. Zo ging dat toen hè!”


In weerwil van het moeizame productieproces wordt ‘Kaw-Liga Boogie’ een reusachtige hit in België. Nog voordat iemand heeft gehoord van Bill Haley of Elvis Presley, zingt Fritz Sundermann al een soort proto-rock ‘n’ roll… al weet zelfs in zijn nabije omgeving nauwelijks iemand dat hij de zanger is van het succesnummer.

“De platenmaatschappij wilde mij als een rasechte Amerikaan lanceren. Albert Van Hoogten heeft toen die Engels klinkende artiestennaam Freddy Sunder bedacht. 'Mondje dicht, hoor!', zei de producer. Zo kon ik in Antwerpen al gauw geen café binnenlopen of ik hoorde er mijn eigen plaatjes draaien, zonder dat iemand wist dat Freddy Sunder eigenlijk een gewone Antwerpse jongen was die naar de naam Fritz Sundermann luisterde. In 1953 kwamen er nog meer succesnummers, zoals ‘Rio Rita Boogie’ en ‘Calling Car Boogie’. Het intro van dat laatste lied hebben we op een zondagmorgen in alle vroegte met hels lawaai in de binnenstad van Antwerpen opgenomen. In die tijd waren er nog geen geavanceerde opnametechnieken; dus we moesten zelf zorgen voor de geluiden van luid startende auto’s en loeiende claxons. Je kunt je wel voorstellen wat voor een heksenketel het daar werd.”

Na ongeveer een jaar, en drie succesvolle 78-toerenplaatjes, komt de marketingtruc van de platenfirma Ronnex toch aan het licht. Het was onvermijdelijk, zo stelt Freddy: “Ach, die geheimdoenerij was niet vol te houden. Op de Sinksenfoor [de jaarlijkse grote kermis] in Antwerpen, waar toen de ‘Kaw Liga Boogie’ en ‘Calling Car Boogie’ dol werden gedraaid, heb ik verteld dat ik de echte Freddy Sunder was. Aanvankelijk werd daar hartelijk om gelachen, maar toen duidelijk werd dat de succeszanger toch echt niet uit Amerika kwam, was het over en uit. De platenverkoop viel als een baksteen.”

Na dat ene vreemde jaar 1953, waarin hij zelfs contractueel door zijn platenmaatschappij werd verplicht al zijn optredens in het land op te geven om de illusie van de Amerikaanse zanger te kunnen laten voortduren, keert Fritz Sundermann terug in de relatieve anonimiteit – al beklijft de artiestennaam Freddy Sunder voor de rest van zijn leven. Van de verkoop van de drie plaatjes, samen zo’n miljoen exemplaren, wordt hij niet rijk; zo’n 12.000 Belgische franken, de rest van de opbrengst is voor de platenmaatschappij. Enkele releases in de volgende jaren, waaronder een ‘Kaw-Liga Rock’ in 1956, kunnen op geen enkele manier aanknopen bij het eerdere succes. Freddy is er echter de man niet naar om bij de pakken neer te blijven zitten. “Niks aan te doen hè. En toen heb ik een zeer wijze beslissing genomen. Gedaan met zingen, zei ik, maar ik zal ervoor zorgen dat ik een heel goede muzikant word.”

Freddy in 1955

In de volgende jaren speelt Freddy Sunder als gitarist en zanger met verscheidene ensembles, zoals het orkest van Al Van Dam, waarmee hij La Esterella begeleidt. In 1954, wanneer Frank Sinatra voor een optreden naar België komt, behoort Sunder tot de uitgelezen groep musici die het begeleidingsorkest vormt. Daarop gaat hij negen maanden op toer door West-Duitsland met de jazzgroep van Walter Byr. Dan volgen nog twee maanden tournee met de Vlaamse zangers Maurice Dean en Anni Andersen in Frankrijk, Marokko, Algerije en Tunesië. Ook is Sunder in de jaren 1954-’57 los-vast verbonden aan het befaamde dansorkest van Willy Rockin.

Hoewel zijn naam bij het grote publiek was vergeten, bouwde Sunder juist in die periode een reputatie op als één van België’s beste en meest veelzijdige freelancemusici. Dat blijkt wel, wanneer hij in 1957 wordt uitgenodigd om als vocalist mee te gaan met de radio-bigband van Francis Bay naar het Festival van Venetië. De Belgische ploeg moet in Venetië de overwinning aan het Nederlandse orkest De Zaaiers van Jos Cleber laten, maar voor Freddy Sunder wordt het festival de opmaat naar een carrièreswitch. Enkele maanden nadien volgt hij Gaston Nuyts op als gitarist in het orkest van Bay.

“In 1957 zat ik [dus] in de Belgische ploeg voor de ‘Gouden Gondel’, een festival in Venetië”, zo steekt Sunder van wal. “Ik was één van de zangers in een dubbelvocaal kwartet, twee mannen en twee vrouwen. Ons repertoire was geschreven door Bert Paige. Toen we, nog in België, in het casino in Middelkerke een voorstelling gaven die tegelijkertijd de repetitie was voor Venetië, was ook Francis Bay aanwezig. (…) Naderhand vroeg hij mij met mijn gitaar en een paar andere aanwezige muzikanten wat voor te spelen. Hij was gecharmeerd van de manier waarop ik mijn ervaring tentoonspreidde. ‘Gij kunt toch alles, is het niet’, zei hij, ‘ge hebt in bigbands gespeeld, gezongen.’ Toen heeft hij gezegd: ‘Als ik ooit nog eens een gitarist nodig heb, dan ben jij het’.”

“[Enkele maanden later], eind december ’57 was ik voor een solo-optreden als zanger in Roeselare. Het was net twaalf uur ’s nachts geweest en ik stond juist ruzie te maken met de eigenaar van de gelegenheid waar ik optrad, want hij vond dat ik verder moest spelen, terwijl het contract dat me was opgestuurd slechts voor die ene dag geldig was – en dus stond ik in mijn recht om om middernacht te stoppen. Hij weigerde bij te betalen, dus voor mij was het daarmee einde discussie. Enfin, precies op dat moment werd ik naar de telefoon geroepen. Van de andere kant van de lijn klonk het: ‘Hallo, spreek ik met Freddy Sunder? Het is Francis Bay. Jij begint 2 januari aanstaande om half tien ’s morgens bij mij in studio 1 van de NIR.’ Geen woord meer. Hij vroeg niet of ik kon en of ik vrij was. Hij wachtte ook mijn reactie niet af, maar legde eenvoudig de hoorn op en dat was dat.”

Freddy Sunder, Jo Leemans en Francis Bay gebroederlijk naast elkaar op een strooifoto van platenmaatschappij Philips (± 1960)

“Op 2 januari zat ik in de omroepstudio in Brussel voor de eerste repetities. (…) Francis heeft mij die eerste dag meteen op de proef gesteld. Later heb ik gehoord dat dat zijn gewoonte was bij muzikanten die nieuw waren. Ik zat op mijn plaats in het orkest met een partij voor me. Francis kwam naar me toe en zei: ‘Meneer Sunder, mag ik Freddy zeggen? We zijn nu toch collega’s? Geef mij uw gitaar maar eens, ik zal het voorspelen.’ Francis was namelijk een ongelofelijk goed muzikant die niet alleen een trombone speelde en dirigent was, maar ook met klarinet en gitaar overweg kon en daarnaast zelfs nog kon zingen. En hij speelde wat op mijn gitaar, maar op een heel ouderwetse manier, zoals ze voor de Tweede Wereldoorlog speelden. Ik heb hem – naar hij mij later zelf heeft verteld – het best mogelijke antwoord gegeven: ‘Meneer Bay, mag ik Francis zeggen? We zijn nu toch collega’s? Francis, verdomme, ik moet toch geen cowboygitaar bij u komen spelen?’ Nooit meer problemen met hem gehad!”

Gevraagd waarom hij zijn bestaan als freelancer in de jazz opgaf voor een vaste baan bij een omroeporkest, stelde Sunder: “Op dat moment had ik het jazzpad wat verlaten; ik vond dat ik ook andere dingen moest doen. Ontmoetingen en gesprekken met de jazzgrootheden deden me inzien dat zulk een apart leven voor mij niet weggelegd was. Drank, vrouwen, geen echte vrienden, altijd van huis en meestal zeer eenzaam.”

In zijn eerste jaar bij het orkest van Francis Bay mag Sunder meteen meespelen in talloze programma’s in het kader van de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel, de Expo. “In Paleis 10 was dat”, herinnerde hij zich jaren later. “Rechtstreeks uitgezonden op tv met alle technische problemen van dien. Ja, dat waren nog eens tijden.” Bay eist van zijn manschappen een hoog niveau en is niet snel tevreden. Al was hij al jaren professioneel gitarist, zijn spelpeil ging juist in deze periode met sprongen vooruit, zo stelde hij: “Toen heb ik accuraat en precies leren spelen”. Kort na de Expo is het orkest maanden bezig in de oude Decca-studio’s in Brussel met het opnemen van liefst 22 elpees met instrumentale muziek voor de Amerikaanse markt.

Werkelijk close worden dirigent en gitarist nooit, want, zo stelde Sunder, “[Francis] was niet eenvoudig in de omgang, zijn lijfspreuk was: ‘Ik heb collega’s, ik heb geen vrienden.’ Hoe geniaal hij als muzikant ook was, op het menselijke vlak schoot hij vaak tekort. Al vrij snel nadat ik bij het orkest was gekomen, vroeg Frans me om eens een arrangement te maken. Hij had natuurlijk geen tijd om alles zelf te schrijven en daarom klopte hij geregeld bij zijn muzikanten aan om wat over te nemen. Het ging om het liedje ‘Tua’ van het San Remo Festival. Ik deed er duchtig mijn best op en had de volledige partijen van alle vijftien instrumenten uitgeschreven. Vol spanning wachtte ik de volgende repetitie af. Francis ging zitten en liet het orkest mijn arrangement spelen… maar hij deed vrijwel onmiddellijk zijn beide handen voor zijn oren en riep me toe: ‘Wat is dat slecht! Haal onmiddellijk alle partijen van de lessenaars en breng ze bij mij.’ Hij heeft ze vervolgens voor mijn ogen aan flarden gescheurd. Pas mijn vijfde arrangement bij het liedje kon zijn goedkeuring wegdragen! Tja, het zouden niet mijn methoden zijn, maar zulke dingen horen er soms bij in de muziek.”

Freddy Sunder (geheel links) met zangeres Jo Leemans, dirigent Francis Bay (met baton) en twee andere musici uit de radio-bigband - geheel rechts saxofonist Benny Couroyer; tweede van links mogelijk diens collega-saxofonist François Daneels (± 1961)

“Af en toe ging hij daadwerkelijk over de schreef, zoals toen hij ’s morgens de repetitieruimte binnenliep en zei: ‘Wat ben ik blij dat ze dood is!’ ‘Wie is er dan dood, Frans?’, vroegen wij verbaasd. Bleek het om zijn moeder te gaan… Francis was een zeer afstandelijke man die nooit overleg pleegde met zijn muzikanten. Dat heb ik zelf later (toen Sunder de opvolger van Bay was geworden – BT) helemaal anders gedaan. Maar van hem heb ik wel ontzettend veel geleerd en we hadden een goede verstandhouding.”

Dat dit laatste geen loze woorden zijn, bewijst een anekdote die we terugvinden in een reportage over het orkest in tijdschrift uit 1961. Bay’s orkest werd in die jaren ook regelmatig gevraagd voor optredens in Wallonië. Eenmaal kreeg het een uitnodiging uit Leuze, maar het orkest reed naar Leuze-en-Hainaut, terwijl Bay, die altijd alleen reisde, aanstuurde op het nietige dorpje Leuze in Namen, “waar zelfs geen kat te bespeuren viel”, zo valt te lezen in het artikel. “Zoiets kan iedereen overkomen”, tekent de journalist op uit de mond van Freddy Sunder, blijkbaar in een plagerige bui. “Maar de domsten het eerst”, repliceerde Francis Bay daarop. Er was dus, zo blijkt, wel degelijk ruimte voor een kwinkslag, zelfs in de omgang met deze stroeve dirigent.

Zijn omroepwerk betekende niet dat Freddy Sunder stopte met schnabbelen. Integendeel, juist in deze jaren lijkt zijn energie eindeloos en aanvaardt hij de ene na de andere freelanceopdracht voor de momenten waarop hij geen acte de présence hoeft te geven in de NIR-studio’s in Brussel. Zo leert hij in 1958 zijn vrouw Jeanine kennen toen hij als muzikant in het Billiard Palace in Antwerpen een balletvoorstelling begeleidde, waarin zij één van de danseressen was. Sunder speelt in allerlei bandjes en gelegenheidsformaties waarmee hij optreedt in alle hoeken van België. 

Verder is hij ook een zeer gewild sessiemuzikant. Eind jaren ’50, begin jaren ’60 is hij één van de vaste musici die onder allerlei pseudoniemen singletjes opnemen met covers van allerlei bekende internationale hits op het Expo-label, die verkocht werden in supermarkten. De meeste van de opnames werden geleid door arrangeur Jacques Ysaye, beter bekend onder zijn pseudoniem Jack Say. “Voor mij was hij een bijzonder goede gitarist en bovendien een heel goede zanger”, zo stelde Ysaye daarover. “Voor die Expo-plaatjes had ik hem er graag bij als zanger van rockliedjes. Die zong hij beter dan wie dan ook. Freddy was een goede vriend. Ook in het freelancecircuit stonden we vaak samen op de bühne.”

