Saturday 15 May 1993

BERT CANDRIES (Nederlandse versie)

Navolgend artikel is een overzicht van de carrière van de Belgische bassist, gitarist, arrangeur en producer Bert Candries. De voornaamste informatiebron is een interview met Bert Candries, afgenomen door Bas Tukker in Wezemaal, België, januari 2024. De twee voornaamste onderdelen van het artikel zijn een algemeen carrièreoverzicht (deel 2) en een deel gewijd aan Bert Candries’ betrokkenheid bij het Eurovisiesongfestival (deel 3).

A somewhat abridged, English version of this article is also available by clicking this link

Alle tekst hieronder: © Bas Tukker / 2024


Inhoud
  1. Paspoort
  2. Biografie
  3. Eurovisiesongfestival
  4. Andere artiesten over Bert Candries
  5. Eurovisiedeelnames van jaar tot jaar
  6. Bronvermelding
PASPOORT

Geboren: 6 april 1961, Anderlecht, Brussel (België)
Nationaliteit: Belgische

BIOGRAFIE

Bert Candries werd geboren in een Nederlandstalig gezin in de Brusselse gemeente Anderlecht. Hij groeide op bij zijn grootouders. “Dat kwam omdat mijn vader heel jong is gestorven. Die was beroepsmilitair en werkte als piloot, maar toen hij op missie was in Congo om de blanken daar te evacueren na de onafhankelijkheid, heeft hij een tropische ziekte opgelopen, waaraan hij is overleden. Mijn mama is toen met mij en mijn twee broers ingetrokken bij haar ouders. Bij ons in de familie speelde niemand muziek. Op een gegeven moment, toen ik acht jaar was, kwam ik eens bij een schoolvriendje thuis. Die had een oudere broer die er als een hippie uitzag. Die liet elpees horen van Jimi Hendrix. Het was 1969, hè – het jaar van Woodstock! Ik vond die gitaar meteen fantastisch. Vanaf die tijd luisterde ik naar muziek op de radio. Dat interesseerde me enorm.”

“Niet veel later werd bekend dat er een muziekschool zou worden geopend in Anderlecht. In de schoolklas werd er gevraagd wie er interesse zou hebben; ik was de eerste die zijn vinger opstak! Dus ik met mijn mama naar de muziekschool om me te laten inschrijven. Je moest eerst een jaar notenleer doen, maar ik mocht ook gelijk beginnen op de gitaar. Ik had natuurlijk in mijn achterhoofd al Jimi Hendrix en dacht: ‘Dat gaat hier fantastisch zijn!’, maar dat was absoluut niet zo. Ik kreeg een klassieke gitaar in mijn handen die veel te groot was. Ik kwam er met mijn kin nauwelijks bovenuit en kon de snaren niet zien. Eigenlijk een ramp – en dan steeds maar diezelfde oefeningetjes doen. In de beginjaren was het ploeteren, maar ik heb volgehouden, want al gauw leerde ik een jongen kennen bij de Chiro (katholieke jongerenbeweging – BT) die echt akkoorden speelde en liedjes. Amai, da’s tof! Dat wilde ik ook kunnen. Die heeft mij dat geleerd. Mettertijd werd het ook op de muziekschool interessanter. Ik kreeg een nogal vooruitstrevende leraar die heel andere muziek meenam; Braziliaanse stukken en ook ingewikkelde dingen, een beetje richting avant-garde. Spelenderwijs ging mijn techniek zo natuurlijk vooruit.”

“In die tijd staken we bij de Chiro allerlei groepjes in elkaar van jongens die bezig waren met muziek; vrienden uit Anderlecht en omliggende gemeenten. Dat was allemaal niet hoogstaand, maar wel heel plezant. Samen speelden we in Chiro-zaaltjes of in de parochiezaal. Onze Chiro-leider had een camionet waarmee hij onze materialen vervoerde. Vaak werd ik bij een optreden zelfs nog door mijn mama afgezet. Intussen had ik ook een elektrische gitaar gekocht. In een boekje van Concordia Mail, een postorderbedrijf, had ik tussen de wasmiddelen en strijkplanken ook een elektrische gitaar ontdekt! Het was er niet één van een heel goed merk, maar daarom was hij voor mij betaalbaar. Van mijn spaarcentjes, zo’n 2000 frank, kocht ik die gitaar met een versterkertje erbij. Ik herinner me nog het moment toen die grote kartonnen doos bij ons thuis werd bezorgd. Dat was fantastisch! Voortaan speelde ik uitsluitend nog op die gitaar.”

Bert als jonge adolescent met zijn elektrische gitaar (± 1974)

“Intussen studeerde ik aan een technische school elektronica, niet omdat dat nu zo mijn belangstelling had, maar puur om mijn moeder een plezier te doen. Van haar moest ik een stiel leren, een echte stiel. Elektronica leek me een slimme keus, want dan kon ik zelf mijn versterker repareren, als er iets aan scheelde, maar op die school ging het me al snel tegenstaan. Juist het vak elektronica werd gegeven door een leraar die echt geen toffe mens was… ik wist dat ik het niet nog vier jaar ging volhouden met zo’n kloefklapper! Mijn motivatie daalde naar nul. Bij examens schreef ik de antwoorden af van vrienden die hun boek voor mij openlegden onder de tafel. Bij chemie werd ik betrapt. Daarom moest ik in de zomervakantie een taak doen en in augustus terugkomen voor een herexamen. Toen was er een voorval: Elvis sterft! (in 1977 – BT) Die leraar scheikunde bleek een ongelofelijke fan van Elvis. Toen ik op dat herexamen toekwam, zat hij te wenen. ‘Laat mij gerust’, zei hij. ‘Geef mij uw taak maar, ik neem geen examen af – u bent erdoor!’ Kun je je voorstellen? Gered door Elvis!”

“Toen ik achttien was en mijn diploma elektriciteit haalde, was ik nog steeds volop bezig in verschillende bandjes. Dankzij de muziekschool had ik wat meer techniek dan veel anderen en de muziek was mijn passie. Brussel is een echte muziekstad; je hoorde er muziek van alle uithoeken van de wereld. Op elke hoek van de straat speelde wel een orkestje of een groepje. Zo rolde ik van het één in het ander. Ik vond alles tof en wilde al die stijlen leren spelen… en ik wilde er ook echt mijn beroep van maken! Inmiddels had ik ontdekt dat er in Nederland een mogelijkheid was om jazz- en popconservatorium te volgen, maar dat was buiten mijn moeder gerekend: ‘O manneke toch, dan zijt ge drie jaar kwijt en hebt ge nog altijd gene stiel!’ Ze was er absoluut op tegen.” 

“Nadat ik mijn diploma had gehaald, heeft ze me dan via een bevriende schepen van de gemeente Anderlecht stiekem ingeschreven om stage te doen bij de gemeentelijke openbare werken. Op mijn eerste dag belandde ik ergens op straat in Koekelberg, waar ik een schep in mijn hand kreeg om een put te graven. Tot overmaat van ramp bleek ik te zijn ingedeeld bij de gaswerken en niet bij de elektriciteit! Zo heb ik een aantal maanden niks dan putten moeten graven. Een klein tenger ventje met lang haar tussen allemaal van die geblokte werkmannen! Ik wilde dat niet blijven doen. Dan hebben ze me bij de post van dat bedrijf gezet; heb ik nog een maand of twee enveloppen moeten toeplakken – en dan kwam ik toch eindelijk bij elektriciteit… moest ik in hoogspanningscabines klimmen. Dat was levensgevaarlijk! Ik had daar geen goesting voor. Toen heb ik tegen mijn mama gezegd dat ik ermee ging stoppen. ‘Luister, ik ga muzikant worden. Ik ga u bewijzen dat ik het meen, want ik ga u al mijn dopgeld geven, maar ik wil hoe dan ook in de muziek geraken.’

Bert (links) op het podium met zijn Chiro-bandje in het voorprogramma van Johan Verminnen, december 1976; naast hem Willy Heroes, die ook professioneel musicus zou worden en werkte met onder meer Arno

“Binnen de kortste keren belandde ik in een cajungroepje. Ik speelde er voor een habbekrats, maar het was toch iets. Dan was er ook een meer jazz-getinte band waarmee we Weather Report probeerden te evenaren, wat natuurlijk van geen kant lukte. Van één van de groepsleden kreeg ik de vraag of ik zijn broer zou kunnen helpen om bas te leren spelen. Nu had ik al wel eens een basgitaar in mijn handen gehad, maar daar hield het wel mee op. Ik had zelf niet eens een basgitaar! Dus ik met die jongen naar een muziekwinkel om een bas voor hem te halen – maar toen we daar eenmaal stonden, besloot ik er zelf ook eentje te kopen. Vervolgens zijn we bijna elke dag, zeker een jaar aan een stuk, samengekomen. Eigenlijk was ik meer voor mezelf aan het leren dan voor hem. Op de radio hoorde ik dingen, zoals een plaat van Level 42; en dan ging ik op gehoor de baslijnen uitzoeken. Ik ontdekte welke techniek de bassist van die band had gebruikt en leerde die dan daarna ook aan die jongen. Zo is dat aan het rollen geraakt. Al snel vond ik een groepje waar ze een bassist nodig hadden. Ik vond het tof om allebei te spelen, gitaar en basgitaar.”

“Destijds had Leo Caerts Sr. een opnamestudio in Huizingen, vlak buiten Brussel. Met één van die groepjes waarin ik toen speelde, zijn we daar eens ’s nachts gaan opnemen, gewoon voor de fun. ’s Nachts was het veel goedkoper die studio af te huren dan overdag. Voor mij was het de eerste keer in de studio en ik vond het wel impressionant; koptelefoons, dat mengpaneel – ja, een kind in een snoepwinkel! Even later vroeg de schoonbroer van Leo Junior, de zoon van Leo Caerts met wie ik toen al bevriend was, of ik als bassist wou meespelen bij een liedje dat hij wilde opnemen in diezelfde studio. Dat liedje trok op niet veel, maar in die sessie ontmoette ik wel Stoy Stoffelen, de drummer van Raymond van het Groenewoud. Die was enthousiast toen hij mij hoorde spelen en nodigde me uit mee te doen in een covergroepje, waarin ook andere beroepsmusici speelden; Eric Melaerts onder meer. Ik dacht wel: ‘Amai, als ik met die jongens moet meespelen, ga ik daar wel fantastisch mijn tenen mogen uitkuisen!’ Toch ging het goed; en het was voor mij de ingang geweest naar de professionele muziekwereld.”

“Die eerste ervaringen in die studio in Huizingen hadden me wel gemotiveerd. Ik wilde opnametechniek leren en arrangementen maken. Liedjes schrijven en opnemen, dat leek me geweldig. Voor heel veel geld heb ik dan een viersporencassetterecorder gekocht en wat later ook een klein synthesizertje. Thuis ben ik dan begonnen demootjes te maken van muziek die ik zelf met mijn gitaar en die synthesizer in elkaar stak. In het begin was het vaak erg slecht, maar soms was ik toch niet ontevreden.”

