Saturday, 4 May 1991

ROLAND VERLOOVEN (Nederlandse versie)

Navolgend artikel is een overzicht van de carrière van de Belgische trombonist, songwriter, arrangeur en producer Roland Verlooven. Omdat Verlooven zelf nauwelijks interviews heeft gegeven, zijn we aangewezen op anderen om zijn levensverhaal te vertellen. De belangrijkste informatiebron is Rolands oudste zoon Michel Verlooven, die zelf ook een tijdlang professioneel musicus was en de carrière van zijn vader goed kent. Bovendien heeft hij waardevolle documentatie uit de nalatenschap van zijn vader ter beschikking gesteld. Daarnaast werd gesproken met diverse mensen uit de muziekwereld die Roland Verlooven goed gekend hebben: Roel Van Bambost, Rony Brack, Bert Candries, Hans Kusters, Eric Melaerts, Ingeborg Sergeant, Willy Sommers en Kris Wauters. De twee voornaamste onderdelen van het artikel zijn een algemeen carrièreoverzicht (deel 2) en een deel gewijd aan Roland Verlooven’s betrokkenheid bij het Eurovisiesongfestival (deel 3). 

A slightly abridged English version of this article can also be found on this website by clicking this link.

Alle tekst hieronder: © Bas Tukker / 2024-’25


Inhoud
  1. Paspoort
  2. Biografie
  3. Eurovisiesongfestival
  4. Andere artiesten over Roland Verlooven
  5. Eurovisiedeelnames van jaar tot jaar
  6. Bronvermelding
PASPOORT

Geboren: 3 maart 1938, Gent (België)
Overleden: 1 november 2017, Tremelo (België)
Nationaliteit: Belgische

BIOGRAFIE

Roland Verlooven werd in 1938 geboren als zoon van een rijkswachter. Zijn wieg stond in Gent, meer bepaald in de volkswijk Brugse Poort. Na de Duitse overval op België in mei 1940 werd vader Verlooven echter overgeplaatst, zo vertelt Rolands oudste zoon Michel: “Hij moest van Gent vertrekken naar de Nederlandse grens in de buurt van Knokke om smokkelaars op te sporen. Oma bleef thuis achter met mijn papa, die pas twee jaar oud was. De hele oorlog heeft hij dus zijn vader niet gezien.” Na de bevrijding in 1944 keert vader Verlooven terug naar Gent en wordt het jonge gezin herenigd. Van veel muzikale begaafdheid in de familie lijkt geen sprake, maar Roland legde eens uit dat de muziekmicrobe in hem werd geplant door zijn grootvader, die hem als jochie eens meenam naar een operavoorstelling. Vervolgens zette hij zich in zijn hoofd dat hij een instrument wilde leren bespelen.

“Ik wou saxofoon spelen, maar dat mocht niet; dat was immers veel te duur”, zo vertelde Roland Verlooven daar later over. Hij moest wachten. Intussen verdiepte hij zich in zijn eentje in muziektheorie, zo goed en zo kwaad als het ging. “Voor ik notenleer kende, had ik een boek over pianolessen, maar ik snapte natuurlijk de ballen van die noten, dus schreef ik maar iets wat erop leek”, zo vertelde hij met de voor hem kenmerkende, directe verteltrant over zijn drang tot componeren, die er blijkbaar al vroeg in zat. Op de een of andere manier lukte het zijn ouders wel hun zoon geplaatst te krijgen in de beginnersklas van het conservatorium, waar Roland theorieonderricht kreeg.

Meer dan enkele jaren kunnen die lessen niet hebben geduurd, want vader Verlooven wordt begin jaren ’50 overgeplaatst van Gent naar Halle, een stadje ten zuiden van Brussel, juist nog aan de Vlaamse kant van de taalgrens. Daar komt dan ook eindelijk zijn droom uit om een instrument te bespelen. “Op een dag kwam mijn vader thuis, nadat hij in de harmonie iemand had ontmoet die trombone speelde en zijn instrument wilde verkopen. Trombone werd dus mijn instrument. Dat was het jaar van de Glenn Miller Story. Ik was verzot op big bands en toen ik zestien was, kon ik al op bals gaan spelen van Anderlecht tot Tubeke. Ons succesnummer toen was ‘When The Saints Go Marchin’ In’.”