Niet voor te stellen zonder de gitaarsolo van Freddy Sunder: Will Tura's grote succesnummer 'Eenzaam zonder jou' (1962)

Ook enkele absolute klassieke songs uit het Belgische hitrepertoire zouden zonder de bijdrage van Freddy Sunder heel anders hebben geklonken. Zo speelde hij de belangrijke gitaarpartijen bij Will Tura’s hit ‘Eenzaam zonder jou’ (1962) en Adamo’s ‘Sans toi mamie’ (1963). “Op die solo [voor Will Tura] ben ik bijzonder fier”, zo vertelde Sunder bijna vijftig jaar later. Een ander stuk was ‘Kili Watch’ van The Cousins. Eenmaal in de studio bleek deze tienergroep niet over de vereiste technische bagage te beschikken om het door muziekuitgever Jacques Kluger gekochte stuk zelf in te spelen. Daarop roept Kluger de hulp in van Sunder en drie andere ervaren studiomuzikanten: Jo Van Wetter, Jo De Muynck en René Goldstein. Hun was voorafgaand aan de sessie niet verteld waarvoor de opname bedoeld was. “Dat was onze zaak niet!” zo stelde Sunder naderhand laconiek. Na afloop werd het kwartet in contanten uitbetaald en daar eindigde voor hen het verhaal. Nadat The Cousins er in 1960-’61 een dikke hit mee hebben gescoord in België en Nederland, werd het nummer gecoverd door Johnny Hallyday. Diens versie reikte tot nummer 1 in Frankrijk.

In 1961 staat het leven van Freddy Sunder heel even stil. Op weg van Antwerpen naar Brussel krijgt hij een zwaar verkeersongeluk. Met een ingedrukte borstkas en een hersenschudding wordt hij afgevoerd naar een ziekenhuis: “Ik was van vermoeidheid op klaarlichte dag achter het stuur in slaap gevallen. Maar geloof me of niet, drie dagen later werd ik, compleet bepleisterd, op een stoel uit het hospitaal gedragen, zo een bestelwagen in, en naar de studio gevoerd, want er stonden opnamen op het programma die niet konden wachten.” Hoe ongelofelijk de anekdote ook moge klinken, dirigent Francis Bay eiste nu eenmaal de volledige toewijding van zijn manschappen. Naar aanleiding van het ongeval besluit Sunder met zijn gezin van Antwerpen naar Vilvoorde, aan de rand van Brussel, te verhuizen. Daarmee weet hij het aantal kilometers op de weg – op dat moment rond de 60.000 op jaarbasis – drastisch terug te brengen.

In datzelfde jaar 1961 vormt Sunder een eigen jazztrio, The Clouds, waarin hij als gitarist gezelschap krijgt van twee collega’s uit de bigband van Bay: bassist Clement De Maeyer en drummer Armand Van de Walle. Bay is des duivels, want hij moet nu regelmatig op zoek naar vervangende musici wanneer het drietal vanwege schnabbeloptreden in het land niet beschikbaar is voor een radio- of televisieoptreden. Ook begeleidt het trio regelmatig artiesten bij televisieoptredens voor de BRT (zoals de Vlaamse afdeling van de NIR sinds 1960 heet). 

Gevraagd naar de oprichting van The Clouds, legde Sunder uit: “Daarmee keerde ik eigenlijk terug naar de jazz. Hoewel, dat exuberante – wat toch een deel van de jazzmuziek kenmerkt – hadden The Clouds niet. Daar staat tegenover dat we buiten de eigen BRT-opnamen met onnoemlijk veel jazzreuzen en solisten hebben gemusiceerd. Elias Gistelinck, de toenmalige BRT-jazzproducer, zorgde altijd voor animo. Wist je overigens dat de allereerste versie van Toots’ beruchte ‘Bluesette’ is uitgevoerd in ’63 te Sopot, Polen, waar het gezongen werd [door Toots zelf] en ik gitaar speelde? De eerste plaatopname gebeurde in de Decca-Studio met Toots Thielemans aan de gitaar en The Clouds als begeleiders!”

Solo-single van Freddy Sunder (1964)

In 1966 brengen The Clouds een elpee uit met Vlaamse volksliedjes, met zang van de Bob Boon Singers. In een periode van oplevend Vlaams nationalisme kan de plaat op een schare liefhebbers rekenen, maar het lijkt tegelijk een breuk met de jazzmuziek waarmee The Clouds in de voorafgaande jaren naam had gemaakt. Sunder: “Het idee om vooral de eigen Vlaamse volksmuziek in ons repertoire te brengen en daarop te improviseren werd aangebracht door Bob Boon, in die tijd een populair BRT-programmator en presentator. Bob was de stuwende kracht achter de Bob Boon Singers en naast jazzfanaat bovenal een waar promotor voor het Vlaamse volkslied. The Clouds zijn steeds een subtiel trio geweest en gebleven, geen gezweet, geen luid gedoe. Door die volksliedjes evolueerden we echter steevast naar een soort kamermuziek, wat ons door andere jazzorganisator Juul Anthonissen en heel wat jazzfans is verweten. Ik zei het reeds, het werd allemaal tammetjes, brave salonjazz.” In de jaren nadien sterft het Clouds-project een zachte dood.

Dankzij zijn roem als één van de beste gitaristen van het land wordt Freddy Sunder regelmatig gevraagd als begeleider van Amerikaanse jazzsolisten die in de jaren ’60 naar België komen voor optredens. Hij staat op de bühne van het Amerikaans Theater in Brussel met onder meer Duke Ellington en Ella Fitzgerald, en deelt bovendien het podium met onder meer Wes Montgomery, Slide Hampton, en Sammy Davis Jr. Ook sterren van het internationale entertainment zoals Peggy Lee, Gilbert Bécaud, Nathalie Cole en Shirley Bassey hebben met elkaar gemeen dat ze allen ooit door Freddy Sunder werden begeleid.

Internationaal werkt Sunder talloze malen met Toots Thielemans, met wie hij optreedt op jazzfestivals in Noord- en Oost-Europa. Ook wordt hij viermaal door de Franse orkestleider Caravelli gevraagd als gitarist mee te gaan op een uitgebreide tour in Japan, waar de Franse orkestleider een immense populariteit geniet. De laatste van deze tournees, door Sunder in één woord gekwalificeerd als “geweldig”, is in 1973.

Intussen was er in het orkestenbestel van de BRT veel veranderd. In de loop van de jaren ’60 weet Paul Van Dessel, de Dienstchef Televisie van de BRT, dit bestel volledig te herschikken, naar boze tongen beweren vooral om Francis Bay, met wie hij een slechte verstandhouding had, dwars te zitten. In 1963 laat Van Dessel het klassieke Omroeporkest van Jef Verelst en de bigband van Francis Bay samensmelten tot het Variété- en Festivalorkest, een monsterbezetting van zo’n tachtig musici, waarvan Fernand Terby de chef-dirigent werd. Voorlopig blijft de bigband nog als aparte entiteit gehandhaafd bij bepaalde programma’s, maar steeds vaker staat Bay zelf buitenspel, terwijl zijn musici – onder wie Freddy Sunder – onder de baton van Terby groots opgezette radioconcerten spelen met arrangementen van Nelson Riddle-achtige allure.

Het freelanceorkestje van de Brusselse multi-instrumentalist en arrangeur Jack Say (Jacques Ysaye) - staand v.l.n.r. Gus Decock (piano), Frankie Theunen (drums) en een niet nader bekende trompettist / zittend v.l.n.r. Dany Bernard (zang, bas), Jack Say zelf (sax, klarinet, mondharmonica) en Freddy Sunder (zang, gitaar) (± 1966)

In 1965, wanneer bij de Franstalige omroep RTB de bigband van Henri Segers wordt opgeheven, gaat Van Dessel nog een stap verder. Hij slaagt erin de beste musici uit deze band, voor een groot deel Vlamingen – zoals trombonist Frans Van Dyck –, te engageren voor een nieuwe radio-bigband, het Jazzorkest, dat werd aangevuld met spelers uit het orkest van Francis Bay. Als dirigent stelt Van Dessel echter niet Francis Bay aan. “Maar tegelijk werden de musici uit die nieuwe bigband ook opgenomen in het Festivalorkest”, weet BRT-presentator en producer Jan Schoukens. “Hun dirigent werd Etienne Verschueren, die ontzettend jazzy-minded was en in de ogen van Van Dessel bijdetijdser dan Bay. Zo slaagde Paul Van Dessel erin Francis Bay volledig buiten te werken bij de radio.”

Bay blijft wel in dienst van de BRT; hij mag een nieuwe groep musici bijeen zoeken voor een amusementsorkest, dat voortaan alleen bij tv-uitzendingen zou worden ingezet, het BRT-Televisieorkest. De musici zijn de overgebleven mensen van de band van Henri Segers, aangevuld met freelancers, zoals pianist Paul Quintens. Het betekent het einde van de samenwerking tussen Francis Bay en Freddy Sunder. Als vanzelfsprekend namelijk was Sunder door Paul Van Dessel namelijk ingedeeld bij de nieuwe jazzformatie van Etienne Verschueren. Verschueren, van huis uit pianist en saxofonist, had zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een gekend componist en arrangeur. Hij is een generatiegenoot van Freddy Sunder. De twee kunnen het uitstekend met elkaar vinden. Sunder noemde zijn zestien jaren bij Verschueren (1965-’81), volgens hem een muzikaal genie, de mooiste periode van zijn professionele leven.

“Alles wat ik heb, heb ik van Etienne Verschueren met zijn onbeschrijflijk muzikaal talent. Ik mag mij als zijn leerling beschouwen. Alles heb ik aan hem te danken”, zo meende hij. Sunder was steeds weer onder de indruk van Verschueren’s theoretische bagage: “Men vergeet wel eens dat hij een compleet geschoold musicus is. Etienne werd indertijd vlak voor zijn eindexamen aan het conservatorium geweerd alleen omdat hij jazz speelde!”

Voor alles stimuleerde Verschueren zijn gitarist met uitweidingen over het vak. Vaak zijn de twee tot diep in de nacht in gesprek, onder het genot van een sigaret en een glas. “Verschueren was een slechte lesgever, maar ik leerde veel van hem”, zo stelde Sunder eens, lachend. Dan, wanneer hem gevraagd wordt deze paradox uit te leggen: “Hij is een groot muzikant. Het was de tijd dat ik al mijn notities op bierkaartjes schreef, een meters hoge stapel bierkaartjes, dat was mijn jazzcursus van Verschueren. Want hij gaf mij zijn lesjes altijd op café. Muzikanten zitten graag in een café of in de bars van de hotels, dat is deel van ons leven.”

Close-up, ± 1969

De bierviltjes bewaarde Sunder thuis in een grote stofmap, waarin hij ook aantekeningen verzamelt, opgetekend uit de mond van andere grote jazzmusici uit binnen- en buitenland met wie hij werkte. Zijn zucht naar theoretische kennis is niet te stillen. Uiteindelijk besluit hij in 1967 terug te keren in de schoolbanken. In de loop van de volgende jaren vervolmaakt Sunder zijn muzikale kennis door harmonieleer te studeren bij Hugo Michielsen, terwijl hij zich tevens bekwaamt in de jazztechniek en arrangeren via een correspondentiecursus van het befaamde Berklee College of Music in Boston. En dat is nog niet genoeg, want hij vindt ook gelegenheid zich te verdiepen in seriële muziek en avant-gardecompositie onder auspiciën van de Belgische klassieke componist André Laporte en de Engelse musici Leslie Bridgewater en John Scott. 

Over geen enkel onderwerp sprak Sunder met meer vuur en passie dan zijn muziekstudie. Bescheiden noemde hij zichzelf dan wel een selfmade man, maar na al die jaren van studeren hoefde hij op het vlak van muziektheorie voor weinigen onder te doen: “Ik heb avant-garde-muziek gestudeerd, want geen enkel genre mag je onverlet laten. Let wel, ik doe vooral jazz, maar thuis luister ik evengoed naar Debussy, Mahler, Bartok, Britten, omdat die klankkleuren mij zoveel leren en zo sterk boeien (…). Ik heb de gehele cyclus doorlopen: de opbouw in de muziek is een natuurlijke evolutie, je kan geen enkel stadium overslaan. Zonder er veel over te praten, ben ik iemand die altijd in stilte heeft gestudeerd.”

Gelegenheid om de opgedane kennis in de praktijk te brengen, is er volop. In de tweede helft van de jaren ’60 maakt Sunder in de platenstudio de evolutie van zanger en gitarist naar arrangeur en orkestleider. Zo neemt hij eigen arrangementen op voor vocalisten als Jacques Raymond, Will Ferdy, Marva en Hugo Dellas; en later, in de jaren ’70, werkt hij in dezelfde hoedanigheid ook met bijvoorbeeld Lize Marke, Jan Theys en Ingriani. Daarnaast zit hij als vaste medewerker van de omroep dicht bij het vuur. Zo schrijft hij in samenwerking met Jean Evans, de pianist van het orkest van Verschueren, de muziek bij de tv-film ‘Mijn geweten en ik’ en wordt hij één van de voornaamste arrangeurs van de orkesten van Etienne Verschueren én, toch ook, Francis Bay. De genereuze Verschueren laat zich in de jaren ’70 ook regelmatig op de bok van het BRT-Jazzorkest vervangen door Sunder, die zo gelegenheid krijgt dirigeerervaring op te doen.