Bert (geheel rechts) als lid van de Brusselse jazz-fusionband Mysterious Travellers, met verder - vanaf links - Jean-Philippe Komac, Christian Mertens, Jean-Louis Kempeneer, Peter Van Puyvelde en Bart Quartier (1980)

“Die eerste opnames in de studio van Leo Caerts in 1982 zijn er mede gekomen door een jongen die ik had leren kennen die teksten schreef, Frank Laus – en voor één van zijn projectjes was hij nadien op zoek naar een zangeres. Vervolgens heb ik voor hem een advertentie laten plaatsen in een Brussels blad, waarop een aantal zangeresjes afkwam. Eén daarvan was een Portugese die zich Gaëll noemde. Michèle Azevedo was haar echte naam. Voor haar hebben die Frank en ik samen een liedje gemaakt, ‘Femme fatale’. Langs een omweg is de demo bij Lou Deprijck beland (toen één van de belangrijkste producers in België – BT), die heeft beslist het op te nemen. Bij de sessie in de RKM Studio was ik aanwezig, maar als jonge gast had ik daar niks te zeggen. Alle studiorotten waren er om dat plaatje op te nemen. Kevin Mulligan, Rony Brack, Jean Pierre Onraedt, Pino Marchese... Het singletje flopte, maar Lou wilde Gaëll nog een kans geven.”

“Bij dat volgende plaatje, waarvoor ik weer de muziek had geschreven, heeft hij mij dan gevraagd de gitaarpartijen in te spelen. Al bibberend kwam ik dan toe in de studio, maar… alle muzikanten konden terug naar huis, want Lou bleek in Afrika te zitten op visvangst. Ja, echt! ‘Il est allé à la pêche en Afrique.’ Een paar weken later is die opname alsnog doorgegaan. Daar stond ik dan tussen al die ervaren musici. Bij de eerste take was ik zo zenuwachtig dat ik mijn gitaarspel begon te versnellen. Kevin Mulligan stelde me dan wat op mijn gemak en zo is het met de hakken over de sloot toch gelukt. Ik had geluk dat ik tussen zulke vriendelijke mensen was beland, want niet alle studiomuzikanten waren zo. Met name Kevin’s adviezen en aanmoedigingen hebben me een zetje in de goede richting gegeven. Toen heb ik mezelf ingeprent dat ik voortaan thuis zou oefenen tot ik alles perfect getimed kon spelen. Helaas is het met Gaëll nooit echt gaan marcheren. Het waren liedjes in de stijl van Lio, echt niet slecht, maar volgens Lou Deprijck was het net niet commercieel genoeg om echt succesvol te zijn.”

“In de studio werd ik door producers zoals Lou Deprijck en wat later ook Roland Kluger steeds vaker gevraagd voor hun sessies. Zo werkte ik geregeld met de funkband Charms van zanger Patrick Alessi. Intussen trad ik op met verschillende groepen, zoals de Chileense folkband Machitún en ook Polizei, een funky-achtige popgroep met een uitgebreide blazersgroep en een zanger die wel wat van Frank Zappa had en op het podium allerlei fratsen uithaalde. Met Polizei hadden we vooral succes in Nederland. Daarnaast speelde ik als bassist mee in allerlei orkesten, zoals het François Glorieux Brass and Percussion Orchestra en het balorkest van Sergio Popovski, met Liliane Saint-Pierre als backingzangeres en Freddy Sunder op gitaar. Dat waren lange avonden, hoor; vijf uur aan een stuk spelen, van ‘La bamba’ tot walsjes en wat al niet meer. Dat was echt corvee, maar ik moest toch aan mijn centjes komen.”

Aan de slag bij het François Glorieux Brass and Percussion Orchestra (1983)

“Op een dag, ergens halverwege de jaren ’80, kreeg ik telefoon van Francis Goya, die ik in de studio al eens ontmoet had. ‘Hebt ge geen goesting om mee op tournee naar Algerije te gaan met Demis Roussos?’ Blijkbaar had Demis Roussos Francis en Sergio Popovski gevraagd om mee te gaan naar Noord-Afrika voor een tourneetje – en ze zochten nog een bassist. Voor mij was dat een goede gelegenheid om vaarwel te zeggen tegen François Glorieux, die verschrikkelijk slecht betaalde. Voor Demis was die toer een comeback nadat hij een vermageringskuur had gedaan. Daardoor was echter ook zijn stem veranderd. Hij kon niet meer zo hoog en dus moesten alle muzikanten handmatig hun partituren aanpassen. In Algerije speelden we een serie concerten in grote zalen die eivol waren, met op de voorste rijen allemaal gehoofddoekte meisjes die van enthousiasme aan het roepen waren naar het podium. Die toer was goed georganiseerd en Demis bleek een heel correcte, superlieve mens zonder kapsones. Het was maar een korte episode. Bij terugkomst in België heb ik nog met Demis en Francis om de tafel gezeten om een elpee te maken, maar dat is er spijtig genoeg niet van gekomen.”

“In de studio speelde ik intussen alles – van dingen waarvan ik tijdens de opnames al zeker wist dat ze nooit het levenslicht zouden zien tot geheide succesplaten met de Strangers, Viktor Lazlo en Jo Lemaire. Zo rond 1986 schreef ik dan zelf mijn eerste arrangementjes. Er was een Antwerpse pop-funkband, Catalog of Cool, waarmee ik soms optrad. Toen die groep een plaat ging maken, werden daar de blazers bij gevraagd van Polizei. Die partijen heb ik dan geschreven. Thuis had ik al vaak geëxperimenteerd met het schrijven voor strijkers en blazers op mijn kleine synthesizer. Van lieverlede lukten die probeersels steeds beter, zeker nadat ik het standaardwerk ‘Modern Arranging Technique’ van Gordon Delamont had bestudeerd. Ook leerzaam was mijn tijd als bassist bij Brasil Tropical, een Braziliaans showorkest dat in Brussel optrad. De trompettist van die band maakte geweldige blazersarrangementen met van die typische accenten zoals alleen Brazilianen ze kunnen schrijven. Echt heel tof! Niet alleen in mijn arrangementen, maar ook in de liedjes die ik in die periode schreef, zag je de Braziliaanse stijl terug.”

“Half jaren ’80 werd ik gevraagd om mee te spelen in de begeleidingsband van de Baccarabeker, een jaarlijks terugkerend songfestival dat werd gehouden in het casino van Middelkerke. Het was opgezet als een meerdaagse talentenjacht waarbij elke provincie van Vlaanderen met een eigen ploeg van jonge artiesten kwam. Ik raakte erin verzeild omdat ik een aantal andere bandleden kende… onder meer Eric Melaerts en pianist Tars Lootens, die allebei bij Johan Verminnen in de band speelden. Die Baccarabeker was tof om mee te maken, want je speelde allerlei soorten muziek, maar het was ook heel intensief. Het ging om tientallen partituren die ingestudeerd moesten worden, geschreven door verschillende arrangeurs. Bob Porter, Luc Smets, ikzelf en nog een aantal anderen. Dat was van ’s morgens tot ’s avonds repeteren. Aan het eind van de avond dronken we een glas champagne en legden we een jeton in het casino. Die gezelligheid is essentieel voor mij. Het was een toffe tijd en er werd veel gelachen. Het grappige was ook dat dankzij die Baccarabeker mijn moeder eindelijk vrede had met mijn keuze voor de muziek. Die show was alle avonden op televisie – en pas toen ze me op tv zag, geloofde ze daadwerkelijk dat je als muzikant deftig de kost kon verdienen.”

Johan Verminnen (midden), vanaf links geflankeerd door zijn arrangeur/toetsenist Tars Lootens, fluitist Johan Vandendriessche, drummer Walter Mets en bassist/gitarist Bert Candries (1990)

“Nadat mijn eerste Baccarabeker werd me door Tars Lootens gevraagd ook bij Johan Verminnen mee te komen spelen. Tars was Johans bandleider. Johan had ik al verschillende keren ontmoet in het Brusselse. Als ploegleider voor de provincie Brabant had hij mij gevraagd de arrangementen te maken voor zijn artiesten in de Baccarabeker. Het eerste liedje dat ik met Johan heb opgenomen was een stuk dat hij voor zijn pasgeboren dochter had geschreven ‘Paulien’ (op de elpee ‘Gezongen landschap’ in 1988 – BT). Daarop speel ik niet alleen bas, maar ook cavaquinho, een Braziliaanse miniatuurgitaar die ik van de jongens van Machitún had gekregen. Vanaf het begin was er een klik tussen Johan en mij. Net als ik was hij zeer geïnteresseerd in Latijns-Amerikaanse muzikale invloeden. Hij stond open voor de ideeën waarmee ik kwam aanzetten. We waren complementair, zoals dat heet.”

“Na de opname van die plaat hebben Johan en Tars me gevraagd ook met hen op tournee te gaan langs de culturele centra. Het was maar een kleine band die ze bijeenbrachten, en ik speelde zowel gitaar als bas; en zo is het ook altijd gebleven bij Johan. Dat was voor mij fijn, want ik ben nooit zo gefocust geweest op één instrument. Die plaat werd erg goed ontvangen – en daardoor was er weer een opwaartse lijn in Johan’s carrière in Vlaanderen na een aantal moeilijke jaren. We hebben in die jaren heel veel opgetreden.”

“Toen Tars begin jaren ’90 voorrang gaf aan zijn solowerk, heeft Johan me gevraagd het van hem over te nemen als bandleider en arrangeur. Vanaf het album ‘Zeven levens’ (in 1992 – BT) heb ik de arrangementen voor mijn rekening genomen. Johan is geen geschoolde muzikant, maar hij had goede ideeën voor liedjes – soms tekst en melodie, maar meestal alleen een tekst, en dan zei hij me: ‘Trek er uw plan mee!’ Vaak gaf ik het dan muzikaal een andere draai dan hij in zijn hoofd had, maar daar stond hij altijd voor open. Het is heel fijn om dat enthousiasme van hem op te merken wanneer ik hem een idee voor een melodielijn of arrangement liet horen. Johan heeft een brede kijk op muziek en houdt van veel verschillende stijlen, niet alleen Latijn-Amerikaans! Zo’n vrijheid zouden andere artiesten hun bandleider niet snel hebben gegeven. Da’s fantastisch, hè. Dat is Johan!”


“Soms kwam Johan wel met ideeën af waarbij mijn eerste reactie was: ‘Dat kan ik niet!’ In 2001 wilde hij een plaat maken met een bigband. Dat soort arrangementen had ik nog nooit gemaakt, maar toen heeft Johan mij overtuigd in plaats van andersom. Uiteindelijk ben ik erop gaan studeren en hebben we die arrangementen gewoon wel gemaakt – ik samen met Leo Caerts Jr. – en die plaat ‘Swingen tot morgenvroeg’ is erg mooi geworden.”