De prestatiecurve van Roland moet zeer steil zijn geweest, want de biografische film over de in de oorlog als piloot verongelukte Amerikaanse bandleider Glenn Miller werd uitgebracht in 1954 – het jaar waarin Roland zestien werd en naar eigen zeggen dus al in een balorkest meespeelde, dat zich The Musical Friends noemde. Zijn op het conservatorium opgedane theoriekennis zal hem ongetwijfeld aan die vliegende start hebben geholpen. Naast de jazz raakte Roland ook al vlug geïnteresseerd in de rock-‘n’-roll, die dankzij de platen van Bill Haley en Elvis Presley uit Amerika ook naar Europa was komen overwaaien.

Roland als rockzanger bij een optreden, eind jaren ’50

“Nu had mijn vader ook een echte rockstem”, aldus Michel. “Intussen was hij heel bedreven op de trombone, maar daarnaast had hij zichzelf piano en gitaar leren spelen. Hij was een echte gitaarfreak – zeker geen supergitarist, maar akkoorden spelen en zichzelf en anderen begeleiden kon hij zonder probleem. Naar die dansavonden waar mijn vader optrad kwam ook veel jeugd. Die wilden graag rock-‘n’-roll horen. Nu was mijn papa van nature een redelijk verlegen persoon. Hij had niet zo de drang om zelf naar voren te treden als solist, maar in het kader van zo’n avond met een paar anderen wat rocknummers zingen deed hij wel.”

Via een in Gent wonende neef krijgt Roland het verzoek om als invaller-gitarist een aantal avonden mee te spelen met The Ropes, een lokale beat- en rockgroep. Eén van de groepsleden is de dan zestienjarige Roel Van Bambost. “Wij speelden bals, maar op een bepaald moment viel onze gitarist door ziekte een tijd uit”, vertelt Van Bambost. “Die neef van Roland was mijn beste vriend op school – en die heeft hem toen gevraagd om een paar keer in te springen. Wij speelden met The Ropes op bals meestal in combinatie met een ander orkest, dat het oudere publiek bediende met ballroommuziek. Wij waren voor de jongeren voorzien. Roland was een paar jaar ouder dan wij, maar toch ging hij echt op de rock-‘n’-rolltoer door zich op zijn knieën te laten vallen en dat soort dingen. Wij hadden daar veel lol mee! Op die manier heb ik hem leren kennen. Hij was natuurlijk een Gentenaar en dat schiep een band. Hoewel hij al een tijd in Halle woonde, sprak hij nog steeds heel plat Gents. Bovendien was ik net als hij de zoon van een rijkswachter. Hij en ik kwamen toen al vrij goed overeen, al konden we nog niet bedenken dat onze paden laten weer zouden kruisen.”

Hoewel de muziek hem opslorpt, lijkt een carrière in de artistieke hoek er voor Roland niet in te zitten. Na zijn legerdienst begint hij aan een opleiding om onderwijzer te worden. “Eigenlijk had hij universiteit willen doen, maar de middelen waren er niet”, weet Michel. “Mijn grootvader heeft hem dan aangeraden een lerarenopleiding te volgen. ‘In het onderwijs is er altijd een job voor je’, had hij gezegd. Pa had zeker intellectuele interesses. Met name zijn belangstelling voor de talen was groot. Naar het schijnt heeft hij na afronding van die opleiding ook een paar maanden als onderwijzer gewerkt, maar hij begreep al vlug dat dat niks voor hem was.”

Tijdens zijn opleiding als onderwijzer was Roland in het huwelijk getreden met zijn vriendin Martha Vanderbeken, een meisje dat hij tijdens één van zijn optredens met The Musical Friends had ontmoet. Nog in het jaar van hun huwelijk in 1961 wordt Michel geboren. Een jaar later volgt een tweede zoon, Daniel. Na zijn korte loopbaan in het onderwijs werkt Roland enige tijd als vertegenwoordiger bij supermarktketen Colruyt, maar uiteindelijk kruipt het bloed waar het niet gaan kan; hij solliciteert hij bij het Belgische filiaal van de Parijse platenfirma Vogue, waar hij in dezelfde functie in dienst komt als bij zijn vorige werkgever. 