Gevraagd naar zijn jaren met het orkest van Etienne Verschueren, vertelde Sunder eens: “[Het was] vooral een tijd van heel veel opnames in de studio’s van de BRT. We moesten bijna wekelijks zorgen dat we tweemaal 55 minuten muziek opnamen voor een showprogramma op zaterdagavond. Daarnaast gaven we veel concerten. Met Verschueren zijn we overal geweest, zelfs in de Sovjetunie en Zaïre. We speelden voornamelijk jazzrepertoire, maar niet uitsluitend.” Behalve de door Freddy Sunder zelf genoemde reisbestemmingen, speelde hij met het BRT-Jazzorkest ook in andere exotische landen, zoals Tunesië en Senegal. Dichter bij huis staat Sunder als lid van de Verschueren-bigband ook mee aan de basis van het door BRT-producer Elias Gistelinck in 1969 voor het eerst gehouden zomerfestival Jazz Middelheim in Antwerpen. Bij die eerste edities van het festival is het BRT-Jazzorkest er steevast bij.

Het orkest van Etienne Verschueren, half jaren '70 - staand, vanaf links: Etienne Verschueren (bandleider), Nicolas 'Nick' Kletchkovsky (b), Paul Boudiaudhy (trb), M. Mereine (trb), Guy Dossche (sax, kl), José Paessens (sax, kl), Victor 'Vic' Ingeveldt (sax, kl), Eddy De Vos (sax, kl), Jeannot Morales (trp), Edmond Harnie (trp), Nicolas 'Nic' Fissette (trp), Frans Van Dyck (trb) en Freddy Sunder (git) - zittend, vanaf links: Sadi Lallemand (vibr), Armand Van de Walle (dr, perc), Bruno Castellucci (dr, perc), Tony Bauwens (p) en Bob Porter (fl, vibr, Fender)

Bij een andere jazzmanifestatie, het internationale radiofestival Nordring, dat van 1973 tot 1983 jaarlijks in de nazomer wordt gehouden in telkens een ander land, is Freddy Sunder namens België driemaal betrokken. In 1979, wanneer het evenement plaatsvindt in Dublin, is hij als arrangeur en gitarist betrokken bij de BRT-inzending ‘Folkring’, gezongen door Louis Neefs en met het RTÉ Concert Orchestra onder leiding van Francis Bay. Twee jaar later, in 1981, mag Sunder nog eens zijn oude stiel als zanger bovenhalen bij de Belgische inzending voor het festival op het Kanaaleiland Jersey, ‘Just Listen… And Relax’, gearrangeerd door Willy Albimoor en uitgevoerd met als dirigent Etienne Verschueren en een ware sterrencast van Belgische jazzsolisten, onder wie Bob Porter, Marc Mercini en Sadi Lallemand. In 1983, ten slotte, wanneer de laatste editie van het festival wordt gehouden in de Vlaamse kustplaats Blankenberge, is Sunder wederom arrangeur van de Belgische bijdrage, een compositie van Claude Lombard, ‘Claude cum laude’, gezongen door Lombard zelf met Etienne Verschueren op de bok voor zijn eigen jazzorkest.

Inmiddels een veertiger, is Freddy Sunder intussen ook iemand naar wie jongere musici opkijken. Eén van hen is Rony Brack, die vanaf half jaren ’70 als kopiist arrangementen uitschrijft voor zowel het BRT-Jazzorkest als het BRT-Televisieorkest. Destijds was Brack een beginnend popmusicus met, naar eigen zeggen, weinig theoretische achtergrond.

“Op een bepaald moment vroeg Willy Heynen me om zijn kopiist te worden”, vertelt Brack. “Willy schreef destijds heel veel arrangementen voor allebei de omroeporkesten. Het was een genereus aanbod, want ik had op dat vlak eigenlijk geen enkele ervaring. Willy bracht me zijn arrangementen, waarvan ik dan de partijen voor de verschillende instrumenten uitschreef. Vaak deed ik dat werk ’s nachts… en ’s morgens leverde ik de partituren dan bij Willy thuis af. Heynen bracht me in contact met Freddy Sunder, ook al zo’n ervaren arrangeur voor radio en tv – en voor hem ging ik hetzelfde werk doen. Gewoonlijk bleef ik altijd even hangen wanneer ik de arrangementen kwam brengen. Willy en Freddy hadden volop adviezen voor me… theorieboeken over harmonieleer en tonaliteit, bijvoorbeeld. Ik bracht lange uren bij hen door, terwijl ik hen de oren van het hoofd vroeg over alles wat met muziek te maken had. Ze kenden allebei het métier van haver tot gort. Freddy Sunder was een ontzettend aardige gast. Hij was niet vies van een glaasje… en dat gold ook voor mij in die jaren. Soms praatten we tot midden in de nacht door over muziek en het leven met een fles whisky en een pakje sigaretten binnen handbereik.”

“Mijn werk voor Freddy en Willy duurde zo’n jaar of drie, schat ik”, zo vervolgt Brack. “Vooral met Freddy was ik zeer close. Ik zou mezelf niet zijn adoptiefzoon durven noemen, maar we zagen elkaar wel heel vaak in die jaren. Telkens wanneer ik in de buurt was, ging ik even langs – en hij nam altijd alle tijd voor mij. Het is altijd bij het uitschrijven van partijen gebleven; ik heb niet de gelegenheid gehad zelf een vaste arrangeur te worden voor de BRT-orkesten. Dat neemt niet weg dat Sunder en Heynen twee heel belangrijke musici zijn geweest die me geholpen hebben me te ontwikkelen tot een allround musicus.”

Getooid met gitaar en enorme snor (jaren '70)

Terwijl Sunder uitstekend kan opschieten met jonge musici die leergierig zijn, heeft hij er anderzijds moeite mee dat er in de muziekwereld ook mensen hun brood verdienen die zich nauwelijks serieus in de technische kant van het vak hebben verdiept. Daarbij dacht hij dan met name aan zangers en zangeressen in het populaire genre. Onder meer de in 1980 verongelukte crooner Louis Neefs behoorde tot dat slag. Sunder: “Muzikanten, vakmensen, kunnen er niet bij dat het overgrote deel van onze zangers geen muziek kan lezen. Vlot hoeft niet, maar ze zouden tenminste het eigen partijtje moeten kunnen lezen. Twee jaar avondcursus, tweemaal één uur per week, dan kun je twee sleutels ontcijferen, is dat zo’n inspanning? Jo Leemans, Maurice Dean, Jacques Raymond kunnen het, waarom vertikte Louis Neefs het? Vandaar de onderlinge misverstanden. Als de introductie door omstandigheden wat lager uitvalt, zitten we in de soep.”

Intussen nadert bij het BRT-Televisieorkest Francis Bay de pensioengerechtigde leeftijd, al wordt iedereen die daarover ten overstaan van de dirigent zelf over begint door hem hoogstpersoonlijk de huid vol gescholden. In 1979 organiseert de BRT een praktijkexamen met verschillende kandidaat-opvolgers, maar bij die gelegenheid zakken alle sollicitanten. Daarop wordt dan maar besloten Bay een jaar dispensatie te verlenen in de vorm tot een contractverlenging tot eind 1980. In december van dat jaar wordt een nieuw examen georganiseerd, waarvoor ook Freddy Sunder zich meldt. “Voor mij was het een mooie kans, want ik had juist ernstige onenigheid op het persoonlijke vlak gekregen met Etienne Verschueren en wilde niet meer voor hem werken”, zo biechtte Sunder in een interview jaren later op.

Bij dit op de burelen van de BRT gehouden interne examen dienden zich negen kandidaten aan, van wie een jury er vier naar de finale stemt. Onder hen niet alleen Freddy Sunder, maar ook Rob van der Linden, een Nederlands pianist en arrangeur die in die jaren dikwijls in België werkte – en bovendien de (eenentwintig jaar) jongere broer van Dolf van der Linden, jarenlang chef-dirigent van het Metropole Orkest in Hilversum.

“Het examen bestond uit drie delen”, zo vertelde Sunder. “Voor de eerste proef moest een bewerking van een gegeven thema geschreven worden zonder ‘hulp’ van een piano. Voor de tweede proef mocht gedurende anderhalf uur een arrangement ingestudeerd worden waarna het moest worden gedirigeerd. Ook volgde de uitvoering van een stuk ‘op zicht’. Toen kreeg ik een van de weinige keren in mijn loopbaan plankenkoorts. De derde proef bestond uit een band van vijftien opnamen waarover zoveel mogelijk informatie moest verstrekt worden.” 

Freddy Sunder als dirigent van de BRT Big Band (begin jaren '80)

Ook dienden de vier overgebleven kandidaten een theoretische verhandeling te geven over een thema naar keuze. Als vanzelfsprekend kiest Freddy Sunder voor de ontwikkeling van de moderne jazz als onderwerp. Wanneer alle jurypunten bij elkaar zijn opgeteld, blijkt Freddy Sunder de hoogste score te hebben behaald: 92 van de 120 punten. Daarmee verdient hij een contract als dirigent van het televisieorkest, intussen hernoemd tot de BRT Big Band, vanaf januari 1981. 

Voor Francis Bay is de uitkomst van het examen, dat hij op verzoek van de omroep zelf had samengesteld, de ergst denkbare. Niet alleen koesterde hij ongetwijfeld de hoop dat opnieuw alle kandidaten zouden worden afgewezen door de jury, maar met name had hij te allen prijze willen voorkomen dat zijn opvolger naar de naam Freddy Sunder zou luisteren. Aanvankelijk had hij zelfs in het examen de bepaling opgenomen dat geen van de kandidaten ouder mocht zijn dan 48 jaar, terwijl Sunder op dat moment 49 jaar is. Het is allemaal vergeefs. Vanwaar Bay’s gebetenheid op Sunder? Francis Bay’s zoon, Leo Bayezt, kent het antwoord. “Mijn vader wist dat Freddy Sunder ambitie had om het dirigentschap van hem over te nemen, maar hij vond dat Freddy het niet mocht worden. Dat was niet omdat hij aanmerkingen had op zijn muzikale kwaliteiten, maar hij nam het hem nog altijd kwalijk dat hij ooit bij zijn orkest was vertrokken om een eigen combo (The Clouds – BT) te beginnen.”

Onverstandig genoeg wordt op de burelen van de omroep besloten ter ere van Francis Bay een feestelijk afscheid te organiseren. Blijkbaar onderschatte men hoe gekrenkt hij werkelijk was. “Op de afscheidsreceptie die de BRT voor hem had georganiseerd, heeft hij de taart op de grond gegooid”, herinnerde Freddy Sunder zich. “Vervolgens is hij kwaad weggelopen. Hij heeft met niemand ooit nog contact gehad. Typisch Frans…” 

Het is een weinig vrolijk begin van Sunder’s chef-dirigentschap. Wanneer hem kort na zijn aantreden wordt gevraagd of hij met het orkest een ander repertoire zal gaan spelen dan Bay, stelt hij bescheiden vast: “Het repertoire wordt bepaald door een productiekern. De dirigent heeft het recht bepaalde arrangementen te weigeren of te wijzigen. Ik moet zorgen dat de muziek goed is en daar heb ik dus bepaalde ideeën over. Het moet lichte muziek blijven, maar met een klankkleur die ik nu kan bepalen. Wij moeten ook veel begeleidingswerk doen en ik zal ervoor zorgen dat het orkest vooral ondersteunend speelt. Niet te luid dus, allen maar dienende orkestraties tegenover de zanger. Ik ben daar misschien een beetje gevoeliger in dan Francis.”

Portretfoto uit het programmaboek van het Nordring-radiofestival van 1981, dat werd gehouden in St Helier, Jersey

Francis Bay had zijn eigen persoonlijkheid”, zo erkent Freddy Sunder tegenover een andere interviewer. “Ik ben een beetje anders en ik zal het ook anders doen. Een nieuwe sound dus, zeker wat minder bravoure-geschetter, iets warmer, een modernere klankkleur die verschilt van die van de traditionele bigband zoals wij die al zo lang kennen.” Houdt Sunder zich hier nog wat op de vlakte, een aantal jaren later is hij veel uitgesprokener over de schelle blazersarrangementen die altijd het handelsmerk van Francis Bay waren geweest: “De bestaande partituren enkele tonen lager schrijven is het eerste wat ik bij het BRT-orkest gedaan heb. Naar beneden alles! Ik hou niet van die virtuoze stratosfeertoestanden bij de trompetsectie en dergelijke. Dat is helaas een trend, een beetje een ziekte. Al die luide superhoge noten zijn zelden nodig. Tegenwoordig moet je als vierde trompet een contra-ut kunnen blazen of je komt niet aan de bak.”

Sunder begon, zoals hij bij zijn aantreden zei, “met veel moed en enthousiasme” aan zijn opgave bij de bigband. “Voor mij zijn goede menselijke verhoudingen van het uiterste belang”, vertelde hij, daarmee duidelijk makend dat hij een meer menselijk gezicht voor het orkest zal zijn dan Francis Bay was geweest. “Ik zal steeds rekening houden met initiatieven die van de musici uitgaan en zal hen gelegenheid geven weg te gaan van hun pupiters om zich solistisch voor te stellen.”