“Wanneer ik toch een verschil zou moeten noemen tussen Johan en mij, zijn het onze voorkeuren als het om podia gaat. Ik houd van wat leven in de brouwerij, maar Johan speelt het liefst in zalen of zaaltjes, waar de mensen heel stil naar hem luisteren. Dat is het onderscheid tussen een kleinkunstenaar en een popmuzikant. Toch hebben we door de jaren heen ontzettend genoten van de humor en gezelligheid bij die optredens, maar vooral ook na afloop. Na een concert bleef Johan graag plakken op café om nog het glas te heffen. Laat op de avond kon hij dan vaak op tafel klimmen om zijn hit ‘Rue des Bouchers’ nog eens te zingen. Dat was een toffe tijd.”

“Met Johan heb ik ook liedjes voor anderen geschreven. Hij schreef gemakkelijk teksten. Soms schudde hij in een halfuur een tekst uit zijn mouw. Zo hebben we onder meer samen een liedje gemaakt voor Samson & Gert, maar ook stukken voor artiesten als Connie Neefs en Bart Kaëll. Wanneer Johan voor Bart Kaëll schreef, werkte hij onder het pseudoniem P. Schepper. Dat stond voor poenschepper, wat wel iets zegt over Johans insteek natuurlijk. Ik vermoed ook dat hij dat pseudoniem verkoos omdat hij zich voor dit soort werk een beetje schaamde. Op die manier hebben we tientallen stukken voor verschillende artiesten geschreven, maar helaas heeft er nooit een echte hit tussen gezeten.”

“De eerste helft van de jaren ’90 was een goede tijd. Er was nog volop sessiewerk voor mij als gitarist en bassist, maar vanwege mijn werk met Johan Verminnen wilden ook andere artiesten met mij werken. Zo heb ik een aantal albums van Bart Van den Bossche gearrangeerd en geproduceerd. Bovendien kwam ik via Roland Verlooven in contact met Bart Kaëll. Behalve dat ik Roland Verlooven een geweldig toffe, grappige mens vond, was hij ook echt een doeltreffende producer met een neusje voor commercie. Hij heeft niet voor niets zo veel succes gehad met Willy Sommers en Clouseau.”

Televisieoptreden met Johan Verminnen, begin jaren '90

“Als sessiemuzikant werkte ik vaak mee aan Rolands producties, die meestal werden opgenomen in Studio Impuls in Herent, bij Leuven. Op een gegeven moment zei hij: ‘Ik heb een nummer voor Bart Kaëll geschreven… zou u dat niet kunnen produceren, want ik vind dat u dat goed doet!’ Roland kende mijn werk voor Johan Verminnen en Bart Van den Bossche – en hij wilde zelf langzamerhand wat werk gaan afstoten, want Roland was toen al redelijk op leeftijd geraakt. Zo ben ik een aantal jaren producer van Bart Kaëll geweest. Met Johan Verminnen en Bart hebben we toen veel zitten brainstormen over een nieuwe richting voor Bart – minder schlager en meer kleinkunst-achtig – maar dat is nooit van de grond gekomen, vooral omdat zijn platenfirma er niet in geloofde. Misschien maar goed ook, want als schlagerzanger bleef zijn succes ongeëvenaard in Vlaanderen.”

“In 1994 ben ik van Grimbergen aan de rand van Brussel verhuisd naar Wezemaal. Mijn toenmalige vriendin Heidi Boumans kwam uit Genk in Limburg – en toen we wilden gaan samenwonen, hebben we eenvoudig een lat op de kaart van België gelegd en geconstateerd dat Wezemaal precies halverwege Grimbergen en Genk lag. Via een kennis zijn we op het spoor gekomen van een huis, waar ik nu nog steeds woon. Aan dat huis heb ik in 1994 een eigen opnamestudio gebouwd. Ik was zo bezeten van studiotechniek dat ik dat zelf wilde gaan doen. Experimenteren met klank had ik al vanaf mijn begintijd gedaan met mijn cassetterecordertje. Nu leek het me fijn om alles thuis bij de hand te hebben. Voortaan kon ik op mijn gemak aan het werk, zonder van iemand last te hebben. Naar cliënteel heb ik nooit moeten zoeken, want ik werkte al met Johan Verminnen, Bart Van den Bossche en Bart Kaëll. Vanaf dan werden al die producties in mijn studio opgenomen.”

“Begin jaren ’90 heb ik eens voor de toenmalige vliegmaatschappij Sabena met een gelegenheidsgroep een tourneetje gemaakt in Rwanda, Burundi en Kenia, waar we chique recepties mochten opluisteren met muziek. Daar heb ik ook lokale muzikanten aan het werk gezien… zo waren er in Burundi honderd tamboerspelers die in het open veld speelden, fantastisch. Mijn liefde voor uitheemse muziek was al heel groot, omdat ik vanaf mijn jonge jaren in Brussel in aanraking was gekomen met Zuid-Amerikanen en Afrikanen, maar dat tripje naar Afrika heeft die passie wel versterkt. In mijn hoofd was ik een weldoener, die zulke musici een podium wilde geven. In 1997 heb ik dan met een budget dat ik dankzij mijn studio bijeen gespaard had, Etna opgericht, een label voor wereldmuziek.”

Bert in zijn thuisstudio in Wezemaal met de Ivoriaanse koraspeler N'Faly Kouyaté (± 1998)

“Dan heb ik gewerkt met artiesten uit Senegal, Togo, Paraguay, maar mijn weldoenerswerk heeft niet zo lang geduurd! Voor sommige van die muzikanten was ik de blanke, rijke man die hen wel tot in het oneindige wilde financieren. Na een optreden van Johan Verminnen in Brugge kwam er een jonge koraspeler op mij af (de kora is een Afrikaans snaarinstrument – BT). Dat was een jongen uit Ivoorkust, N’Faly Kouyaté. Toen ik die hoorde spelen, merkte ik meteen hoe goed hij was. Ik besloot met hem een album op te nemen – maar terwijl ik met N’Faly alleen had willen werken, bracht hij van lieverlede steeds meer volk mee naar de studio… andere musici en koorzangers – en ik moest die ook allemaal betalen, hè! Tot overmaat van ramp is die cd ook nooit uitgekomen. N’Faly is later heel ver gekomen en heeft zelfs nog met Peter Gabriel gespeeld, maar ik besloot na die episode dat het gedaan moest zijn met Etna Records. Ik houd nog steeds van wereldmuziek en losse projecten in die hoek wil ik nog wel doen, maar niet meer structureel. Ik ben immers God niet!”

“In de jaren ’90 en ’00 heb ik ook veel voor televisie gewerkt. Je had toen nog allerlei programma’s die met livemuziek werkten; shows zoals De Muziekkwis, Het Swingpaleis en Het Gevoel Van. Vergis je niet, dat is keihard werken hoor! Van De Muziekkwis namen we soms vijf programma’s per dag op – dat kwam neer op honderden fragmenten van liedjes die wij dan voor de kandidaten moesten spelen. Het meest intensief was het voor pianist Leo Caerts Jr., die al die klanken op zijn synthesizer moest programmeren, maar ook voor mij was het niet altijd evident. Het waren de jaren van Oasis en al die andere heavy gitaargroepen; en het spelen in die stijl vraagt toch een grondige voorbereiding. We werkten niet met uitgeschreven arrangementen; we waren maar met vieren – drum, gitaar, keyboard en bas – en we staken die stukken samen in elkaar. Dat televisiewerk heb ik jaren gedaan, maar op een bepaald moment had ik het wel gezien daar. In de tv-studio is het beeld altijd belangrijker dan het geluid. Als muzikant was je in zekere zin het vijfde wiel aan de wagen voor het productieteam. Niet voor niets wordt er tegenwoordig vrijwel altijd met vooraf opgenomen muziek gewerkt.”

“Rond die tijd gaf ik ook nog muzieklessen op een school in Wemmel en daarnaast werkte ik regelmatig als bassist en gitarist mee aan allerlei theaterproducties. Eén van de meest gedenkwaardige was wel een revue die in de Capitol in Gent werd opgevoerd bij de zeventigste verjaardag van Eddy Wally (in 2002 – BT). Een acteur speelde Eddy’s levensverhaal. Dat was toch wel impressionant, want hij groeide op in een heel arm gezin. Eddy zelf kwam alleen helemaal aan het eind op een grote Harley het podium opgereden, met zijn handen in de lucht. Voor die revue heb ik met Eddy in mijn eigen studio nog een liedje opgenomen, ‘Het leven is geweldig’, geschreven door mijn goede vriend Rony Verbiest. Misschien was Eddy niet de slimste, maar hij had wel een neus voor zaken en wist donders goed wat hij deed. Ik herinner me dat hij bij die opname ineens tegen Rony zei: ‘Laat ze maar lachen met Wally’tje, maar Wally’tje vult goed zijn zakken!’ Mede omdat die revue door een uitstekende regisseur in elkaar was gestoken, werd het echt een prachtige show.”

Bert (rechts) in de studio in Wezemaal met zanger Eddy Wally (midden) en diens producer Rony Verbiest (2002)

“In 2006 heb ik na jaren weer eens met Francis Goya gewerkt. Francis zou als gitarist een optreden verzorgen in Sint-Petersburg en zijn vaste bassist was verhinderd. Voor mij was het een mooi tussendoortje, dus toen Francis belde, heb ik meteen toegezegd. Toen wij daar op het vliegveld aankwamen, merkte ik pas wat een vedette Francis in Rusland is. In plaats van onze valiezen grondig te onderzoeken, vroegen de douaniers hem om een handtekening. We traden er op in een prachtige oude operazaal. Dat theater zat stampvol. Vroeger wilden wij als musici onder elkaar nog wel eens neerkijken op Francis’ muziek; we noemden hem de Richard Clayderman van de gitaar, maar toen hij daar in Sint-Petersburg de eerste noten inzette, zag ik dat de vrouwen op de eerste rij dadelijk begonnen te wenen. Ik vond het wel straf te merken hoezeer dat publiek in de ban was van zijn gitaarspel. Ja, Francis had echt veel aanhang ginder.”

“Vanaf 2005 hield ik me behalve met Johan Verminnen vooral bezig met een groepje dat ik gevormd had, Ardei. In die tijd was ik bezig aan een drumcomputer die ik gekocht had, allerlei folk-getinte klanken te ontlokken. Toen bedacht ik dat het wel mooi zou zijn om die melodieën van stemmen te voorzien. Dan heb ik drie achtergrondzangeressen van een coverbandje uit Leuven gevraagd, waarmee ik toen af en toe speelde. Die hebben dat ingezongen en dat pakte zo mooi uit, dat we daarmee zijn verdergegaan. De meisjes maakten zelf ook liedjes – vaak in het dialect van Aalst, waar ze vandaan kwamen. In die periode was er ook Laïs, een andere Vlaamse folkgroep met drie vrouwenstemmen, dus het was onvermijdelijk dat we daarmee werden vergeleken, maar wij wilden de folk toch meer vermengen met pop en met meer elektronica erin.”