Ook als dienstplichtig soldaat in uniform blijft Roland gegrepen door de muziekmicrobe

“Als vertegenwoordiger bij Vogue moest hij onder meer internationale artiesten begeleiden, wanneer die naar België kwamen voor een optreden”, weet Michel. “Zo kwam hij in aanraking met sterren als Jacques Dutronc en Françoise Hardy, want een groot deel van de stal van Vogue kwam uit Frankrijk. Maar omdat pa de enige was bij Vogue die ook Engels sprak, mocht hij ook op pad met al die gasten uit Engeland die toen doorbraken op het vasteland van Europa. Hij heeft verteld dat hij ooit The Kinks met frontzanger Ray Davies in België heeft begeleid. In die beginjaren moet papa daar met grote ogen hebben rondgelopen, want de muziekbusiness was natuurlijk echt zijn ding.”

Als werknemer van de kleine maatschappij Vogue zit Roland Verlooven dicht bij het vuur. Bij de Belgische take van Vogue wordt veel Franstalig repertoire opgenomen door zangers als Jo Alan en Vic Valence. Wanneer er met dit soort artiesten singletjes worden opgenomen, is het vaak speuren naar een geschikt nummer voor de B-kant. Met zijn muzikale achtergrond weet Roland steeds vaker uitkomst te brengen. Hij ontdekt zichzelf als een snelle songwriter – en zijn talent blijft niet onopgemerkt. Roger Meylemans, het hoofd van Vogue in Brussel, besluit zijn jonge werknemer een nieuw contract aan te bieden als producer en componist. Meylemans geeft hem wel de raad een schuilnaam aan te nemen. Voor een Franstalige plaat tekenen als R. Verlooven leek de platenbaas namelijk geen goed plan: “Man, met die naam heb jij geen enkele kans om op de Franstalige radio te komen.” Daarop verzint Roland een anagram dat hij als songwriter zijn leven lang zal blijven voeren: Armath. Immers, zo legde hij later eens uit aan een journalist: “Mijn vrouw heet Martha en voor mijn pseudoniem heb ik haar naam door mekaar gehaspeld.”

Dankzij zijn perfecte tweetaligheid wordt Roland in het begin vaak gekoppeld aan jonge zangers uit Brussel en Wallonië die met Franse liedjes hun doorbraak proberen te forceren. Daarnaast gaat de jonge producer in Vlaanderen zelf op zoek naar talent. Zo belandt hij in 1966 bij een optreden van Miek & Roel in Oostende. Roel is niemand anders dan Roel Van Bambost, met wie Verlooven als teenager het podium had gedeeld in het Gentse. Intussen is Van Bambost zich gaan richten op folkrepertoire met zijn vrouw Monique ‘Miek’ Holvoet. Met een cover van Peter, Paul & Mary hadden ze in 1965 de derde prijs behaald bij Ontdek de ster, een op televisie uitgezonden talentenjacht.

“Dankzij dat resultaat kregen we als Miek & Roel meer aanvragen voor optredens”, herinnert Van Bambost zich. “Toen Roland naar ons kwam luisteren in Oostende, traden we op in een gevarieerd programma met andere artiesten, onder wie Arno Hintjens, die toen nog niet landelijk bekend was. Na afloop kwam Roland ons opzoeken: ‘Ja, dat is toch wel goed wat jullie doen… we zouden een plaat kunnen opnemen.’ Enerzijds was ik vereerd, want Roland was de eerste die in ons geloofde, maar ik was niet meteen enthousiast. Wij zongen toen nog in het Engels. Wat zouden wij met onze platen gaan concurreren met Peter, Paul & Mary en andere Amerikaanse groepen, waar wij de mosterd gingen halen? Ik kon Roland al vrij vroeg overtuigen dat het misschien geen goed idee was een Engelstalige plaat te maken. Het moest dus in het Nederlands. Wij tekenden een contract bij Vogue, maar wilden wel de tijd nemen om op zoek te gaan naar goede Nederlandstalige tekstschrijvers. Gelukkig kregen we die tijd van Vogue en van Roland.”