Dat de realiteit weerbarstiger bleek, werd Sunder al snel duidelijk. Hij erfde van Francis Bay een weliswaar technisch uitstekend onderlegde, maar ook relatief oude groep musici. Bovendien is het arbeidsethos in het orkest matig, al hield hij zich daarover destijds op de vlakte. Tijdens een interview in 2009, jaren na zijn vertrek bij de BRT, had hij geen reden meer om een blad voor de mond te nemen: “Sommige muzikanten die lang onder Francis hadden gewerkt, konden moeilijk verkroppen dat ik nu hun baas was. Van de omroep heb ik het aanbod gehad om het hele orkest buiten te gooien en een geheel nieuwe groep samen te stellen, maar dat kon ik niet over mijn hart verkrijgen. Dat is de grootste stommiteit in mijn leven geweest.”

Het 'versterkte' BRT-orkest - de BRT Big Band met strijkers - bij een editie van de Knokke Cup, waarschijnlijk die van 1984

Eén van de belangrijke afspraken in de agenda van de bigband in het begin van de jaren ’80 is de Knokke Cup, zoals de herleving van het in 1973 voor het laatst gehouden Songfestival van Knokke heet. Onder de naam Knokke Cup wordt de wedstrijd gehouden in 1980 en 1981, en vervolgens nog driemaal tussen 1984 en 1986. In het kader van deze zangwedstrijd begeleidt het orkest van Sunder, versterkt met een strijkersgroep, artiesten uit verschillende Europese landen, vaak jong en onbekend – en, anders dan in een eerder tijdgewricht, meestal volstrekt onervaren als het aankomt op het werken met een echt orkest. Voor de dirigent is het hard werken, mede vanwege de grote hoeveelheid repertoire die moet worden ingestudeerd.

“Werken aan de Knokke Cup is waanzin”, zo vertelt Sunder tijdens de repetities van het festival in 1984. “Elke zanger brengt vier liedjes mee en per ploeg van drie artiesten moeten mijn musici dus twaalf stukken instuderen. Voor mij als dirigent betekent dat dus twintig keer twaalf muziekpartituren, per ploeg welteverstaan. Sinds vorig jaar heb ik dan ook met plezier mijn exclusiviteit als dirigent afgestaan. Als sommige ploegen zelf een orkestleider meebrengen, maak ik geen bezwaar. Niet dat ik dan ondertussen pintjes ga pakken. Nee, ook als mijn bigband door een ander wordt geleid, blijf ik alles volgen. Het zijn tenslotte mijn muzikanten. Ik moet ze in de hand houden. Een orkestleider moet gezag hebben. Als ik ‘nee!’ zeg, blijft het ‘nee’! Ze moeten ook niet zitten lachen achter de zangers hun rug. Ik vermoord de muzikant, die dat nog durft.”

Voor de goede verstaander is duidelijk dat niet alle orkestleden even enthousiast zijn over het peil van de deelnemende artiesten. Behalve de Knokke Cup begeleidt de BRT Big Band ook de Belgische songfestivalvoorrondes in 1983, 1987 en 1989 en speelt het begeleidende muziek in van allerlei programma’s die door de omroep worden opgenomen. Speciale vermelding daarbij verdienen de talrijke soundtracks bij series, documentaires en tv-films van BRT-huiscomponist Pieter Verlinden, waarvoor Sunder veelal zelf de arrangementen schrijft en het orkest dirigeert. Naast het werk met zijn eigen orkest blijft hij ook de tijd vrijmaken voor het maken van arrangeren voor het jazzorkest van de BRT-radio van Etienne Verschueren, met wie na een korte verwijdering de verstandhouding weer verbetert.

Bij een optreden in het land (± 1986)

In 1985 krijgt de bigband bij hoge uitzondering toestemming van de BRT om een elpee op te nemen, ‘She’s Got Style’, met verrassend moderne jazz- en funkarrangementen van al bestaande en deels ook nieuwe composities. Het titelstuk is van de hand van de jongste van Freddy’s twee zonen, die net als hij Fritz Sundermann heet en, ook al net als zijn vader, gitaar was gaan studeren en in de professionele muziek belandde. Opmerkelijk genoeg speelt Freddy Sunder zelf alle gitaarpartijen in voor deze bijzondere elpee, waarvoor hij de arrangementen deels zelf schreef, en deels uitbesteedde aan Gyuri Spies, Ghislain Slingeneyer en Peter Laine.

Bij het werken aan deze elpee en andere jazzprojecten geniet Sunder met volle teugen. Het was ook beslist niet alleen kommer en kwel tijdens zijn dirigentschap van de bigband. Zo vertelde hij in 1986 aan journalist Dirk Dauw van Het Laatste Nieuws: “Met de bigband gebeurt het werk tijdens de repetities. Je krijgt als dirigent een hoop bollekes voor uw ogen en dat moet dan muziek worden, dat zijn telkens nieuwe bevallingen, voortdurend nieuwe geboorten die je meemaakt, dat is een prachtig gevoel. Tijdens de optredens luister ik zelf meer naar mijn eigen bigband dan ik dirigeer. Ik sta zelf mee te luisteren en te genieten. Ik heb me al vergist, maar de muzikanten weten dan wel hoe het verder moet. Op zo’n momenten zouden ze mij erin kunnen luizen, maar er heerst een wederzijds vertrouwen.”

Intussen echter verandert de muzikale smaak van het publiek en droogt het werk voor de bigband bij de BRT echter in hoog tempo op. Jongeren die afstemmen op televisie of radio, zitten veelal niet langer te wachten op populaire muziek met orkestbegeleiding. Om die reden laten programmamakers het orkest steeds vaker links liggen. Eén van de weinige uitzonderingen is de tv-productie Mona Lisa, waarbij het ensemble, versterkt door strijkers en een vocaal kwartet, evergreens vertolkt.

Op het podium met de BRT Big Band (± 1987)

“Dat was eindelijk eens een tv-programma waarin de bigband een centrale plaats kreeg”, aldus Sunder. “Maar het bestaan ervan was kort. De directeur televisie heeft zwaar gelogen, toen hij me vertelde dat Mona Lisa slechts vijftigduizend kijkers had. Uit kijkcijfers weten we dat het er vijfhonderdduizend waren, en dat is toch niet weinig, hè. Er is een publiek voor bigbandmuziek, maar men doet het genre al te vaak af als ietwat oubollig. Dat het niet zozeer de allerjongsten aanspreekt, daar kan ik inkomen. Maar men moet bij de radio eens beseffen dat er niet alleen programma’s gemaakt moeten worden voor de leeftijdsgroep van vijftien tot dertig.”

Tragisch genoeg moet Sunder’s collega-dirigent van het Jazzorkest, Etienne Verschueren, in 1987 zijn werkzaamheden door een ernstige rugaandoening staken. Als voorlopige opvolger wordt één van de musici van het radio-orkest, fluitist en toetsenist Bob Porter aangesteld, maar wanneer een jaar later een groot aantal musici van het Jazzorkest en de Big Band tegelijkertijd de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, besluit de BRT-directie – juist op dat moment bezig met een ingrijpende besparingsronde – van een nood een deugd te maken door de overgebleven spelers van het Jazzorkest, onder wie vibrafonist Sadi Lallemand en saxofonist Guy Dossche, bij het orkest van Sunder te laten aansluiten. Onmiddellijk gevolg is een verzuring van de verstandhouding tussen Sunder en Bob Porter, die zijn job verliest. Tragisch genoeg zal de breuk tussen beide heren, allebei uitstekende vakmensen, nooit meer worden geheeld. 

In de praktijk stelde het Sunder voor onmiddellijke problemen, want er ontstaat een ongebruikelijke orkestformatie van twintig musici. In de pers houdt hij zich op het moment van de samensmelting van de beide ensembles wijselijk op de vlakte: “Ik ben blij dat we de reorganisatie kunnen doorvoeren zonder dat er vaste muzikanten moeten ontslagen worden. Jammer is dat de tijdelijken, de vervangers  daardoor zonder werk vallen. En voor mezelf heb ik het probleem met een dubbele ritmesectie te zitten. Muzikaal wordt het met de grotere bigband ook zoeken naar een nieuwe sound.”

Repeterend met de BRT Big Band en zangsolist Will Tura (1987)

Om het probleem van het overschot aan ritmespelers op te lossen, wordt tijdelijk een groep musici van het orkest losgemaakt, het zogenoemde BRT-Combo onder leiding van pianist Tony Bauwens. Echt soepel gaat de machine echter niet meer draaien, mede door de onuitgegeven samenstelling van de band. “Het leverde wel zotte situaties op”, herinnert Sunder zich later. “Zat ik daar bijvoorbeeld met zeven saxofonisten. Daar viel geen huis mee te houden, natuurlijk. Op een bepaald moment kreeg ik de aanbieding van het conservatorium in Gent waar ik al wat jaren werkte, om als professor in vaste dienst te komen. Misschien wist de directie in Gent af van de vervelende situatie in mijn orkest. Maar ik wilde mijn bigband toch niet in de steek laten. Later heb ik daar spijt van gehad. Ik had het moeten doen.”

Waar Sunder na zijn aantreden nog had geprobeerd de werkethiek van zijn musici te verbeteren, heeft hij dat eind jaren ’80 al gevoeglijk opgegeven. Het leidt tot bijzondere situaties, zoals bij de Belgische songfestivalvoorronde van 1989. Stef Bos, de 27-jarige componist van het winnende lied, kan zich nog herinneren hoe het tijdens de repetities toeging: “In het midden van het nummer stapte het orkest als één man op om van de syndicale break te gaan genieten. Zo ging dat toen bij de BRT, echt op de minuut af. Dan kwam de hele kudde in beweging. Het was koddig om te zien, maar voor mij als idealistische jonge hond ook vreemd om mee te maken. Freddy kon daar niks aan doen, want hij was zeker niet zo’n type.”

In de zomer van 1990 trekken zich donkere wolken samen boven Sunder en zijn manschappen. In een volgende bezuinigingsgolf beslist de directie van de BRT kort en goed de bigband op te heffen en alle musici te ontslaan. Omdat één van de vakbonden in de bres springt, wordt een onmiddellijk ontslag nog afgewend. Administrateur-generaal van de omroep, Cas Goossens, gaat overstag voor de bondseis om een witboek op te stellen over het reilen en zeilen van de bigband. De definitieve beslissing wordt met een maand uitgesteld. 

Geconcentreerd bezig met de versterking van zijn gitaar (± 1988)

Intussen zoekt de dirigent de pers op. “In een bedrijf van tweeduizend man moet toch wel plaats zijn voor twintig muzikanten. Als dat niet kan… arm Vlaanderen”, zo laat hij zich aan een journalist ontvallen. Wanneer hem vervolgens wordt voorgelegd dat het beeld van velen is dat de orkestleden een makkelijk leventje leiden op omroepkosten, omdat het orkest nauwelijks nog op radio of televisie te horen is, reageert hij fel. “De BRT gebruikt zijn bigband niet goed. De beste manier om dit orkest als ‘niet-nodig’ af te schilderen, is het al zijn uitzendingen ontnemen. Dat is wat hier de laatste jaren gebeurd is. Wie voor onze zogenaamde overbodigheid kwaliteitsredenen aanhaalt, kent geen bal van muziek. Neem dat maar van mij aan. Weet je wanneer er kwaliteitsverlies optreedt? Als je orkesten opbouwt met losse krachten, naargelang van de gevraagde productie. Een telefoonorkest, weet-je-wel? Veel kans natuurlijk dat we dan gewezen BRT Big Band-musici terugzien, maar nooit zal hetzelfde artistieke peil bereikt worden.”

Alle argumentatie van de dirigent ten spijt, valt in september ’90 alsnog de beslissing dat het orkest zal verdwijnen; de enige concessie die de omroepdirectie wenst te doen, is dat het collectieve ontslag met uitstel ten uitvoer zal worden gebracht. De musici blijven in dienst tot het voorjaar van 1991. In de tussenliggende maanden blijft het orkest repeteren, maar wordt het nog nauwelijks ingezet voor programma’s. De directie van de BRT gunt de bigband geen vertrek door de voordeur in de vorm van een mooi afscheidsprogramma. 

In deze onwezenlijke periode zoekt een verslaggever van het tijdschrift Knack het orkest op in de repetitieruimtes van het omroepgebouw aan de Reyerslaan in Brussel. Dirigent Sunder bewondert de blijvende inzet van zijn manschappen. “Je wordt natuurlijk moedeloos”, erkent hij, “maar een keer we er invliegen, geven we alles en dan vergeet je die miserie. Ik vind het vooral jammer voor jongere talenten die dachten hier nog aan de bak te komen. Uiteindelijk konden ze hier in tamelijk beschermde condities werken. Wat er gebeurt, en dat durf ik luidop te zeggen, is het negeren van het talent in huis. Ik hoor BRT-opnames waarvoor een beroep gedaan wordt op externe studio’s en muzikanten en het resultaat is stukken minder dan wat wij er zouden van gemaakt hebben. Dat is schandalig.”

Boven een partituur (1989)

Na zijn vertrek bij de BRT werkt Freddy Sunder nog tot zijn pensionering in 1994 aan het Muziekconservatorium van Gent, waar hij vanaf 1979 de cursus jazz arranging had gegeven. Daar leidt hij een nieuwe generatie jazzmusici op, onder wie Robert Verhelst en Peter Verhaeghen. Begin jaren ’80 had hij bovendien aan de wieg gestaan van het kortstondige bestaan van de zogenaamde Antwerp Big Band & Jazz Academie. In zijn vijftien jaren als docent ontwikkelde Freddy Sunder een ware passie voor het lesgeven. 