“Ons eerste album leverde behoorlijk wat optredens op in de culturele centra, maar de tweede plaat is helaas in het water gevallen. Onze uitgever Hans Kusters heeft veel te weinig aan de promotie gedaan. Dan moest ik zelf al die theaters gaan bellen om optredens in de wacht te slepen en dat werd me te veel, zeker toen mijn ex-vrouw Heidi in 2012 overleed. We waren al meer dan tien jaar uit elkaar, maar ze was wel de moeder van mijn kinderen. Die klap heeft me doen besluiten om met Ardei te stoppen. Wel spijtig dat het zo is gelopen, want wanneer we elkaar nu terugzien, weet ik zeker dat we met zijn allen dadelijk zouden willen herbeginnen.”

Repeteren met de band van Francis Goya voor een eenmalig theaterconcert in Sint-Petersburg, Rusland (2006)

“Nadien ben ik steeds meer prioriteit gaan geven aan mijn eigen muziek. In 2004 was ik uit pure liefhebberij al eens begonnen aan een loungeprojectje dat ik Bassclubbin’ heb genoemd. Daarbij gebruik in een talk box, op de manier zoals Peter Frampton dat heeft gedaan bij zijn hit ‘Show Me The Way’. Hij liet het geluid van zijn gitaarversterker langs een buisje tot in zijn mond komen – diezelfde techniek wilde ik toepassen, maar dan met een basgitaar. Bij mijn weten had niemand dat ooit eerder gedaan. Het levert een heel opvallende klank op. Wat later heb ik dan een soortgelijk privéproject bedacht met rustige instrumentale gitaarklanken en zen-beelden erachter geprojecteerd op een scherm. Daarmee ben ik dan kleine concertjes gaan geven in zalen voor hooguit dertig man. Instrumentale muziek dus, het is een mooie uitdaging – iets waarmee ik los kan komen van alles wat ik voor Johan en anderen speel. Ik heb de vrijheid nodig om zo nu en dan volledig mijn eigen goesting te doen. Dankzij mijn eigen studio heb ik die mogelijkheid en dat is heel aangenaam.”

“Na al die jaren ben ik nog steeds de muzikale partner van Johan Verminnen. Een team dus dat al 35 jaar standhoudt! Samen hebben we intussen bijna twintig albums opgenomen. Het aantal optredens is intussen wat gedaald, want we worden allebei een dagje ouder. We hoeven niet meer 150 keer per jaar op het podium te staan. Het geheim van onze langdurige samenwerking? Misschien wel dat we nooit elkaars deur hebben platgelopen. Ik ben altijd blij geweest dat we muziek en privéleven gescheiden hebben kunnen houden. Dat maakt dat je het professioneel langer volhoudt en beter in staat bent elkaars nukken te accepteren.”

“In 2019 heb ik met het erfenisje van mijn moeder een huisje gekocht in Dunet, een gehucht in de streek Berry, in het hart van Frankrijk. Via vrienden zijn we daar verzeild geraakt. Na een aantal jaren vakantie vieren daar hebben we er een kennissenkring opgebouwd. Het leek me een mooi gegeven in die streek een eigen uitvalsbasis te hebben. Nu zijn de huizenprijzen er hallucinant laag, en ik heb voor heel weinig een voormalige boerderij met dertig are grond eromheen aangeschaft. Mijn idee was om er met het geld van mijn muzikantenpensioentje een studio in te bouwen. De verbouwingen konden pas twee jaar later beginnen, want eerst kwam Corona goeiendag zeggen. Nu is die studio af. Tegenwoordig moet je gek zijn om een studio te beginnen, en al helemaal in Frankrijk, waar een stevige economische crisis is en de budgetten in de muziek krap zijn. De bedoeling is de studio te verhuren aan bands die er dan een week of wat gaan zitten om muziek te schrijven en op te nemen. Je kunt er met een twaalftal mensen logeren.”

Op het podium met Johan Verminnen (2017)

“In januari 2024 is er voor het eerst een Franse groep van zes man geweest. Dat was enorm spannend, want er waren gasten bij die nog nooit een studio van binnen hadden gezien. Ik heb als een oude onkel tussen al die jonge gasten gezeten en producer-gewijs wat hints gegeven. Die sessies zijn fantastisch verlopen. Het was een band uit de regio – en ik hoop dat nu de tamtam zijn werk gaat doen. Het zal tijd kosten om een naam op te bouwen. Wanneer ik in de toekomst een week of vijf à zeven per jaar iets met die studio kan doen, zou ik al heel blij zijn. Financieel hoeft het niet, maar het zou wel mooi zijn als het lukt. We zien wel. Wie weet wordt het mijn laatste muzikale stuiptrekking!”

“Het mooie van deze fase van mijn leven is dat ik echt alleen nog maar de dingen hoef te spelen die ik graag speel. De tijden van om den brode in balorkesten spelen zijn voorbij. Ik doe alleen nog fijne dingen met fijne mensen. Zo heb ik verleden jaar opgetreden met Soetkin Baptist, een folkzangeres, en ook met de groep STI.LL, die aangrijpend mooie liedjes en poëzie brengen; allebei echt heel tof om te doen. En in november (van 2023 – BT) heb ik terug de draad opgepakt van mijn zen-project met een set van tien covers van heavy metal-liedjes, maar dan in zen-stijl gespeeld, heel rustig op de akoestische gitaar. Het is mooi om de mensen te laten horen dat die nummers ook zonder volle bak lawaai overeind blijven.”

“Ambities houd je altijd – zo zou ik graag nog eens echt goed leren drummen… of een basgitaarduet spelen met Tal Wilkenfeld, een geweldige jonge bassiste die al met Jeff Beck, Sting en Herbie Hancock op het podium heeft gestaan. Toch ben ik heel blij met wat ik in de muziek allemaal heb mogen doen. Ik ben in een goede periode terechtgekomen in het circus, toen er nog volop studiowerk was en de muziek nog werd beschouwd als een echt beroep. Ook ben ik erg gelukkig dat ik zo’n breed palet aan stijlen heb mogen spelen. Het zou me ook verveeld hebben om maar in één genre te werken. Mijn zoektocht is te groot! Met de muziek ga ik hoe dan ook bezig blijven tot mijn sterven. Ge raakt daar nooit meer vanaf. Ik ben er niet rijk mee geworden, maar ik heb veel geluk gehad met alles wat op mijn pad kwam.”

Bert in zijn Studio La Grange in Dunet, Frankrijk, omzoomd door de leden van de band A'Mandoné (2024)

EUROVISIESONGFESTIVAL

In 1993 was Bert Candries als orkestleider verantwoordelijk voor de muzikale begeleiding bij de finale van de Belgische voorronde van het Eurovisiesongfestival. De finale met live-orkest vanuit het Casino van Knokke werd voorafgegaan door vier voorrondes met alleen orkestbanden. In totaal twaalf nummers, drie uit elke voorronde, kwalificeerden zich voor de eindstrijd. De uiteindelijke winnaar van Eurosong, zoals de BRT-zangwedstrijd heette, was Barbara Dex met de ballade ‘Iemand als jij’, een compositie van Marc Vliegen die door Barbara’s vader Marc Dex – onder het pseudoniem Tobana – op tekst was gezet. Na het opheffen van de BRT Big Band van Freddy Sunder in 1991 moest de Vlaamse omroep voor zijn songfestivalpreselectie werken met een freelance-orkest en een freelance-orkestleider. Hoe was Bert Candries, intussen een ervaren studiomuzikant, producer en bandleider, maar zonder reputatie als dirigent, voor deze job in beeld gekomen?

“Als regisseur en producer voor die Eurosong had de BRT Johan Van den Eede aangewezen”, legt Bert uit. “Ik kende hem van de Baccarabeker, waar hij bij de laatste editie in 1989 ook de regie deed voor de televisie-uitzending. Daar zat ik in de band die onder leiding stond van Eric Melaerts, maar het contact met Johan verliep eigenlijk meestal via mij. Johan mocht mij graag. Vermoedelijk heeft Johan Van den Eede, toen hij Eurosong mocht regisseren in 1993, om die reden aan mij gedacht voor het leiden van het orkest. Op een dag belde hij mij op en vroeg: ‘Zou-de gij dat niet willen doen?’ Natuurlijk was het een mooie opdracht. Het was niet de allereerste keer dat ik voor zo’n tv-job als bandleider werd gevraagd. Een jaar eerder had ik al bij De Nacht van de Film, een showprogramma dat werd uitgezonden vanaf het Filmfestival in Gent, een combo van musici geleid.”

“Mijn belangstelling voor muziek is al vanaf mijn jeugd heel breed geweest, dus ook het Eurovisiesongfestival had ik altijd gevolgd. Als je het beziet in de tijdgeest, werden er vroeger veel meer goede nummers ingezonden. ‘Waterloo’ van ABBA vind ik nog steeds een fantastisch nummer – en zo’n Vicky Leandros, die zong echt goed. Vaak supporterde ik voor de underdog uit Portugal of Griekenland die niet veel punten haalde, maar muzikaal wel erg goed was en bovendien gezongen in de eigen taal… maar het meest interessante aan het hele gebeuren vond ik altijd de orkesten, want die waren steevast erg goed.”

Barbara Dex in het decor van de Belgische preselecties voor het songfestival in Knokke

“Mijn enige betrokkenheid bij Eurosong vóór 1993 was een paar jaar eerder geweest, toen ik een liedje heb gearrangeerd dat mede door Johan Verminnen was geschreven, ‘Ik kies voor de nacht’. Het werd gezongen door Angie Dylan (in de preselectie van 1989 – BT). Het geval wilde dat ik in 1993 ook als componist meedeed met een liedje voor Gene Summer, ‘In jouw handen’, ook met een tekst van Johan. Destijds speelde ik af en toe mee in het orkest van Gene Summer. Achteraf gezien ben ik absoluut niet blij met dat liedje. Het is veel te gecompliceerd met allemaal tempowisselingen – alsof het voor Toto was geschreven in plaats van Gene Summer. Ik had het afgestemd op Gene’s grote vocale bereik, maar je merkte dat hij er toch moeite mee had. Terecht dat het niet de finale haalde, dat nummer. Ik denk niet dat Gene daar erg gefrustreerd over was. Volgens mij was Eurosong niet zijn grote ambitie. Het was niet meer dan een probeersel, een stuiptrekking – niemand van ons heeft ooit gedacht dat we daarmee gingen winnen.”

“Mijn opdracht beperkte zich alleen tot het orkest. Ik heb niet in de selectiecommissie gezeten die de nummers heeft uitgekozen voor Eurosong. Ik mocht de musici zelf uitzoeken, maar van de BRT kreeg ik wel al meteen te horen dat er een beperkt budget was. Er was maar geld voor een 22-tal mensen. De meeste strijkers kende ik van een tournee rond het 25-jarige artiestenjubileum van Johan Verminnen die we kort daarvoor gedaan hadden. Ook de blazers waren gasten met wie ik regelmatig had gewerkt met Johan en bij andere gelegenheden.”