“België staat wat jazzeducatie betreft nog in de kinderschoenen”, vertelde hij daarover in 1989. “Ondanks het gunstige klimaat zijn opleidingsmogelijkheden beperkt. Luister, muziek is een taal en elke taal heeft zijn vocabulaire. Er is bij ons een absoluut gebrek aan vocabulaire kennis in de jazzmuziek. Wij doen daar wat aan! (…) Dat lesgeven is hard werken. Financieel oninteressant, maar ’t schenkt grote voldoening. Er komt een moment in je leven dat men zijn verworven kennis moet overdragen.”

Na zijn pensionering trad Freddy Sunder nog incidenteel op als gitarist in jazzclubs, met name in zijn geliefde Antwerpen, solo of in combo’s. In de vrije tijd waarover hij nu beschikt, wijdt hij zich aan zijn grote hobby, het lezen van boeken over de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Af en toe pakte hij op verzoek van zijn zoon Fritz ook nog zijn oude stiel als sessiemuzikant op, zo vertelde hij in 2009: “[Ik word] door mijn zoon, die platenproducer is en zelf schitterend gitaar speelt, met enige regelmaat opgetrommeld om een gitaarpartij te komen inspelen in de studio. Zodra het een beetje jazzy wordt, heeft hij liever dat ik het doe. Hij vraagt mij alleen zodra het moeilijk wordt!”

Rond de tijd van zijn pensionering in 1994

In 1997 krijgt Freddy Sunder de vraag of hij interesse heeft het dirigeerstokje over te nemen van een bigband van amateurmuzikanten uit de regio Rijkevorsel, in het noorden van de provincie Antwerpen. De band, die een jaar voordien werd gevormd, zat zonder muzikaal leider. Sunder zegde niet meteen toe, zo vertelde hij. “Na mijn ervaringen bij de BRT had ik me in mijn hoofd gezet dat ik nooit meer een orkest wilde leiden. Maar ik ben toch eens een keer gaan kijken… en ik was meteen verkocht. In de loop der jaren heb ik zeer hard gewerkt aan het verbeteren van de sound. De muzikanten aanvaardden dat ik hen behandelde als professionals. Natuurlijk ben ik wat geduldiger dan bij beroepsmensen, dat wel. We treden onregelmatig op, een keer of vijf per jaar. We spelen wat de mensen voor wie we optreden, graag willen horen; voornamelijk repertoire uit het American Songbook. Het is een heerlijk gevoel om de repetitiezaal binnen te stappen en daar mijn jongens te zien zitten… onwaarschijnlijk hoeveel plezier ik aan hen beleef!”

Mede dankzij de reputatie van Freddy Sunder en zijn connecties in de muziekwereld, aanvaardden allerlei artiesten van naam en faam een uitnodiging om op te treden met de Freddy Sunder Bigband, zoals het ensemble gaat heten. Onder meer Raymond van het Groenewoud, Connie Neefs, Gunther Neefs en Freddy Bierset concerteerden met het orkest.

Zeer verrassend maakt in 2005 Freddy Sunder na een afwezigheid van lange jaren zijn rentree als gitarist-begeleider in de theaterwereld. Hij is één van twee musici die actrice Ann Nelissen begeleiden bij haar theatertoer gewijd aan de menopauze, dat de provocatieve titel ‘Fuck You’ kreeg. Voor een man van zijn leeftijd is het een hele opgave een heel theaterseizoen te moeten optreden. Het vereist discipline, maar het optreden gaf hem ook voldoening, zo vertelde hij achteraf. “Samen hebben we 180 concerten gedaan. De bassist en ik hebben stukje bij beetje van een actrice die niet kon zingen, een verdienstelijk zangeres gemaakt. Elke avond pasten we wat akkoorden aan, zodat het beter zou harmoniëren met haar stem. Zo werd het steeds beter. Op die samenwerking kijk ik met heel veel genoegen terug.”

Een geëmotioneerde Freddy Sunder bij het verrassingsconcert ter gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag tijdens het optreden van Toots Thielemans (2006) 

Onder de songs die Nelissen onder begeleiding van Freddy Sunder brengt, zijn sixties-hits ‘As Tears Go By’ en ‘My Generation’. Het theaterstuk, dat wordt geregisseerd door Peter Perceval, is een hit. Na afloop van de toer vertelt Ann Nelissen enthousiast over de samenwerking met Freddy Sunder: “Fred is muziek. Fred is ook vader en grootvader, maar uiteindelijk is Fred, zo klein als hij is, volledig muziek. En wat mij bijzonder bekoord heeft de afgelopen twee jaar, is dat een man van zijn kaliber, een groot muziekkenner, blijft leren ondanks zijn 75 jaar. Da’s gewoon een geweldige gast.”

Al had Freddy Sunder zelf enorm plezier beleefd aan het theateravontuur, hij besliste ook dat hij het niet nog een keer zou doen. Onwillekeurig begon de ouderdom hem parten te spelen. “Wat je wel verliest is de snelheid van geest om een improvisatie te doen, de lichamelijke moeilijkheden om overeind te blijven, want u moet niet vergeten; een muzikant, die werkt niet. Een muzikant, die speelt! Maar werken voor muzikanten is het volgende: van punt A naar punt B een concert doen en terug naar huis komen, dat is eigenlijk het werken. En je voelt dat dat dingen zijn waartegen je lichamelijk niet meer bestand zijt.” Voortbordurend op hetzelfde thema, vertelde hij in 2009 openhartig: “Nu ben ik 78 en mijn gezondheid laat wat te wensen over. Er komt een leeftijd waarop je ‘einde carrière’ bent. Daar heb ik het moeilijk mee, want muzikanten gaan niet met pensioen. Die blijven doordoen. Ik heb als muzikant heel lang op hoog niveau gewerkt en dan is het moeilijk om daarvan afscheid te nemen.”

Gelukkig was daar nog de Freddy Sunder Bigband. In 2006 speelt het orkest een verrassingsconcert voor zijn dirigent, die dan zijn vijfenzeventigste verjaardag viert. In Cultuurcentrum Luchtbal in Antwerpen staan onder meer Jo Leemans en Toots Thielemans op het podium om samen met de bigband Sunder te huldigen. Ook de Antwerpse burgemeester Patrick Janssens is erbij, die hem nadien meetroont naar het stadhuis, waar hij het Gouden Boek van de Stad Antwerpen mag tekenen. Ook de televisiecamera’s van de BRT zijn erbij. Wanneer hem die dag door een reporter wordt gevraagd wat de muziek voor hem betekent, stelt hij zonder aarzelen: “Mijn hele leven. Soms ten nadele van mijn echtgenote en mijn kinderen, en dat is het enige waarover ik spijt heb.”

Bij het concert van de Freddy Sunder Bigband ter gelegenheid van Freddy's tachtigste verjaardag zingt de maestro één van zijn oude successen (2011)

Uiteindelijk houdt Sunder het chef-dirigentschap van de bigband aan tot zijn tachtigste verjaardag in 2011, wanneer hij met een tweede verrassingsconcert wordt uitgewuifd. Ook na zijn vertrek en het aantreden van Erik Buyle als zijn opvolger staan de musici erop de naam van hun orkest onveranderd te laten als blijk van waardering voor hun voormalig muzikaal leider.

Inmiddels is Freddy Sunder dan ook gestopt met zijn gitaaroptredens in jazzclubs in Antwerpen. Hij doet dat op aandringen van zijn vrouw Jeanine, zo vertelt zoon Fritz: “Mijn mamma was niet op haar mond gevallen. Zo erg was het niet, maar zij was natuurlijk wel beter gewoon. Wij waren allemaal wel beter gewoon, maar voor iemand van tachtig vond ik het best nog wel te doen. Maar zij zei heel cru tegen mijn vader: ‘’t Is tijd dat jij stopt hè, manneke, want als ge zo speelt…’ Hij heeft daar toen naar geluisterd en gezegd: ‘Het is goed geweest.’

Hun laatste jaren slijt het echtpaar Sundermann op de tiende verdieping van een appartementencomplex in de Antwerpse buitenwijk Deurne, met een prachtig uitzicht op het Sportpaleis – door Freddy steevast “het hoedje van Margriet Hermans” genoemd – en de contouren van de binnenstad van Antwerpen. In de zomer van 2016 overlijdt Fritz Sundermann-Freddy Sunder, een klein jaar na zijn vrouw Jeanine, op 85-jarige leeftijd.


EUROVISIESONGFESTIVAL

Tijdens zijn periode als chef van de BRT Big Band (1981-’91) was Freddy Sunder driemaal als dirigent betrokken bij de door de Vlaamse omroep georganiseerde voorronde en de Belgische inzending naar het Eurovisiesongfestival. Echter, al in een eerdere fase van zijn carrière had hij als zanger en songwriter zijn kans gewaagd in de liedjeswedstrijd.

In 1963, toen Sunder als gitarist aan de toenmalige Radio-Bigband van Francis Bay verbonden was, zong hij vijf liedjes in de diverse voorrondes van Canzonissima, zoals de Belgische voorronde in dat jaar heette. Eén ervan, ‘Ontrouw’, had hijzelf gecomponeerd op een tekst van François Vermetten. Echter, geen van deze vijf songs wist de finale te bereiken, die uiteindelijk door Jacques Raymond werd gewonnen. 

Als componist van liedjes voor andere artiesten was Sunder al niet veel succesrijker. Van de drie stukken van zijn hand die meedongen in de Canzonissima-voorrondes van 1967, waaronder het door Louis Neefs uitgevoerde ‘Alleen met z’n twee’, wist wederom geen enkel de finale te bereiken. Ook zijn laatste Eurosong-compositie, ‘A Song Is Born’, in 1971 door Nicole Josy & Hugo Sigal vertolkt, werd al in de voorrondes uitgeschakeld.

Sunder trad in januari 1981 aan als opvolger van Francis Bay bij de BRT Big Band, het televisieorkest van de Vlaamse omroep. In een krantenartikel dat het nieuws brengt, wordt al gespeculeerd: “Zijn vuurproef als nieuwe baas van de bigband zou de komende Eurosong-reeks kunnen zijn, waarin het liedje voor Dublin wordt gekozen, maar dat staat nog niet vast.” Immers, bij de tweejaarlijkse Vlaamse voorronde was vrijwel steevast Francis Bay met zijn bigband betrokken geweest. Echter, mogelijk waren in 1981 de voorbereidingen van Eurosong, zoals de Belgische finale voor het songfestival inmiddels werd genoemd, al in een te ver gevorderd stadium, want een orkest was in het Amerikaans Theater in Brussel bij de drie halve finales en de finale niet te bekennen. 

Omdat Sunder op geen enkele wijze bij de preselectie betrokken was, werd hij ook overgeslagen toen een dirigent voor het tot Belgische inzending uitverkoren stuk ‘Samson’ van Emly Starr moest worden aangewezen. In plaats daarvan stond bij de internationale finale van 1981 in Ierland de medecomponist en arrangeur van het nummer, de Italiaanse Waal Pino Marchese, namens België voor het RTÉ Concert Orchestra.

Alle deelnemers in de Eurosong-finale van 1983: Wim De Craene, Yvette Ravell, Sofie Verbruggen, Venus, Marina Marcia, Espresso, Bart Kaëll, Pas De Deux en Gene Summer

Twee jaar later, in 1983, is Sunder met zijn BRT Big Band wél van de partij in wat wellicht de meest omstreden en veelbesproken Vlaamse festivalvoorronde ooit zou worden. In de preselectie dingen drie zangeressen, drie zangers en drie beginnende groepen mee naar het ticket naar de internationale finale in München. Publieksfavorieten als Wim De Craene, Sofie Verbruggen en Bart Kaëll hadden het nakijken, omdat de jury vrijwel unaniem het maximum van de punten toekende aan een experimentele groep uit Leuven, Pas De Deux, bestaande uit componist Walter Verdin en de zangeressen Dett Peyskens en Hilde Van Roy. Zij brachten het, zeker in de context van het songfestival, hoogst ongebruikelijke ‘Rendez-vous’, waarin telkens dezelfde tekstregel wordt herhaald (‘Rendez-vous, maar de maat is vol en mijn kop is toe’), afgewisseld met instrumentale stukken waarin een bijzondere rol voor de trombones is weggelegd. 

De overwinning is des te opmerkelijker, omdat Pas De Deux pas op het allerlaatst voor het festival was gevraagd, zo vertelt componist Walter Verdin. “Rond die periode bestond ons groepje net een jaar of wat, maar erg veel aandacht in België hadden we nog niet gekregen. Daarom stapte ik naar de BRT, waar men mij wel kende omdat ik een paar jaar daarvoor als soloartiest een hit had gehad. Op de omroepburelen liet ik een clip van één van onze liedjes zien aan Ward Bogaert. Die was daar destijds Hoofd Lichte Muziek. Na het zien van dat clipje begon hij over Eurosong. ‘Hebt ge geen zin met die twee meisjes daaraan mee te doen? Dat ziet er goed uit op tv.’ Ik vermoed dat hij voor Dett en Hilde was gevallen. Ik heb geen moment getwijfeld, want dit was goede promotie voor onze groep. Het was voor ons een kans om eens op televisie te komen, maar ik had nooit gedacht dat wij zouden winnen van kleppers als Wim De Craene en Sofie.” 

“Het was de bedoeling dat je drie nummers aanleverde voor Eurosong”, vervolgt Verdin. “We hadden er al twee liggen – en het derde heb ik op één avond snel geschreven, de dag voordat we het moesten inleveren bij de BRT. Dat laatste liedje was ‘Rendez-vous’. Dat heb ik ingespeeld op een goedkope synthesizer, een Casio. Toen we het met de bigband van Freddy Sunder mochten spelen, heb ik er de blazers bijgeschreven. Nu ben ik geen geschoold muzikant, maar mijn oudere broer Joris is dat wel. Hij heeft me technische adviezen gegeven over hoe het best die blazersakkoorden te schrijven. Het trombonearrangement was een inval, iets waarover ik niet eens bewust heb nagedacht. Om de een of andere reden leek het me een goed idee om die loopjes tussen de vocale stukken door die trombones te laten spelen.”

Walter Verdin weet ook nog te vertellen dat de musici van de BRT Big Band zijn lied aanvankelijk niet wilden spelen: “Vooraf hadden ze bij Rudi Sillen, de regisseur van het programma, hun beklag gedaan. Samen met Freddy heeft Rudi ze toen moeten overtuigen dat ze het ook niet moesten zien als bigbandmuziek, maar in de minimalistische strekking.”

Desgevraagd bevestigt regisseur Rudi Sillen het verhaal van Verdin: “In de voorbereiding op het programma kwam Freddy mij vertellen dat zijn muzikanten ‘Rendez-vous’ niet wilden spelen. Samen met de producer heb ik hem duidelijk gemaakt dat dit niet kon. Daarna ben ik zelf met enkele muzikanten gaan praten, die ik al kende van andere programma’s die we samen gemaakt hadden. Ze vonden dat ze zich belachelijk maakten, omdat het muziek was van beneden hun niveau. Wij wezen hun erop dat blazerspatronen van het type zoals te horen in ‘Rendez-vous’ ook terug te vinden waren in de jazz en klassieke muziek. Na de uitzending en de winst van Pas De Deux gaven ze schoorvoetend toe dat het op een bepaalde manier ook wel weer verfrissende muziek was. Het gebeurde allemaal tegen de achtergrond van een situatie waarin binnen de omroep steeds meer vragen werden gesteld bij het bestaansrecht van het orkest. Freddy was natuurlijk gitarist geweest bij Fernand Terby en in andere orkesten; en zijn collega’s in de bigband lieten hem regelmatig voelen dat ze zijn autoriteit in vraag stelden nadat hij hun dirigent was geworden. In dat licht moet ook hun protest bij deze preselectie worden gezien.”

Pas De Deux in 1983 - componist Walter Verdin geflankeerd door Hilde Van Roy (links) en Dett Peyskens

In het Amerikaans Theater slaat de juryuitslag in als een bom. De winst van Pas De Deux wordt op boegeroep onthaald. Hoe kon de winst naar de grootste outsiders uit het deelnemersveld zijn gegaan? Desgevraagd herinnerde Freddy Sunder zich in een interview in 2009 dat de jury in de voorronde een stemadvies had gekregen: “Uit de wandelgangen heb ik vernomen dat men bij de BRT dat jaar zo verstandig was geweest om alle liedjes die voor de voorronde waren uitgeselecteerd, door te sturen naar Sabam, de Belgische vereniging van componisten, auteurs en muziekuitgevers. Die hebben de liedjes beoordeeld. Naar toen bleek, had het liedje van Sofie, dat de favoriet was van de jury, te veel gelijkenissen met een al bestaand nummer. Sabam heeft de BRT toen het advies gegeven om dat liedje niet uit te kiezen; het risico op een aanklacht wegens plagiaat zou te groot zijn. Vervolgens is Pas De Deux met ‘Rendez-vous’ gekozen. Men wilde met iets origineels komen; iets dat buiten het patroon van een ‘gewoon’ songfestivalliedje viel.”

“Van dat verhaal heb ik nooit iets gehoord”, zegt een verbaasde Walter Verdin. “Ik betwijfel ook of het klopt, maar het kan een gerucht zijn dat bij de BRT rondging destijds. Het is waar dat het nummer van Sofie heel erg leek op ‘You Can’t Hurry Love’ van Phil Collins. Feitelijk was het plagiaat. Wel heb ik eens gehoord dat de manager van Sofie, Rik Vervecken, kwam voorrijden met een auto vol flessen champagne voor de jury. Behalve Sofie had hij nog één of twee ijzers in het vuur die avond, en hij wilde op die manier de jury verleiden één van zijn artiesten te kiezen. Daarop zouden die juryleden zo beledigd zijn geweest dat ze er juist voor hebben gezorgd dat de artiesten van Vervecken niet wonnen. In hun kamp was na afloop de verbijstering groot. Fred Bekky, die het liedje van Sofie had geschreven, was enorm kwaad op mij. Onwaarschijnlijk! Eigenlijk was de meest sportieve van alle deelnemers nog Wim De Craene. Die kwam een praatje maken en feliciteerde ons. Een heel toffe gast.”

Na het neerdalen van het stof van de tumultueuze voorronde wordt beslist de muzikale begeleiding van het nummer aan te passen voor de internationale finale in München. De partituur krijgt een aanvullend strijkersarrangement. Freddy Sunder herinnert het zich als volgt: “Op verzoek van de directeur van de BRT heb ik vervolgens bij het nummer op het allerlaatste moment voor de internationale finale in München nog een strijkersarrangement geschreven. Bij de voorronde in België werd het in de versie van Walter Verdin gespeeld: dat wil zeggen, met alleen blazers. We wilden echter niet dat in beeld de strijkers van het Duitse festivalorkest met hun handen over elkaar zouden zitten; dat zou zonde zijn geweest.”

Geconfronteerd met deze woorden van Freddy Sunder, legt Walter Verdin uit dat de aanpassing van het arrangement wat anders in zijn werk is gegaan. “Vermoedelijk is er na de voorronde wel overleg geweest met Freddy over het uitbreiden van het partituur, maar de strijkers van de versie die in München werden gespeeld, zijn geschreven door mijn broer Joris. Ik neem het Freddy helemaal niet kwalijk dat hij je dat verteld heeft. Met het vorderen van de jaren merk ik ook zelf dat de herinneringen soms een loopje met je nemen. Overigens heeft Freddy uiteindelijk wel een kleine bijdrage geleverd aan het arrangement. Eenmaal in München nodigde hij me uit op zijn kamer in het hotel. Hij deed de deur open gekleed in een blauw gestreepte pyjama. Aan een tafeltje hebben we samen de partituur nog eens doorgenomen. Freddy stelde voor om de dwarsfluit van de backing track te dubbelen met een piccolofluitje uit het orkest. Dat was een goed idee, waar ik meteen mee akkoord ging.”

Freddy Sunder met het bolhoedje dat hij uiteindelijk van BRT-delegatieleider Ward Bogaerts niet mocht dragen bij de internationale festivalfinale in München

In een interview vlak voor vertrek naar West-Duitsland vertelde Sunder dat hij van plan was een bolhoed te dragen tijdens het dirigeren van het orkest in de internationale finale: “Jarenlang zocht ik naar zo’n hoed, totdat één van mijn muzikanten vertelde dat zijn ouders ooit een hoedenfabriekje hadden waar dergelijke hoeden werden gemaakt. En hij had er nog een achttal, waarvan ik er één kreeg. Ik hou echt van die hoed. Ik ben er helemaal weg van. En omdat ik er zo trots op ben, zal ik hem dragen in München. Hij past trouwens perfect bij mijn zwarte smoking, dezelfde die ik ook in het Amerikaans Theater droeg.”

Samen met de andere leden van de Belgische delegatie reist Freddy Sunder per trein naar het Eurovisiesongfestival, dat wordt gehouden in de Rudi-Sedlmeyer-Halle in het centrum van de Beierse hoofdstad. Toen we Sunder vroegen wat hij zich zoal van het verblijf herinnerde, hoefde hij niet lang na te denken. “Vooral de draconische veiligheidsmaatregelen. U moet bedenken dat het de tijd was waarin Duitsland leefde in de greep van de angst voor extreemlinkse terreurgroepen. De hele week stonden vanaf anderhalve kilometer van het sportstadion waar het festival plaatsvond, gewapende politiemannen die iedereen tegenhielden. Men werkte dat jaar met passen in verschillende kleuren. Het was afhankelijk van de kleur van je pasje of je op een bepaald moment door mocht of niet. Ik had juist afgesproken voor een interview in de hal voor de BRT. Toen bleek dat ik niet de goede kleur had om binnen te komen. Het heeft heel lang geduurd tot er iemand van de Duitse televisie kwam die me er uiteindelijk langs heeft gekregen. Later, bij de festivals in Brussel en in Lausanne, waren de veiligheidsmaatregelen beduidend minder streng.”

In een ouder interview waarin Freddy Sunder dezelfde anekdote vertelde, vroeg hij zich verbaasd af: “Op die manier kun je toch geen feestjes bouwen?” Het is duidelijk: voor gezelligheidsdier als hij was zo’n songfestival niet in onbelangrijke mate een gelegenheid om in een informele setting collega’s te ontmoeten. Hoewel de omstandigheden in München hem niet volledig de gelegenheid gaven zich te ontspannen, was de repetitieweek niet geheel voorbijgegaan zonder een babbel en een drankje, zo lezen we in een Vlaams tijdschrift: “We leerden Freddy Sunder kennen in de bar van het Hilton-hotel in München, waar hij logeerde ter gelegenheid van het Eurovisiesongfestival. Sunder manifesteerde zich als een stevige drinker en een goed verteller. Een bohémien musical. “Diep in mijn hart ben ik te veel artiest om een uitstekend dirigent te zijn van de BRT Big Band”, liet Freddy zich daar ontvallen. “Bij de BRT wordt het muzikale werk verstikt door de administratie.”

Zijn loslippigheid wordt hem door de omroep, zijn werkgever, niet in dank afgenomen. Sunder krijgt voor zijn uitlatingen zelfs een berisping. Wanneer een journalist een jaar later terugkomt op zijn uitspraken in de hotellobby in München, weigert de dirigent deze te herhalen. “Ik hou van mijn job bij de BRT”, is hij stellig. “Die administratie neem ik er graag bij.”

Freddy Sunder was dan wel dirigent van de BRT Big Band, hij had nog nooit eerder een orkest in het buitenland gedirigeerd. Enkele jaren nadien, sprekend over zijn ervaringen in München, liet hij zich eens ontvallen: “In het buitenland durft zo’n orkest je weleens testen, tijdens de repetities zeker. En ze durven ook weleens iets proberen tijdens de uitzending. Dat geeft natuurlijk nog extra spanning en het songfestival is al zo’n zenuwentoestand. Polsslag 120 tot 140 heb ik op dat ogenblik.”


In een later interview legde Sunder uit wat hem in München zo’n kopzorgen had opgeleverd tijdens de repetities; het was een herhaling van zetten van wat er bij de voorronde in Brussel was gebeurd. “De orkestmuzikanten, met de Duitse chef-dirigent voorop, haalden hun neus op voor ons liedje. ‘Die Belgische Delegation… das spielen wir nicht!’, zei die dirigent bij de eerste repetitie, zomaar waar de groep bij was. Vervolgens draaide hij zich om en zag mij staan. Zijn gezicht klaarde ineens op: ‘Aber das ist der Freddy! Weißt du noch? Ich bin der Dieter!’ Bleek dat Dieter Reith te zijn, met wie ik in de jaren ’50 in Düsseldorf maandenlang in allerlei jazzclubs had gespeeld. Daarna ging hij voor het orkest staan en zei: ‘Jullie moeten het spelen! Dit is Freddy Sunder en hij is een veel te goede muzikant om dat nummer niet te spelen!’ Ze hebben zich ook vergist in ons nummer, hoor! Want bij de generale repetitie zat de zaal vol met jonge mensen. En wie denk je dat er toen het meeste applaus kreeg? Pas De Deux! Dat was een geweldig moment. Ik vond het ook een schitterend nummer. Je moet al een heel knappe ezel zijn om dat te bedenken, die combinatie van trombones en zang. Walter Verdin is dan ook een geniale muzikant. Ik heb ze heel graag begeleid en ik had ook een goed contact met de groep.”

“Het klopt wat Freddy over dat Duitse orkest vertelt”, bevestigt Walter Verdin. “Bij de eerste twee repetities speelde een groot deel van de musici niet mee. Ik was daarover echt in paniek, maar gelukkig speelden ze tijdens de generale repetitie en op de avond zelf op volle kracht en dat klonk picobello. Pas achteraf heb ik gehoord dat hij die mensen echt heeft moeten overtuigen om ons liedje te spelen, precies zoals in Brussel bij de preselectie.”

“Het was prettig met Freddy samen te werken in München”, besluit Verdin. “Hij was een warme persoonlijkheid; een heel toffe, open mens. Ik zag ook behoorlijk naar hem op. In Vlaanderen was hij een monument; de dirigent van de BRT Big Band, en die begeleidde ons op het songfestival! Natuurlijk was hij daar in functie als medewerker van de omroep, maar volgens mij heeft hij in München ook werkelijk zijn best gedaan om tot het best mogelijke resultaat te komen.”