“De orkestrepetities waren niet in Knokke, maar in de BRT-Studio’s aan de Reyerslaan in Brussel. De BRT deed heel weinig inspanning voor dat orkest. Er was niets voor de musici georganiseerd, zelfs geen eten. Daar was geen budget voor, werd me verteld. Ik vond dat niet tof. Dan ben ik maar samen met mijn toenmalige vriendin Heidi, die één van de koorzangeressen was, voor 25 man sandwiches gaan halen. Ik heb die uit eigen zak moeten betalen. Daarna heb ik nog moeten bedelen bij Johan Van den Eede om voor het orkest een hotel te voorzien in Knokke. We moesten daar een aantal dagen om 9 uur ’s morgens zijn voor repetities met de deelnemende artiesten. Dan kun je toch niet verlangen dat musici die her en der wonen met eigen vervoer telkens helemaal naar de kust komen rijden? Uiteindelijk heeft Johan dat geregeld – geen hotel in Knokke zelf, want dat zou peperduur zijn geweest, maar een eenvoudiger onderkomen vlakbij in Heist-aan-Zee.”

Bert Candries op excursie als lid van de Belgische delegatie bij het Eurovisiesongfestival in Millstreet

“Eén van de artiesten, Petra, zong helaas zonder orkest. Dat was niet haar keus, maar daar zat producer Adriaan van Landschoot achter. Die vond dat het nummer elektronisch moest klinken… een beetje flauw wel. Bij alle andere liedjes zat een partituur. Aan de arrangementen van de andere liedjes heb ik niet meegeschreven. De deelnemers kwamen met hun eigen arrangeurs af – grotendeels ervaren mensen zoals Roland Verlooven en Gyuri Spies. Bij de meeste van die liedjes speelde het orkest mee met een tape met vooraf opgenomen instrumenten, die dan op het podium achter de artiesten werden geplaybackt. Die orkestbanden werden aangeleverd in allerlei verschillende formaten – cd’s, harde schijven, rare tapes… de computer stond toen nog in de kinderschoenen, hè! Het was niet evident dat allemaal in gang te steken. Tijdens de repetities kostte het soms veel tijd voordat de technische problemen waren opgelost. Ik stond daar trouwens eerder als bandleider dan als dirigent voor het orkest, want ik speelde zelf gewoon mee op basgitaar.”

“Van de liedjes herinner ik me er een paar; Bert Decorte met ‘Afrika’, maar dat trok op niet veel. ‘Vlinder’ was Lisa Del Bo had wel iets en Lisa was ook een mooie dame, maar haar stem klonk toch wat hoog en beknepen. De twee beste liedjes waren ‘Ik ga dood aan jou’ van Bart Herman en Barbara met ‘Iemand als jij’. Die staken er echt bovenuit. Bart Herman was de gedoodverfde winnaar, want niemand kende Barbara. Zij was een debutante en wist van niets. Haar optreden was zeer frêle. Je kon wel zien dat ze potentie had. Haar stem was prachtig en ze stond tijdens die preselecties ook met zelfvertrouwen op het podium. Ik vond het een heel mooi liedje, prima als winnaar.”

Om meer te weten te komen over de ontstaansgeschiedenis van deze onverwachte Eurosong-winnaar, spraken we ook met het schrijversduo achter ‘Iemand als jij’, tekstschrijver Marc Dex en componist Marc Vliegen. “In die tijd was ik nog geen professioneel muzikant”, vertelt Vliegen. “Ik was 29 en had mijn dagelijkse job in een groothandel van garagepoorten. In mijn vrije tijd speelde ik toetsen in een band. We speelden vooral covers, maar ook eigen songs. Ik had dan wat demo’s gemaakt van eigen composities. Componeren stond op een laag pitje, maar het was wel iets wat ik graag deed. Niet al die composities waren geschikt voor onze band. Toen las ik in het maandblad van de Sabam (Belgische vereniging van componisten en muziekuitgavers – BT) een uitnodiging om stukken in te sturen voor Eurosong, met de adressen van alle platenlabels erbij. Ik besloot om enkele ongebruikte demo’s in te sturen. Ik zette die opnames op cassettes en stuurde ze, gewoon per post, naar alle labels die in het tijdschrift stonden vermeld.” 

"Zij was die week in Ierland misschien wel de meest toeristisch ingestelde van ons allemaal". Bert's vriendin Heidi Boumans, tevens achtergrondzangeres voor het Belgische optreden in Millstreet, tijdens een receptie in Ierland

“Marc Dex was dan de eerste die reageerde op de melodie van ‘Iemand als jij’. Er zijn naderhand nog anderen geweest die me belden voor dat nummer, maar toen was het al beklonken met Marc. Ik heb onmiddellijk toegehapt toen hij het wilde hebben voor zijn dochter. Als zanger had hij toch een grote naam in de Vlaamse showbusiness. Daarnaast had hij een eigen label. Ik vond hem vanaf het begin erg sympathiek. We kwamen goed overeen.”

Waarom wilde Marc Dex met zijn toen nog onbekende, 19-jarige dochter Barbara eigenlijk aan Eurosong deelnemen? “In de jaren ’80 en ’90 had ik een horecazaak in Kasterlee”, zo steekt Dex van wal. “Daar hadden we ook een klein podium, waar aspirant-artiesten een liedje mochten zingen. Zo hebben we bijvoorbeeld Margriet Hermans ontdekt. Mijn dochter zong thuis graag op haar kamertje – en dat deed ze erg goed. Ik heb haar eens voorgesteld om ook eens op dat vrij podium iets te zingen. Dat sloeg goed aan en dat heeft haar de kriebels gegeven om verder te doen in de muziek. In 1992 hebben we een eerste plaatje met haar opgenomen, ‘Een land’. Eurosong leek een logische volgende stap. Op zoek naar een liedje hoorde ik die melodie van Marc Vliegen. Die sprak me direct aan – precies wat ik voor Barbara zocht: een klein, eenvoudig liedje. Daarom heb ik contact met hem opgenomen en dat liedje van hem gekocht. Ik heb er dan een goed begrijpbare tekst bij gemaakt, niet te gecompliceerd allemaal; dat ging eigenlijk vrij snel. De tekst heb ik niet onder mijn eigen naam getekend, maar als Tobana, wat een acroniem is van de namen van mijn drie kinderen: Tom, Barbara en Nathalie. Dat was destijds mijn vaste pseudoniem als songschrijver.”

Componist Marc Vliegen kende Barbara niet, maar raakte al vlug onder de indruk van haar. “Ik ontmoette haar voor het eerst toen ik bij Marc Dex thuis kwam om het contract te tekenen met zijn label. Hij had intussen de tekst al geschreven. Bij die gelegenheid heeft Barbara voor ons het liedje gezongen, zonder muzikale begeleiding of iets. Ik viel echt achterover, want ze heeft een geweldige stem. Daarnaast voel je aan haar dat ze oprecht meent wat ze zingt. Zo jong als ze was, die uitstraling had ze toen al. Dat is iets wat je van nature hebt of niet – en zij had dat.”

Barbara en haar achtergrondmusici tijdens de repetities in Millstreet; geheel links, volledig in het duister, is het silhouet van achtergrondzangeres Heidi Boumans nog te herkennen

“Het mooie was ook dat mijn demo-opname volledig op de plaat is terechtgekomen. Doordat ik aan de muziekacademie van Maasmechelen behalve piano ook harmonieleer en andere theoretische vakken had gevolgd, kon ik zelf arrangementen schrijven. Ik had thuis een sequencer met elektronische drumcomputer en alles erop en eraan. Behalve wat akoestische gitaarbegeleiding die we later nog hebben toegevoegd, is alles wat je op de plaat hoort ingespeeld door mij: drums, bas, piano en strijkers. Zelfs de elektrische gitaarsolo tegen het eind is geen echte gitaar, maar een sampler. Voor mij had die elektrische gitaar nog wel opnieuw mogen worden ingespeeld door een echte gitarist, maar Marc Dex heeft dan als producer beslist dat het te duur zou worden. ‘Het is ok, we laten dat zo’, zei hij. Alles stond ook al juist op toon voor Barbara, dus er hoefde verder helemaal niets veranderd te worden.”

Vliegen had behalve ‘Iemand als jij’ nog een compositie die voor de preselectie werd uitgekozen, ‘Verliefd… in love’, vertolkt door het Gentse zangeresje Lilly West. “Dat was iets helemaal anders dan het liedje voor Barbara. Het was geschreven Motown-stijl, een beetje afgekeken van Phil Collins en ‘You Can’t Hurry Love’. Het was eigenlijk wel een tof nummer, maar dat meiske zong ontzettend vals in de preselectie. Dat heeft de finale niet gehaald. Voor ‘Iemand als jij’ heb ik me laten inspireren door Alan Parsons, waar ik toen een hevige fan van was. Wanneer ik nu het akkoordenschema nog eens bekijk, doet het me erg denken aan nummers zoals Parsons ze schreef. Ik ben begonnen met het zoeken van mooie harmonieën in de akkoorden. De melodie is er pas later op gekomen.”

De overwinning in Eurosong kwam voor het schrijversduo als een volslagen verrassing. “We werden erdoor overrompeld”, herinnert Marc Dex zich. “Er stonden grote namen in die finale, Wendy Van Wanten, Bart Herman… we hadden nooit durven denken dan we van hen zouden winnen. Uiteindelijk is het dan toch de eenvoud van ons nummer geweest dat de mensen aansprak.” Vliegen: “Ik was er heilig van overtuigd dat Bart Herman zou gaan winnen. Mogelijk heeft meegespeeld dat Marc Dex ooit met ‘Oh, clown’ in Canzonissima (in 1968 – BT) van de zege is beroofd – en dat hij bij de BRT daarom nu met zijn dochter een streepje voor had. Ik kan volledig fout zitten, hoor, want er gebeuren in de kleine muziekwereld wel meer onverklaarbare dingen.” 

Bert (staand, in oranje T-shirt) staat klaar om de partituur van 'Iemand als jij' te repeteren met het Ierse orkest van dirigent Noel Kelehan (geheel links, met bril) 

Als orkestleider van de voorronde was Bert Candries niet alleen gelukkig met de zege van ‘Iemand als jij’ omwille van de muzikale kwaliteiten van het nummer, maar ook omdat hij vooraf van Marc Dex al twee bijzondere toezeggingen had gekregen. “Toen ik die job als muzikaal leider van Eurosong aanvaardde, werd me door de BRT al meteen verteld dat er geen enkele dirigent mee zou gaan naar Ierland, waar de internationale finale zou plaatsvinden. ‘Daar is geen budget voor’, luidde het. ‘Het zal een Ierse dirigent moeten zijn of iemand die bereid is om mee te gaan op eigen kosten.’ Vervolgens heb ik tijdens de repetities in Knokke tegen alle deelnemers gezegd: ‘Als ge wint – ten eerste: ik ga mee naar Ierland, en ten tweede: ge betaalt een diner voor mijn hele orkest.’ Niet iedereen was daar enthousiast over, hoor. ‘Allez, wat peins-de gij?’, dat soort reacties kreeg ik ook, maar Marc Dex zei meteen: ‘Als Barbara wint, ga jij mee als dirigent en dan geef ik jullie dat diner.’ Dat diner was een week of wat nadien in een restaurant in Aarschot, waar Marc niet alleen het orkest, maar ook een delegatie van de BRT had uitgenodigd. En hij heeft dus mijn kost en verblijf in Ierland betaald. Dat vond ik wel ontzettend tof van hem.”