Ondanks een sterke uitvoering en mooie wisselwerking tussen de Belgische zanggroep op het podium en het Duitse orkest, wisten de internationale jury’s ‘Rendez-vous’ nauwelijks te waarderen. Aan het eind van de avond had Pas De Deux 13 punten verzameld, goed voor een op twee-na-laatste plaats in de eindrangschikking. Voor Freddy Sunder kwam het resultaat niet als een verrassing: “Vooraf had ik al wel gevreesd dat het liedje niet zo ver zou komen, omdat het zo’n ongebruikelijk stuk muziek was. Feitelijk kon het [de groepsleden] na afloop ook niet zo veel schelen dat het weinig geworden was. Nee, ik heb me daar uitstekend geamuseerd.” En die bolhoed, hoe liep het daarmee af? “Dat werd me door de notabelen van de BRT die mee waren verboden. Die vonden het blijkbaar niet gepast.”

Partituur van 'Rendez-vous', zoals gespeeld bij de finale van het Eurovisiesongfestival van 1983 in München

Het zou vier jaar duren alvorens Freddy Sunder nog eens het songfestivalorkest zelf mocht dirigeren, want in 1985 organiseerde de BRT geen preselectie. Na veel geharrewar, waarbij een avantgardistische compositie van Frederic Devreese met een tekst van Hugo Claus door de omroep naar de prullenbak werd verwezen, viel de keus van de intern aangewezen jury uiteindelijk op het weinig opmerkelijke ‘Laat me nu gaan’, een stuk van BRT-huiscomponist Pieter Verlinden. Voor de vertolking werd theaterartieste Linda Lepomme aangezocht. Omdat de BRT Big Band niet betrokken was geweest bij de voorronde, voelde de omroep ook niet de noodzaak een budget opzij te zetten om Freddy Sunder als dirigent mee te sturen naar de internationale finale in Gotenburg, waar slechts een zeer kleine Belgische delegatie Linda Lepomme omringde. In Zweden was de Belgische zangeres de enige artiest die het zonder een eigen dirigent moest stellen; op verzoek van de BRT nam de chef-dirigent van het festival, Curt-Eric Holmquist, de honneurs waar. Gezien de voorgeschiedenis niet verrassend eindigt deze Belgische inzending op de allerlaatste plaats.

Het volgende jaar was de Franstalige omroep RTBF weer aan de beurt om de Belgische inzending aan te wijzen; de keus viel op ‘J’aime la vie’, uitgevoerd door het dertienjarige Luikse zangeresje Sandra Kim – en met dat lied werd in de internationale finale in het Noorse Bergen ook de eerste (en tot dusverre enige) Belgische festivaloverwinning behaald. Het plaatarrangement van het liedje kwam voor rekening van de Waalse musicus Jean-Paul Lebens – en omdat er bij de RTB-voorronde geen orkest bij aan te pas was gekomen, moest nadien dit geheel met synthetische instrumenten ingespeelde arrangement worden omgezet in een live-orkestpartij die door het Noorse festivalorkest kon worden gespeeld. Daarbij deed Lebens, met tussenkomst van RTB-dirigent Jo Carlier, een beroep op de hulp van Freddy Sunder.

“Jean-Paul Lebens was nog maar een jonge vent”, zo vertelde Sunder. “Bij de liveversie van het songfestival moesten er ook strijkers geschreven worden, maar daar kwam hij niet uit. Jo Carlier heeft toen tegen hem heeft gezegd: ‘Ga maar naar Freddy Sunder, dat is ‘nen rappe.’ Voor strijkersarrangementen kwam men in die dagen wel vaker bij mij. Die Lebens is bij mij thuis geweest en vervolgens heb ik de strijkers erbij geschreven terwijl hij erbij zat. Het was een kleine moeite. Hij was erg dankbaar en na de overwinning op het songfestival heeft mijn vrouw van hem een grote bos bloemen gekregen.”

“Ik ben er erg trots op dat ik mijn bijdrage heb kunnen leveren aan die Belgische overwinning. Veel Vlamingen gunnen onze Franstalige landgenoten het licht in de ogen niet, maar voor mij telt dat allemaal niet. Doorheen mijn carrière heb ik geweldig fijne Waalse collega’s gehad, stuk voor stuk uitstekende muzikanten. Wanneer je altijd met mensen van beide kanten van de taalgrens hebt samengewerkt, kun je alleen maar met verbazing naar die communautaire ruzies tussen Vlaamse en Waalse politici kijken. Degoutant vind ik dat. Ik ben een Belg, uit volle overtuiging.”

Sandra Kim bij haar winnende Eurovisie-optreden in het Noorse Bergen (1986)

Na de overwinning van Sandra Kim vierden Waals-Vlaamse discussies hoogtij: welk van de twee omroepen zou het festival mogen organiseren, op welke locatie zou het festival worden gehouden en… welk orkest zou de begeleiding verzorgen? Omdat de RTB sinds het opheffen van het televisieorkest van Jack Say in 1978 niet meer over een eigen ensemble beschikt, wordt de mogelijkheid overwogen Freddy Sunder’s BRT Big Band als kern van het Eurovisieorkest in te zetten, maar Waalse trots staat dat in de weg. Voor de locatie valt de keuze uiteindelijk op het Eeuwfeestpaleis in Brussel – al verkeert het in krakkemikkige staat. Vlaamse media en politici hebben er geen goed woord voor over dat, bij allerlei evenementenhallen in Vlaanderen die veel geschikter zouden zijn voor het festival, toch wordt gekozen voor de locatie op de Heizelsite. 

Niet onverwacht gezien zijn belgicistische opvattingen, wilde Freddy Sunder niet meegaan in dit Vlaamsgezinde discours. Desgevraagd liet hij een journalist weten: “Als muzikant ben ik begaan met de technische kant van de zaak, maar ik voorzie geen problemen. Als de RTB genoeg geld bij elkaar krijgt, zullen ze zelfs de Heizel tiptop in orde krijgen. De kwaliteit zal niet lijden onder het politieke geharrewar, want die Franstalige technici hebben óók hun beroepstrots, hoor. Nu de samenwerking tussen BRT en RTB is stopgezet, is het mogelijk dat ze voor het festival met freelancemuzikanten zullen gaan werken en niet met ons ervaren orkest. Dat de zaak een communautair karakter heeft gekregen, zit me dwars. Tussen de BRT en de RTB zijn er geen misverstanden. Alleen de Waalse deelregering is verantwoordelijk. De politici vergeten dat er voor de EBU (Europese Omroepunie – BT) maar één land bestaat. En als we niet als één land optreden, raken we straks het hele festival nog kwijt.”

Zo ver komt het uiteindelijk niet, maar inderdaad blijft de BRT Big Band buitenspel bij het internationale songfestival. Jo Carlier, door de RTBF aangesteld als chef-dirigent, vormt speciaal voor het evenement een freelanceorkest dat is samengesteld uit musici van beide zijden van de taalgrens. Freddy Sunder heeft er alle vertrouwen in, zo stelt hij: “Jo heeft de beste muzikanten uitgezocht, 57 man, allemaal topkwaliteit. De gastdirigenten zullen tevreden zijn.”

Sunder's accreditatiepas voor de internationale festivalfinale in de Brusselse Heizel

Zoals al was gebleken in het jaar ervoor, toen Carlier de arrangeur van ‘J’aime la vie’ naar Freddy Sunder had doorgestuurd, waren de lijntjes tussen Sunder en de Luikse trompettist-orkestleider kort. “Ik kende Jo al veel langer en hij was een goede vriend van me”, bevestigt Sunder. “Bij het festival van Spa, waar de variétémuziek centraal stond, heb ik vaak als gitarist in zijn orkest gezeten. Een erg opvliegende man, trouwens... Als het niet naar zijn goesting ging, schold hij muzikanten en zangers de huid vol. Voorafgaand aan dat songfestival in Brussel heb ik samen met Jo eens een onderzoek uitgevoerd. Hans Kusters, een muziekuitgever, had lopen klagen dat deelname aan het songfestival alleen maar geld kostte en dat het daarom niet aantrekkelijk was om eraan mee te doen. Ik wilde gewoon bewijzen dat dat onzin was. En Jo was daarvoor te vinden, hè! De uitslag van ons onderzoek was dat zelfs de nummer laatst van het songfestival van het jaar ervoor nog tien miljoen frank overhield aan deelname. De Vlaamse Story heeft dat gepubliceerd.”

Hoewel zelfs daarover op een bepaald moment discussie ontstond, was het niet de RTB, maar – zoals gebruikelijk in oneven jaren – de BRT die de Belgische kandidaat voor het festival leverde. Uit de nationale finale, met de medewerking van het ‘versterkt’ BRT-orkest – de bigband aangevuld met strijkers –, kwam de ervaren zangeres Liliane Saint-Pierre naar voren als winnares met het pakkende ‘Soldiers Of Love’. Vanzelfsprekend zou Freddy Sunder als muzikaal leider van de voorronde ook bij het internationale festival in Brussel voor dit lied het orkest dirigeren. Liliane was er alvast blij mee, zo verklaarde ze na de winst in de voorronde: “[Het is] goed dat Freddy ook op 9 mei van de partij is. Hopelijk brengt hij me die avond ook geluk.”

“Freddy heeft die functie van dirigent bij het songfestival voor mij heel stijlvol volbracht”, meende ze later. “Het arrangement was niet van hem, maar van Gyuri Spies, die met mij en Marc De Coen het liedje ook had geschreven. Freddy kende ik overigens al veel langer. Vanaf begin jaren ’70 kwam ik hem geregeld tegen bij televisieopnames en liveoptredens, waarbij hij dan optrad als begeleidend gitarist. Freddy is een terecht gewaardeerd, zéér talentvolle muzikant. Zijn kennis over, en passie voor de muziek is ongeëvenaard. Bovendien is hij een charmante man met een eigenzinnige visie op het leven. Hij heeft een brede interesse, weet zeer goed wat hij wil en laat zich door anderen niets dicteren – en dat bedoel ik als een compliment, want eigenzinnigheid is mij ook niet vreemd.”

Sunder backstage bij het Eurovisiesongfestival in het Brusselse Eeuwfeestpaleis met één van de door de Belgische televisie ingehuurde kappers

Net als in München was voor Freddy Sunder het festival in Brussel niet vrij van stress en spannende momenten: “Liliane Saint-Pierre was gedurende het grootste deel van de week haar stem kwijt. Ze zat echt in de ellende hoor! Toen heb ik haar in bescherming genomen… ik ben naar Jo Carlier gestapt en daarna naar de chef-techniek om toestemming te vragen of wij een paar keer konden repeteren zonder dat Liliane hoefde te zingen. Dat mocht. Uiteindelijk tijdens de uitzending had ze haar stem terug en gaf ze een feilloze uitvoering. Daarnaast herinner ik mij goed dat de Nederlandse dirigent Rogier van Otterloo toen al ernstig ziek was. Niet lang na dat songfestival is hij overleden. Hij lag het grootste deel van de week op zijn kamer. Op verzoek van Willem van Beusekom (chef van de Nederlandse delegatie in Brussel – BT) heb ik Rogier vervangen tijdens de repetities. Gelukkig kon hij tijdens de uitzending wél voor het orkest staan.”

Toch was er zelfs in deze omstandigheden voldoende ruimte voor ontspanning, zo vertelde Sunder verder. “Het festival was goed georganiseerd en ik heb een erg gezellige week gehad. Zelf trok ik gedurende zo’n week zelden met de artiesten en producers op, maar veel meer met de muzikanten uit het orkest en de dirigenten. In het bijzonder met Ronnie Hazlehurst van de BBC en Noel Kelehan uit Ierland was ik veel te vinden. Ik kende hen natuurlijk van de Knokke Cup (een in 1986 voor het laatst gehouden internationaal muziekfestival in de gelijknamige West-Vlaamse badplaats – BT) en Noel had ik al in de jaren ’70 regelmatig ontmoet bij verschillende edities van het Nordringfestival. Een formidabele jazzpianist en een schitterende vent! Een paar dagen na mijn benoeming als dirigent van de BRT-band in ’81 kreeg ik van hem een envelop toegestuurd met daarin een door hemzelf geschreven bigbandarrangement van ‘What’s Another Year’. Echt in de stijl van Count Basie, formidabel! Dat was zijn cadeau aan mij.” 

“Noel was tijdens zo’n festivalweek altijd goed van innemen. Met Noel en Ronnie sprak ik altijd af: ‘Let’s have a drink tonight!’ Als we de kans kregen, gingen we elke avond pintelieren. Dat betekent niet dat we ons van het songfestival verder niks aantrokken, hoor! We gingen ook naar de repetities van andere landen, omdat we nieuwsgierig waren waarmee die kwamen aanzetten.”

Liliane Saint-Pierre tijdens haar uitvoering van 'Soldiers Of Love' op het Eurovisiesongfestival van 1987

Hoewel op meer was gehoopt, moest Liliane Saint-Pierre zich in Brussel tevreden stellen met een plaatsje in de middenmoot van de eindrangschikking. Twee jaar later was het wederom de beurt aan de BRT een inzending te kiezen. Onder de twaalf kandidaten die in het vertrouwde Amerikaans Theater om de hoofdprijs streden, waren gekende namen als Margriet Hermans en Jimmy Frey, maar ook de door Roland Verlooven geproduceerde jonge popgroep Clouseau. Als vanzelfsprekend is Freddy Sunder er met zijn orkest weer bij. 