“Ik wou absoluut dat Bert erbij zou zijn als dirigent in Ierland”, stelt Marc Dex ook nog dik dertig jaar na dato. “Elk land mocht een eigen dirigent meenemen en ik heb nooit iemand anders overwogen dan Bert. In de voorselectie in Knokke had hij ons nummer uitstekend begeleid. Ik kende hem al van naam van zijn werk met Johan Verminnen, maar de echte persoonlijke contacten kwamen pas door Eurosong. In Ierland heb ik hem beter leren kennen. Eenvoud siert de mens, zegt men vaak – en dat geldt zeker voor Bert, maar verder is hij ook een heel warme mens en een straffe muzikant en arrangeur voor wie ik veel bewondering heb.”

Zo bleef Barbara Dex bespaard wat acht jaar eerder de toenmalige Belgische festivalkandidate Linda Lepomme wel was overkomen. Die moest in de internationale finale in Gotenburg aantreden zonder eigen dirigent, maar met de resident conductor van het Zweedse orkest, Curt-Eric Holmquist. Ook destijds lag zuinigheid van de Vlaamse omroep BRT ten grondslag aan de beslissing.

Bert Candries (geheel links) dirigeert het RTÉ Concert Orchestra tijdens de repetities in Millstreet; foto genomen door Heidi vanaf haar positie achter op het podium

Net als in Knokke werd Barbara bij de internationale finale in Ierland op het podium bijgestaan door een pianist en drie gitaristen. De drums en strijkers werden door leden van het orkest gespeeld. “Wat mij betreft had het arrangement wel wat mogen worden aangepast na de voorronde”, meent Bert Candries. “Marc Vliegen had het met beperkte middelen opgenomen. Zo’n elektrische gitaar uit een synthesizer is toch wat goedkoop, al moet ik zeggen dat hij dat knap had gedaan; een toffe klank die dicht aanleunt tegen een echte gitaar. Nu je in Ierland met een groter orkest ging werken, had de orkestpartij wel wat uitgesprokener en volumineuzer gemogen. Nu werkte je alleen met een orkestband, drums en strijkers. In mijn oren klonk het wat aan de dunne kant. Er is voor vertrek naar Ierland wel overleg geweest met Marc Dex en Marc Vliegen, waarin ik waarschijnlijk ook de suggestie heb gedaan het wat aan te passen, maar met de vuist op tafel geslagen heb ik niet. Ik was allang blij dat ik mee mocht!”

Wanneer we Marc Vliegen naar het arrangement vragen, stelt hij beslist: “Nee, het arrangement uit de voorronde was goed zoals het was. Het feit dat daar in Ierland meer muzikanten zitten, betekent niet dat ik ineens een saxofoon nodig heb. Het enige wat van mij wel anders had gemogen, was die backing track. Die had best weg gekund. Het liedje had prima volledig live kunnen worden uitgevoerd door het orkest in Ierland.” 

Als producer van het lied had Marc Dex hierin de doorslaggevende stem: “Als we alles live hadden gedaan, zou Barbara helemaal alleen op dat grote podium hebben gestaan. Nu had ze toch de steun van die jongens achter haar. De elektrische gitarist was iemand die in mijn eigen orkest meespeelde en de drie anderen waren jongemannen bij ons uit de regio, in de Kempen. Mijn zoon speelde in die tijd in een coverbandje en kende die mannen, net als Barbara trouwens. Uit die groep jongens hebben wij een keuze gemaakt voor Eurosong. Verder was ik het met Marc Vliegen eens dat het arrangement geen aanpassing behoefde. Ik vond het mooi en ook in de preselectie in Knokke had het succes. Waarom zou het dan ook niet gekund hebben op het Eurovisiesongfestival?” 

“Geloof het of niet, de Belgische delegatie was zo groot dat die een hele bus vulde”. De Belgische ploeg in Millstreet in de touringcar op de weg terug van Millstreet naar het hotel in Cork; te herkennen zijn onder meer commentator André Vermeulen, componist Marc Vliegen, journalist Marc Coenegracht, tekstschrijver/producer Marc Dex en (geheel rechts, deels zichtbaar) Barbara naast haar moeder

Als vermeld, werd de internationale songfestivalfinale van 1993 in Ierland gehouden – om precies te zijn in de Green Glens Arena, een evenementenhal in Millstreet, County Cork, die gewoonlijk voor paardensportmanifestaties werd gebruikt. Vanwege gebrek aan hotelcapaciteit in Millstreet zelf, werden de delegaties uit de 25 deelnemende landen ondergebracht in accommodaties in Killarney en Cork. Er waren touringcars voorzien voor het vervoer van de deelnemers van en naar de concerthal.

“Geloof het of niet, de Belgische delegatie was zo groot dat die een hele bus vulde”, lacht Bert Candries. “Het waren vooral medewerkers van de BRT. Die hadden daar in Ierland geen enkele functie. Zelfs Musti was mee – zo noemden wij de nieuwslezeres Rachel Frederix, omdat ze de stem insprak van het tekenfilmpje Musti. Wat moest die daar doen? Een trui breien? Die was daar alleen maar omdat ze toevallig de vrouw was van Jan Ceuleers, de directeur van de BRT. Johan Van den Eede had ook zijn vrouw mee. Die gingen samen een plonske doen in het zwembad van ons hotel in Cork. Die waren gewoon als toeristen mee. Wat konden die daar verder doen? Ik heb ze alleen maar aperitieven zien drinken… en dat werd allemaal betaald door de omroep! Dat kon blijkbaar allemaal, maar mijn verblijf hadden ze niet willen betalen! Ik heb me daar wel over verbaasd.”

Ook componist Marc Vliegen was mee naar Ierland en zat dus ook in die volle bus. Hij kan zich nog een voorval herinneren, toen de Belgische delegatie na een dag repeteren in Millstreet terug naar het hotel wilde. “Toen we de hal uitliepen, zagen we een lege bus staan – en we zijn met zijn allen in die touringcar gestapt. ‘Oh die bus is leeg, die pakken we.’ Toen we eenmaal reden, viel het ons op dat er voor en achter de bus politie reed. ‘Wat doet die politie hier?’ We snapten het niet. Bedenk dat het de tijd was van de Joegoslavië-oorlog. Bleken wij op de bus van Bosnië-Herzegovina te zijn gestapt. Vanwege de oorlog werden de Bosniërs uitgebreid beveiligd, veel uitgebreider dan andere deelnemers. Iedereen wist dat, behalve wij Stoem Belgen! Wij renden eenvoudig naar de eerste bus waar plaats was.”

Marc Dex zingt 'Oh, clown' tijdens een gezellig samenzijn in een pub in Cork

“Mijn vriendin Heidi was er ook bij als koorzangeres”, vervolgt Bert Candries. “Ze hoefde maar één regeltje te zingen, helemaal op het eind van het liedje, maar ook haar verblijf is door Marc Dex betaald. Mogelijk was hij in een soort euforie dat hij tegen mij heeft gezegd: ‘Kom, pak ze maar mee.’ Echt een fantastisch lieve gast, hè. Heidi was die week in Ierland misschien wel de meest toeristisch ingestelde van ons allemaal – zij had absoluut geen zenuwen. Van nature had ze al een groot rock-‘n’-rollgehalte, maar ze moest ook maar één zin zingen. Dat was ook weer een element in het arrangement dat best wat spannender had kunnen worden gemaakt. Maar één regel voor de achtergrondzangeres was een beetje flauw.”

“Bij de uitvoering stond Heidi helemaal achteraan op het podium, feitelijk off-stage zelfs. Helaas zong ze die ene regel bij de uitvoering niet helemaal zuiver. Dat was vreemd, want zij had een krachtige stem. Ze had een eigen popgroepje, To Be Louise, maar werkte ook veel als achtergrondzangeres in de studio. Ze was echt erg goed. Mogelijk had ze voorafgaand aan de uitzending een aperitiefje te veel op? Mogelijk was haar monitor niet helemaal in orde? Het was gelukkig ook weer niet zo afgrijselijk vals dat het optreden daardoor in het water viel.”

“Het was voor het eerst dat ik in Ierland kwam. Een prachtig land en we werden er heel gastvrij onthaald. De burgemeester van Millstreet had van zijn welkomstspeech een liedje gemaakt, dat hij vertolkte met zijn schepenen als achtergrondkoor. Er werden volop excursies georganiseerd. Zo zijn we naar de destilleerderij van Jameson geweest voor een whiskyproeverij. Dat was een verplicht onderdeel van ons verblijf, haha! Ook in Cork was er randanimatie om ons op ons gemak te zetten. Elk café in de binnenstad vertegenwoordigde één van de deelnemende landen – en dat waren veel cafés, hè. Die uitbaters deden dat met volle overgave. Laat ons zeggen dat wij meer cafés hebben gezien dan alleen het Belgische tijdens die week!”

Barbara tijdens een feestje met de IJslandse deelneemster Inga (Ingibjörg Stefánsdóttir)

“Alle delegaties organiseerden die week ook een eigen feestje. Je kon niet overal naartoe; daarvoor waren er te veel deelnemende landen. Dus we maakten daarin een keuze. Ik weet nog dat we voor het Griekse feestje hebben gekozen, omdat we wel verwachtten dat we daar lekkere Griekse hapjes zouden krijgen. Die zangeres van Griekenland (Keti Garbi – BT) was trouwens een prachtige dame en nog heel sympathiek ook; haar liedje was ook tof!”

“Die feestjes waren een mooie manier om toch wat te verbroederen met de andere landen, want verder bleef je toch vooral bij je eigen delegatie. Ik weet bijvoorbeeld dat Francis Goya, Dany Caen en Patrick Alessi, die ik allemaal goed kende, erbij waren voor Luxemburg, maar die heb ik alleen bij de puntentelling gezien; verder niet. Blijkbaar zaten die in een ander hotel. Ook wij hebben een feestje gehouden waarbij de andere deelnemers waren uitgenodigd. Op dat Belgische feestje heb ik een klein optreden gedaan met de muzikanten die mee met Barbara op het podium stonden. We hebben dan een aantal covers gespeeld met Barbara en haar vader als vocalisten.”

“Marc Dex was ook in Ierland degene die ons mee op sleeptouw nam en goed voor ons zorgde. Eén avond heeft hij ons allemaal mee uit eten genomen in een restaurant. Dat was erg gezellig, want we troffen daar ook een stel musici uit het Ierse orkest, met wie ik bij de eerste repetitie vriendschap had gesloten. Na ettelijke dranken zette Marc die avond een servet op zijn hoofd en daarna zong hij ook nog zijn grote hit ‘Oh, clown’. Al die Ieren gingen helemaal op in de sfeer van dat nummer en het vuur dat Marc in zijn vertolking legde. Dat is een geweldige herinnering!”

Componist Marc Vliegen herinnert zich een ander voorval in een Iers restaurant. “Op de eerste dag dat we daar waren, zei Frans Frederickx, die namens de BRT delegatieleider was, ‘Jongens, gaan we samen ergens iets eten?’ Dat bleek ook nog een restaurantje met een Belgische kok en we hebben daar heerlijk gegeten. Toen er moest worden afgerekend, zei Frans: ‘Jongens, dit is op kosten van de BRT!’ Je kunt je voorstellen dat de dag erna iedereen achter Frans aanliep. En dat waren er veel; want er was een geluidsman mee, een cameraman, een producer, enzovoort – en die hadden ook allemaal hun echtgenotes bij zich. De volgende dag gingen we weer samen op restaurant. Haast iedereen bestelde het duurste van de kaart: kreeft. Ik zat met mijn vrouw naast Frans; wij hadden gewoon kabeljauw met puree besteld, iets heel simpels. Op een gegeven moment moest er weer worden afgerekend en die Frans duwt mij en zegt achter zijn hand: ‘Nu moet ge goed opletten’. Dan stond hij recht en zei: ‘De drank is van de BRT!’ Die mannen moesten dus allemaal hun Visakaart bovenhalen om hun kreeft te betalen. Daar hebben wij wel om gegrinnikt.”

Bert geflankeerd door componist Marc Vliegen bij een receptie in Ierland

Voor Bert Candries was het de eerste keer buiten de muren van de opnamestudio dat hij als echte dirigent, dus zonder gitaar in zijn hand, voor een orkest stond. “Ik was wel benieuwd hoe dat ging zijn met dat Ierse orkest. Ik keek naar die repetities uit, misschien ook wel met een beetje zenuwen. Ik ben ook geen echte dirigent, hè, ik ben muzikant. Bij de preselectie in Knokke stond ik zelf dus basgitaar te spelen, wat ik eigenlijk het prettigste vind. In de studio dirigeren stelt niet zo veel voor; gewoon aftellen en de inzetten aangeven, zonder je druk te maken of je precies de juiste handbewegingen maakt.”

“Toen ik daar in Ierland voor het eerst voor dat orkest stond, was het toch wel impressionant. Bedenk wel dat wij niet alles live deden. Er was een clicktrack en behalve de drums stond de ritmegroep op orkestband. Ik hoefde alleen maar een koptelefoon op te zetten en af te tellen aan de hand van de clicktrack. Als ik zelf had moeten aftellen, had ik misschien toch wel een paar dirigeerlessen moeten nemen om dat orkest in gang te steken… zodat ik goed zou weten wanneer ik met mijn hand naar boven moest of naar beneden. Nu was dat allemaal niet nodig. Het was een kwestie van de band volgen.”

“In het orkest had niet iedereen een koptelefoon op. De drummer wel, maar de strijkers moesten maar naar de drummer luisteren en verder hun eigen plan trekken. De drumspeler speelde op een elektronische drum en niet op een echt drumstel. Dat vond ik wel een beetje jammer. Die drummer was trouwens zo’n beetje de oudste in het orkest. Verder waren het bijna allemaal jonge mensen, net als ik. Ik had me geen zorgen hoeven maken over het orkest. Ze kenden hun partijen uitstekend en onze repetities verliepen eigenlijk vlekkeloos. Geen enkel probleem.”

Optreden met Barbara, Heidi en de achtergrondmusici van 'Iemand als jij' bij het Belgische feestje in Cork

“Zoals ik al vertelde, kwamen we een groot deel van de orkestleden tegen op restaurant in Cork toen we door Marc Dex waren uitgenodigd. We raakten wat aan de babbel, ge kent dat, en op den duur was er geen enkele afstand meer tussen hen en mij. ‘Dat liedje van Barbara is echt schoon’, zeiden ze. Ze waren heel enthousiast. Gewoon, eenvoudige mensen net als wij. Ik vond het tof dat ik als zo’n jong, onnozel manneke zonder meer door hen werd aanvaard.”

“De dag na dat diner waren wij met België als eerste aan de beurt om te repeteren. Voor mij maakte dat niet uit; een halfuurtje repeteren en daarna de rest van de dag de toerist uithangen. Maar ja, voor die orkestmuzikanten was het anders – die moesten al die deelnemende liedjes spelen, hè. Toen ik daar toekwam, was iedereen van dat orkest bezig een boekske te lezen of een kruiswoordraadsel op te lossen. Feitelijk zat zo’n beetje de helft daar met een kater van de avond ervoor! Ik heb wel even nagedacht hoe ik dit het beste kon aanpakken. Dan heb ik een vrolijk gezicht opgezet en even vriendelijk gezwaaid naar iedereen. Het werkte, want meteen gingen al die boekjes dicht. Zonder iets te zeggen, gewoon een klein handgebaar en even lachen – meer moet je niet doen. Ik was een muzikant net als zij. Het laat maar weer zien dat er geen afstand was. Heel prettig was dat.”

Hoe hield de jonge Barbara zich intussen staande in het grote Eurovisiecircus? “Barbara zag je alleen overdag”, herinnert Bert zich. “Ze ging nooit mee op restaurant, misschien om haar stemmetje wat te sparen. Haar moeder bleef bij haar op hotel – ook om op de andere kinderen te passen, want Barbara’s broer en zus waren er ook bij en die waren nog jonger dan zij. Uiteindelijk denk ik dat Barbara het minst van allemaal heeft genoten van die week in Ierland. Er werd een druk op haar gelegd, vooral door de BRT, maar haar vader ging daar een beetje in mee, want die was ook zenuwachtig. Het is allemaal wat mismeesterd geweest door de BRT. Die hebben haar dan een kapsel aangemeten. Bovendien was er constant discussie rond dat gouden kleed dat ze ging dragen. Tot overmaat van ramp is ze dan op de avond van de uitzending nog met dat kleed aan een deurklink blijven hangen. Daar was een scheur in. Dus haar haar was niet goed, er zat een scheur in dat kleed… allez, probeer dan maar eens het beste van uzelf te geven.”

Bert met Marc Dex

Net als Bert Candries hield componist Marc Vliegen zich op afstand in de discussie rond de styling van Barbara, maar hij had er wel zijn gedachten over. “Achteraf gezien vind ik het een heel sterke beslissing van Barbara om voet bij stuk te houden. Zij had dat kleed ontworpen en ze ging dat dragen, ongeacht wat haar vader of de BRT daarvan zei. Misschien is het een foute beslissing geweest, maar alleen wie sterk in zijn schoenen staat, durft zulke beslissingen te nemen – en zij heeft dat gedaan, zo jong als ze was. Eigenlijk ben ik er ontzettend trots op hoe ze overeind bleef bij alle tegenwind die ze kreeg. Daarmee toonde ze aan dat ze persoonlijkheid had. Ik had er niks over te zeggen, maar ik dacht wel: ‘Laat dat kind toch met rust.’ Zingen kon ze, dat was het probleem niet, maar toch straalde ze op het podium wel uit hoeveel druk er op de ketel stond. Dat was niet nodig geweest.”

Hoe het ook zij, Barbara was niet de enige die opvallend gekleed het podium betrad. Tijdens de uitzending droeg dirigent Bert Candries zijn haar in een met blauwe strik bijeengehouden paardenstaart, terwijl hij een wit-met-blauw pak droeg. Bert lacht wanneer we hem naar zijn outfit vragen. “Ik zag er normaal niet zo gesoigneerd uit, maar Heidi vond dat ik netjes gekleed moest zijn. In mijn kennissenkring had ik een couturière en dan heb ik haar gevraagd voor mij een kostuum te maken. Dat heeft mij veel geld gekost – veel te veel, want ik heb dat pak maar één keer aan gehad. Dat lichtblauw van mijn kostuum was echt lelijk. Niet te doen! Stel dat je dat zou aandoen bij een feest, dan lachen ze u compleet uit. Op dat moment was ik er wel gelukkig mee, maar achteraf dacht ik: ‘Wat heb ik gedaan om zo veel geld te steken in zoiets onnozels.’ Dan kwam Heidi tot overmaat van ramp nog met die blauwe strik aanzetten. ‘Dat past daar goed bij’, hoor ik haar nog zeggen. Nu zou ik het niet meer zo ver laten komen, maar ik was jong. Achteraf is er door vrienden nog vaak gelachen met dat pak van mij.”

“Op de avond zelf had ik geen zenuwen. Ik moest wel dirigeren voor miljoenen mensen, maar daar in die zaal zaten geen miljoenen mensen. Alles was gerepeteerd en ik vertrouwde dat orkest volkomen. Ik ging die uitzending ook wel in met een zekere verwachting… omdat die orkestleden zo hoog opgaven van Barbara en ons liedje. Op den duur begin je daarin te geloven en denk je: ‘Ja, het is ook geen slecht nummer!’ Ik zal niet zeggen dat ik echt dacht dat we zouden winnen, maar ik hoopte toch wel op een plaatsje bij de eerste vijf, zes. Je begint daar in op te gaan.”

Barbara Dex op het podium in Millstreet tijdens haar uitvoering van 'Iemand als jij'

“Toen de puntentelling begon, zaten wij daar backstage allemaal handenwrijvend met een grote smile, benieuwd naar de punten die we zouden krijgen. Het geval wilde dat wij pal naast de Ieren zaten. In het begin kregen die al gelijk de ene twelve points na de andere ten points en telkens sprongen ze recht. Marc Dex zei nog: ‘Ja, maar subiet is het aan ons.’ Maar bij de helft van de puntentelling, toen wij alleen nog maar die drie punten van Duitsland hadden, zag je de kopkes al wat zakken. En die Ieren bleven maar recht springen, en wij zaten dan telkens in beeld. Dat was een beetje triestig. Ik gunde die Ierse zangeres (Niamh Kavanagh – BT) de overwinning overigens volkomen. Ze was niet eens een professionele zangeres, want ze had nog een job bij een bank, maar als die begon te zingen… ik vond haar fantastisch. De sfeer daar backstage was ook gemoedelijk. Je had de hele week al verbroederd. Solidariteit is misschien te veel gezegd, maar toch gunde je die ander de punten ook.”

“Na afloop was Barbara degene die het meest opgeruimd was. Ik denk dat ze blij was dat ze ervan af was. Al die mensen die rond haar hingen – ze was dat zo beu als iets. Verder was bij iedereen de teleurstelling heel groot; en nog het meest bij Marc Dex. In de bus zat hij daar met een sombere blik en dan zei hij ineens tegen me: ‘De show is over.’ Eigenlijk was dat ook wel weer grappig, want dat is een regel uit de tekst van ‘Oh, clown’.”