Voor Sunder was het om persoonlijke reden een avond om vlug te vergeten, zo vertelde hij: “In de week van de Belgische finale voor Eurosong werd ik plots zeer zwaar ziek. Mijn ergste en pijnlijkste crisis kreeg ik de dag voor de uitzending. Ik dacht er toen zeer ernstig over na om me te laten vervangen want ik moest me echt naar het Amerikaans Theater slepen. Zelfs ’s zaterdags speelde ik nog met de gedachte om ermee te kappen. Ik moest me aan mijn dirigeertafeltje vasthouden omdat ik op mijn benen stond te trillen. Het zweet stond op mijn voorhoofd. Tijdens het optreden van Will Tura en Adamo (die de pauzeact verzorgden – BT) kon ik het niet meer uithouden en ben ik weggegaan. Ik was nog net bij krachten om na de bekendmaking van de winnaar één nummer te dirigeren.”

“Ik had hoofdpijn, diarree, pijnlijke buikkrampen, last van oververmoeidheid en geen eetlust. Zes dagen na de Eurosong-finale mocht ik voor de eerste keer een lichte maaltijd eten. Nu voel ik me opnieuw de oude. Ik hoop dat ik nooit meer zo moet afzien. Volgens mijn dokter had ik een zware darmontsteking, maar hij schreef me per ongeluk de verkeerde medicatie voor. Ook dat nog!” Voor wat betreft de oorzaak van zijn slechte gesteldheid in die dagen stak Sunder, openhartig als altijd, de hand in eigen boezem: “Enkele dagen voor de eerste tv-repetities was ik te gast op een feestje, waar het wat uit de hand liep. Ik heb daar overdreven met drank en eten. Bovendien had ik toen al last van stress en vermoeidheid. Die samenloop van factoren bezorgde me een darmontsteking. Ik ben tenslotte ook niet meer van de jongsten.”

Ingeborg met Stef Bos na hun overwinning in de finale van Eurosong 1989

Voor Sunder, die altijd de voorkeur gaf aan de informele omgang met collega’s, was de voorbereiding van zo’n Eurosong-voorronde sowieso een setting die hem niet zo beviel: “Voor mij was dat geen prettige week want ik moest me ten opzichte van al de kandidaten heel afstandelijk opstellen. Het gaat om een wedstrijd en ik wil niet dat er iemand denkt dat ik de ene of de andere wil bevoordelen. Ik mocht dus met niemand een pint drinken of wat babbelen. Ook al ken ik heel wat artiesten persoonlijk, toch moest iedereen mij met meneer Sunder aanspreken.”

Tot verrassing van velen wint niet Clouseau met ‘Anne’, maar een verstilde, enigszins cabaretesk aandoend liedje van de hand van Stef Bos, ‘Door de wind’. Het wordt vertolkt door de jonge zangeres Ingeborg. Ook Freddy Sunder had deze uitslag niet zien aankomen. “‘Door de wind’ is een schoon liedje hoor, daar niet van, maar het is ongeschikt voor een internationaal podium als het Eurovisiesongfestival”, zo stelde hij twintig jaar na dato. “Niet alleen ik, maar mijn hele orkest… wij waren verrast dat Clouseau de voorronde niet won. Je moet daarbij bedenken dat muzikanten niet zozeer letten op de tekst van een liedje, maar veel meer op dingen als harmonische wendingen. In dat opzicht was ‘Anne’ enorm goed in elkaar gestoken. Goed gezongen ook, trouwens!”

Wanneer wij hem vragen naar Freddy Sunder en zijn Eurosong-orkest, kan Stef Bos, de 27-jarige componist van het winnende lied, zich onmiddellijk een voorval uit de repetities voor ogen halen. “In het midden van het nummer stapte het orkest als één man op om van de syndicale break te gaan genieten. Zo ging dat toen bij de BRT, echt op de minuut af. Dan kwam de hele kudde in beweging. Het was koddig om te zien, maar voor mij als idealistische jonge hond ook vreemd om mee te maken. Freddy kon daar niks aan doen, want hij was zeker niet zo’n type. Hij was een echte vakman, eerlijk en groots; aangenaam in de omgang en ontzettend kundig als dirigent. Daarnaast kon hij zich ook verplaatsen in de positie van zanger, songwriter en muzikant – logisch gezien zijn eigen verleden als artiest. Na het songfestival heb ik hem nooit meer ontmoet, maar hij was één van de mensen van de oudere generatie die mij in die beginjaren in de muziekwereld gegidst heeft. Dat heeft me goed gedaan en met beide benen op de grond gezet.”

Accreditatiepas van het derde en laatste Eurovisiesongfestival waarbij Freddy Sunder als dirigent betrokken was, in 1989 in het Zwitserse Lausanne

Het Eurovisiesongfestival van 1989 werd in Lausanne gehouden. Voorafgaand aan het vertrek naar Zwitserland krijgt Freddy de vraag van een journalist of hij zich verheugt op het festival. Niet heel erg, zo blijkt: “Vroeger keek ik daar inderdaad naar uit, maar nu niet meer. Vroeger was het Eurovisiesongfestival één groot, gezellig feest. Dat is allemaal verleden tijd sinds de enorme veiligheidsvoorschriften en het grootschalige karakter. Je mag niet vergeten dat er nu al tweeëntwintig landen aan de liedjeswedstrijd deelnemen. Dat is te veel en veronderstelt een gigantische organisatie waardoor er tussen de verschillende ploegen weinig contact mogelijk is. Ik ben er trouwens van overtuigd dat het toelaten van soundmix op het podium meer slecht dan goed heeft gedaan. Zoals je weet mogen er op het podium zes muzikanten staan als die ook de muziek op de geluidsband vertolken. Die regel is een dode letter. Ik beweer dat er op het podium heel wat ‘muzikanten’ verschijnen die het instrument dat ze vasthouden, niet kunnen bespelen.”

Voor de zekerheid voegde de dirigent er wel nog aan toe dat er nu ook weer geen sprake is van tegenzin. “Nee, zo erg is het nu ook weer niet. Ik hou nog steeds van mijn job als orkestleider en wil Ingeborg zo goed mogelijk begeleiden.” Ook bij ons interview met Freddy, twintig jaar later, herinnerde hij zich nog hoe hij zich ergerde aan het hand over hand toenemen van het gebruik van steunbanden. In Zwitserland lieten drie landen – West-Duitsland, Oostenrijk en IJsland – het orkest zelfs helemaal links liggen. 

“Wij als dirigenten waren daar inderdaad furieus over. Alle aanwezige dirigenten hebben toen een manifest ondertekend dat het gebruik van steunbanden verboden zou worden en dat voortaan alle muziek weer live gespeeld moest worden. We hebben dat aangeboden aan Frank Naef, die destijds de grote organisator van het songfestival was. Nee, het heeft helaas niets opgebracht. Bovendien heb ik er nog last mee gehad. De BRT heeft het me kwalijk genomen dat ik zonder overleg vooraf mijn handtekening heb gezet. Zij vonden dat ik buiten bevoegdheid was getreden.”

België's kandidate Ingeborg tijdens de repetities van het Eurovisiesongfestival in Lausanne / foto genomen door de pianist van het Eurovisie-orkest van dat jaar, Rui dos Reis

Met Ingeborg loopt het in de puntentelling niet zo goed af. Met dertien schamele puntjes eindigt ze op een negentiende plaats. Voor Sunder kwam het resultaat niet als een verrassing: “Ingeborg – Mieke Sergeant heet ze eigenlijk, schat van een kind trouwens – was indertijd ook nog te jong, te fragiel en te zeer in zichzelf gekeerd om een groot publiek te veroveren. Ze werd daar in Lausanne in één keer voor de leeuwen gegooid. Volgens mij kon ze daar niet tegen. Als je ze nu hoort, zul je constateren dat ze veel beter is geworden. Gelukkig heeft ze na het songfestival een prima carrière gekregen.”

Het festival in Lausanne was meteen de laatste keer dat Freddy Sunder bij de liedjeswedstrijd betrokken was. In de eerste maanden van 1991 werd de BRT Big Band opgeheven en trad hij uit omroepdienst. Met de BRT-inzending van dat jaar, Clouseau’s ‘Geef het op’, heeft hij geen bemoeienis meer. Toen we hem, terugkijkend op zijn lange loopbaan, vroegen welke plaats die drie songfestivaldeelnames daarin innamen – en of hij trots was op dat podium te hebben gestaan, stelde hij: “Trots niet direct, maar ik heb het altijd wel fijn gevonden om het te doen en het waren érg leuke weken om mee te maken. Wel heb ik me steeds afgevraagd of ik wel de geschikte persoon was voor het songfestival. Voor een jazzconcert draai ik mijn hand niet om, maar zo’n festival was altijd erg hectisch. Ik speel muziek om plezier te maken. Dat is ook wat jazzmuziek in essentie is: dansen en plezier maken. Bij zo’n songfestival dreigde het muzikale aspect door alle externe omstandigheden soms wat naar de achtergrond te verdwijnen.”

Wel was hij naar het Eurovisiesongfestival blijven kijken, zo bleek – want hij had de Rus Dima Bilan (2008) en de Noor Alexander Rybak (2009) zien winnen. Over de laatste was hij duidelijk enthousiaster dan over de eerste: “Beroepshalve moet je dat [songfestival] volgen, vind ik. Ik moet wel bekennen dat ik dat niet altijd met heel veel enthousiasme doe. Meestal neem ik het op en kijk ik het ’s anderendaags terug; dan kan ik doorspoelen wat me niet bevalt… Wat ik heel erg vond, was dat Russische liedje dat vorig jaar won, met die schaatser op het podium. Dat kan toch allemaal niet? Ik heb bij Frank Sinatra of Sting, om maar twee voorbeelden te noemen, nooit meegemaakt dat halverwege een nummer danseressen of schaatsers het podium kwamen op zwieren. Die hebben dat niet nodig, al die attributen. Maar eigenlijk heeft niemand het nodig. Meer dan een microfoon, een zanger of zangeres en een orkest moet je niet hebben! Gelukkig was het dit jaar (in 2009, dus – BT) veel beter. Ik was blij dat er eindelijk weer een jury was. Misschien was het daaraan te danken dat de Noren wonnen. Ik vond het winnende liedje erg sterk! Het programma was nu sowieso het aanzien veel meer waard dan in voorgaande jaren.”

Zingend op het podium met Liliane Saint-Pierre tijdens een freelance-optreden in 1989 

ANDERE ARTIESTEN OVER FREDDY SUNDER

Verschillende getuigenissen van andere artiesten over Freddy Sunder zijn verwerkt in het bovenstaande.

EUROVISIEDEELNAMES VAN JAAR TOT JAAR

Land – België
Inzending – "Rendez-vous"
Uitvoering – Pas De Deux (Dett Peyskens / Hilde Van Roy / Walter Verdin)
Tekst – Paul Peyskens / Walter Verdin
Compositie – Walter Verdin
Studioarrangement – Walter Verdin
Orkestratie – Walter Verdin / Joris Verdin / Freddy Sunder 
Dirigent – Freddy Sunder
Score – 18e plaats (13 punten)


Land – België
Inzending – "J’aime la vie"
Uitvoering – Sandra Kim 
Tekst – Rosario Marino Atria
Compositie – Angelo Crisci / Jean-Paul Furnémont
Studioarrangement – Jean-Paul Lebens 
Orkestratie – Jean-Paul Lebens / Freddy Sunder 
Dirigent – Jo Carlier
Score – 1e plaats (176 punten)


Land – België
Inzending – "Soldiers Of Love"
Uitvoering – Liliane Saint-Pierre
Tekst – Liliane Keuninckx
Compositie – Liliane Keuninckx / Marc De Coen / Gyuri Spies
Studioarrangement – Gyuri Spies
Orkestratie – Gyuri Spies 
Dirigent – Freddy Sunder
Score – 11e plaats (56 punten)


Land – België
Inzending – "Door de wind"
Uitvoering – Ingeborg Sergeant
Tekst – Stef Bos
Compositie – Stef Bos
Studioarrangement – Roland Verlooven
Orkestratie – Roland Verlooven
Dirigent – Freddy Sunder
Score – 19e plaats (13 punten)


BRONVERMELDING
  • Bas Tukker interviewde Freddy Sunder bij hem thuis in Deurne, Antwerpen, juli 2009; dit interview werd gepubliceerd in het magazine EA-Nieuws (2009-2010, no. 1) onder de titel: “Belgien? Das spielen wir nicht”
  • Een korter interview met Freddy Sunder, hem afgenomen kort voor zijn dood door Raymond Stroobant en te vinden op de website van de Vlaamse Radio 1
  • Gerrit Six, “Het orkest hunner dromen”, in: Knack, 2 januari 1991
  • Verdere citaten zijn afkomstig uit diverse interviews die Freddy Sunder gaf aan kranten en magazines in de periode 1981-1990; allen gevonden in Freddy Sunder’s plakboeken (en niet exact te dateren)
  • Dank aan Walter Verdin (2023), Rudi Sillen (2023), Liliane Saint-Pierre (2009) en Stef Bos (2009) voor het delen van hun herinneringen aan de samenwerking met Freddy Sunder als dirigent in het kader van het Eurovisiesongfestival
  • Verdere informatie werd in verschillende interviews ingewonnen bij Rony Brack, Jan Schoukens, Leo Bayezt, Jack Say (Jacques Ysaye) en Rob van der Linden
  • Een afspeellijst met muziek van Freddy Sunder is te vinden via deze YouTube-link
  • Foto's met dank aan Freddy Sunder, Leo Bayezt, Jack Say (Jacques Ysaye), Rui dos Reis, Walter Verdin, Ferry van der Zant en de Freddy Sunder Bigband
WEBSITE

No comments:

Post a Comment