Marc Dex erkent dat hij in zak en as zat nadat ‘Iemand als jij’ met slechts drie punten allerlaatste was geëindigd. “Ja, ik ben dan even zwaar gedesillusioneerd geweest. Na de winst in de voorselectie in Knokke was er toch een bepaalde euforie ontstaan, die we hadden meegenomen naar Ierland. En dan kom je daar en eindig je onderaan. Ik had nooit verwacht dat Barbara helemaal laatste ging zijn. Dat was wel een domper… maar we hebben de moed niet laten zakken en gezegd: ‘Barbara, we gaan doorgaan en we zullen wel zien wat er verder komt.’ Achteraf heeft ze ook meer dan voldoende bewezen wat ze als artieste in haar mars heeft.”

“Toen de puntentelling begon, zaten wij daar backstage allemaal handenwrijvend met een grote smile, benieuwd naar de punten die we zouden krijgen” - Barbara (links) geflankeerd door haar vader Marc, pianist Jan Moeskops, gitaristen Peter Meulemans en Jimmy Van Hoppe, en dirigent Bert Candries met achtergrondzangeres Heidi Boumans; op de voorgrond een Ierse hostess

“Eigenlijk kwam dat songfestival te vroeg voor Barbara”, meent Bert Candries. “Een aantal jaar geleden was er een optreden van Johan Verminnen, waarbij zij als gast twee of drie nummertjes meezong. Dat was fantastisch gewoon. De stem had ze toen ook al – want ik heb haar nog nooit een noot vals horen zingen – maar nu staat daar ook echt iemand op dat podium. Een geweldige zangeres! Natuurlijk vond ik het ook heel jammer dat wij laatste waren. Kijk, als je ergens vijftiende eindigt of zo, zegt niemand daar iets van, maar laatste… dan denk je: ‘Is dat echt? Was dat echt zo slecht?’ Nu ja, er gebeurde niet veel op het podium. De jongens achter Barbara stonden, waren niet echt uitbundig naar het publiek toe. Het was wat te introvert, denk ik – en dan stond Barbara zelf daar dus wat op haar ongemak om de redenen waarover we het eerder hadden. In elk geval had het niet aan mij gelegen. Het orkest had prima gespeeld.”

Desgevraagd vindt ook Marc Vliegen dat Bert Candries de juiste man voor het orkest was in Millstreet. “Omdat hij de voorronde in Knokke had geleid, vond ik het volkomen logisch dat hij daar stond in Ierland. Hij was de goede persoon voor die job, geen twijfel mogelijk. Natuurlijk wisten wij in Ierland allemaal dat we niet gingen winnen, maar die drie puntjes waren wel een teleurstelling. Ineens was het in de bus terug naar het hotel heel stil en rustig. Gelukkig heeft het de carrière van Barbara niet dwarsgezeten. Ze heeft altijd een goede respons gekregen met dat nummer en ook bij de radio zijn ze het blijven draaien. Wel vind ik het jammer dat elke presentator bij het afkondigen van het liedje weer begint te zagen over dat kleed. ‘Praat liever over de muziek’, denk ik dan, want ik hoor nu nog steeds geregeld van mensen dat ze het een fantastisch mooi liedje vinden.”

Vliegen wordt daarin bijgevallen door Marc Dex. “Mensen vragen Barbara nog altijd bij elk optreden ‘Iemand als jij’ te zingen. Dan maakt ze altijd met het publiek wat grapjes over dat kleed. Ook voor Barbara is dat songfestival een prima herinnering. Wie heeft de mogelijkheid om zoiets formidabels mee te maken? Het circus is indrukwekkend. Ik ben heel blij dat we dat hebben kunnen en mogen meemaken. Dat zijn onvergetelijke momenten geweest – ook om live met zo’n groot orkest op te treden. Barbara doet dat nog altijd erg graag. Recent heeft ze een theatertoer gedaan met symfonisch orkest, ‘Dex in het groot’, en dat was overal uitverkocht. Dat soort theaterconcerten spreken haar het meeste aan, omdat mensen daar komen om echt naar te luisteren naar wat zij zingt.”

“Bij de helft van de puntentelling, toen wij alleen nog maar die drie punten van Duitsland hadden, zag je de kopkes al wat zakken” - Barbara, Bert en Heidi in de greenroom met tussen hen in de Vlaamse journaliste Annik Decorte

Ook Marc Vliegen kijkt ondanks het resultaat met trots terug op zijn festivaldeelname. “Die melodie van ‘Iemand als jij’ was honderd procent mijn creatie; compositie, arrangement, de hele rimram. Ik kan niet anders dan daarop trots zijn. In de periode erna heb ik nog een paar nummers voor Marc Dex geschreven, maar ik heb me al vrij snel teruggetrokken uit dat wereldje van Vlaamse artiesten. Wanneer je voor Natalia of dat soort artiesten schrijft, moet je je nummer min of meer weggeven. Dan gaan anderen er dingen mee doen die haaks staan op je eigen ideeën. Dat beviel me niks. Inmiddels leef ik wel van de muziek. Ik geef les, maar daarnaast maak ik onder het motto Listening Wind pianomuziek die ik dankzij de digitale platforms kan delen met luisteraars van over de hele wereld. Tegenwoordig heb je geen platenfirma meer nodig om je muziek aan de man te brengen. De liefhebbers van mijn muziek zitten van Nieuw-Zeeland tot in Alaska. De wereld is een dorp geworden!”

Net als voor Marc Vliegen en Marc Dex bleef het voor Bert Candries beperkt tot één songfestivaldeelname. Na 1993 was hij op geen enkele manier meer bij het festival of de Belgische preselecties betrokken. “Het was dan maar eenmalig, maar ik ben er zeker trots op dat ik daar gestaan heb. Er zijn er niet veel die kunnen zeggen dat ze nog op het Eurovisiesongfestival het orkest hebben gedirigeerd. Het was een hele ervaring – feitelijk een soort werkvakantie, maar geweldig om mee te maken. Voor mijn carrière heeft het verder niet zo veel betekend. Dat zou misschien anders zijn geweest als Barbara gewonnen had en mij gevraagd was om nog eens een liedje of arrangement voor haar te schrijven… maar zo is het niet gelopen en dat is ook niet erg. Voor mij zat er geen enkel afbreukrisico aan dat festival.”

In 2015, ruim twintig jaar na het songfestival van Millstreet, klopte Marc Dex nog eens bij Bert Candries aan om de productie en het arrangement van zijn nieuwe liedje voor zijn rekening te nemen, het nostalgische ‘Weet je nog’. “Dat was indirect dankzij Barbara en het songfestival, denk ik”, lacht Bert Candries. “We hebben dat liedje in mijn studio in Wezemaal opgenomen en dat is zeker prettig verlopen.” 


“Ik wist al dat Bert een fantastische gitarist is en een heel goede arrangeur”, zo stelt Marc Dex zelf, “maar in zijn studio was ik nooit eerder geweest. Van collega’s die daar al hadden gewerkt, hoorde ik dat het een fijne studio was. Toen ik in 2015 die nieuwe single wilde opnemen, leek me Bert’s studio de uitgelezen plek om dat te doen. Die opname is ook goed gelukt, mede dankzij de mooie muzikale omlijsting die Bert erbij gemaakt heeft.”

Wanneer we Bert Candries ten slotte vragen of hij vandaag de dag de televisie nog aanzet voor het Eurovisiesongfestival, zucht hij. “Ik kijk nog wel, efkes, maar niet van het begin. Er kunnen nog wel eens een paar toffe liedjes tussen zitten, maar je moet er wel goed naar zoeken. Al die nummers lijken ook op elkaar – allemaal met een harde beat en veel synthesizers. Dertig jaar geleden hoorde je meer de eigen muzikale cultuur van de deelnemende landen terug in de liedjes. Je herkende meteen het liedje uit Griekenland, om maar wat te noemen. Nu proberen ze elkaar te kopiëren. Of het nu Bulgarije of Estland is, alles klinkt volstrekt inwisselbaar. Al die landen hebben op muzikaal vlak zo veel meer te bieden dan je op het songfestival te horen krijgt! De commercie en marketing spelen daarbij helaas een grote rol.”

“Verder is het nu vooral show wat je te zien krijgt. Verklede monsters en wat al niet meer – dat is niks voor mij. Er is niemand die echt muziek speelt. Met muziek heeft het feitelijk niks meer te maken. Het zou wel moeilijk zijn zo’n songfestival nu nog met orkest te doen zoals in de jaren ’90. Vrijwel al die liedjes zijn volledig elektronisch. Je zou dan eerder moeten denken aan een orkest in de stijl van de filmmuziek van Hans Zimmer, met veel synthesizers en heel krachtige, elektronische percussie. Op die manier zou het zeker volledig live gebracht kunnen worden. Het gaat erom dat je werkt met moderne arrangementen, dan is een orkest beslist niet ouderwets. Zijn muzikanten dan ouderwets? Allez, moeten wij dan verdwijnen? Dat kan toch niet? Wanneer je praat over muziek, echte muziek, dan moeten er altijd muzikanten bij zijn!”

Bert met Barbara bij een optreden in Sint-Gillis-Waas (2015)

ANDERE ARTIESTEN OVER BERT CANDRIES

Getuigenissen van Marc Dex en Marc Vliegen over Bert Candries zijn in het bovenstaande verwerkt.

EUROVISIEDEELNAMES VAN JAAR TOT JAAR

Land – België
Inzending – “Iemand als jij”
Uitvoering – Barbara (Dex)
Tekst – Marc Dex “Tobana”
Compositie – Marc Vliegen
Studio-arrangement – Marc Vliegen
Orkestratie – Marc Vliegen
Dirigent – Bert Candries
Score – 25e plaats (3 punten)


BRONVERMELDING
  • Bas Tukker interviewde Bert Candries tweemaal; eerst een langere sessie in Bert’s studio in Wezemaal, januari 2024; en enkele weken later, in februari 2024, nog een tweede sessie via videoverbinding
  • Bas Tukker sprak in februari 2024 eveneens met de schrijvers van ‘Iemand als jij’, Marc Dex en Marc Vliegen; dank aan hen voor hun bereidwillige medewerking
  • Een ouder interview met Bert (uit 2021) in het kader van de podcast ‘Bassed in Belgium’ kan worden beluisterd via deze link 
  • Een kleine impressie van de muziek waarbij Bert Candries betrokken is geweest, kan worden beluisterd via bijgaande YouTube-link
  • Foto’s met dank aan Bert Candries en Ferry van der Zant
WEBSITE

4 comments:

  1. Voor mij is Bert één van de warmste muzikanten die ik ooit ben tegengekomen in muziekland maar ook als persoon..

    ReplyDelete
    Replies
    1. Dat kan ik mij na het uitgebreide interview met Bert volledig voorstellen!

      Delete
  2. Tekst van A tot Z met heel veel interesse gelezen. Bertje blijft de vriendelijkheid zelve. Een topmuzikant met een heel warm hart

    ReplyDelete