Vier generaties Verlooven: Roland (geheel rechts) met zijn vader, grootvader en zoontjes Michel (links) en Daniel (± 1965)

“Nu traden wij vaak op in de aula’s van universiteiten. Daar troffen we twee studenten, Miel Appelmans en Miel Swillens, die goede teksten bleken te maken. Beetje bij beetje kwamen we bij Roland aanzetten met nieuw materiaal. Hij was telkens erg enthousiast. Wij waren in het platenvak beginners en voor ons was hij degene op wie wij konden steunen. De grote baas bij Vogue, Meylemans, was een ontzettend aardige man, zo’n Brusselse ket die met een mengeling van Frans en Vlaams sprak, maar hij had weinig benul van de muziek waarmee wij bezig waren. Vlaamse kleinkunst zei hem natuurlijk niets, dus hij liet dat helemaal aan Roland over. De opnames vonden plaats in de studio van Paul Leponce in Brussel. Uiteindelijk is onze eerste elpee in september ’67 uitgekomen onder de titel Je kan nooit weten. Daarop stond de single ‘Wie wil horen’, die veel werd gedraaid op de radio. Die plaat betekende onze doorbraak.”

“We hebben die eerste elpee trouwens opgenomen met Roland Van Campenhout erbij, een bluesgitarist met wie wij vaak optraden. Intussen had Roland Verlooven het plan opgevat ook met Van Campenhout een plaat te maken, maar daar is het nooit van gekomen. Ze hadden zeker al zes tot acht nummers opgenomen, maar die tape is door de baas van Vogue meegegeven aan een Franstalige zanger om zijn opnames mee te maken. Die opnames zijn dus gewist. Daarna is het er nooit meer van gekomen een album te maken met Van Campenhout. Al had hij er geen schuld aan, Roland Verlooven vond het heel erg dat het zo was gelopen.”

De eerste elpee van Miek & Roel vindt zo gretig aftrek bij het publiek, dat er het jaar erop al een volgende album wordt uitgebracht, Mijn jeugd rijdt uit op jacht. Intussen rust Roland Verlooven niet op de lauweren van zijn eerste productiesuccessen. Hij blijft constant op zoek naar nieuw materiaal en uitvoerders. Het scala aan repertoire waaraan hij werkt is breed: van kleinkunst tot chanson, van soul tot rock. In 1968 zet hij zich in het hoofd om een cover te maken van een vroege rock-‘n’-rollhit van Freddy Bell uit 1956, ‘Giddy Up A Ding Dong’. In een krantenartikel uit die dagen lezen we hoe Roland, die door de journalist wordt beschreven als “rond, gul, hartelijk, eenvoudig, zich een beetje zwaar door de warme aprildagen bewegend”, in de opnamestudio “een oude rock verfrist weer op de plaat wou zetten”, maar dat “een hele rij zangers, de een na de andere, hem niet voldeden.” Volgens het artikel vloekte hij vervolgens “foert!” en zong de song dan ten einde raad maar zelf in onder de ietwat verlengde schuilnaam O.J. Armath. “Zo op de plaat en de markt op, direct op de negentiende plaats op Humo’s Hitparade. Een week later was O.J. Armath al naar de achtste plaats opgeklommen, een succes dus. En iedereen hier in de redactie en bij de platenfirma’s zich maar afvragen wie die totaal onbekende wel kon zijn.”

“Tja”, lacht Rolands zoon Michel, “in het allereerste begin had hij bij die orkesten wel als zanger opgetreden. Hij had een echte voorliefde voor blues en rock. Hij deed het allemaal niet voor de roem en de aandacht, maar daarom was het ook het onder pseudoniem!” Na het succes van ‘Giddy Up A Ding Dong’ neemt Verlooven op verzoek van de leiding van Vogue nog een plaat op als O.J. Armath, maar ‘Farewell My Love’ reikt niet verder dan de lagere regionen van de hitparade. Daarna is het weer voor even gedaan met de solocarrière van Armath en beperkt Roland Verlooven zich tot het inzingen van koorstemmen voor de artiesten die hij produceert.

De bon vivant met pintje en sigaret (± 1968)

In datzelfde jaar 1968 maakte Verlooven na vijf jaar bij Vogue een verrassende overstap naar de concurrerende platenmaatschappij Philips. Naarmate de tijd vorderde, was de verstandhouding tussen Roger Meylemans en zijn jonge sterproducer wat onder druk komen te staan. De Vogue-topman was in het algemeen vriendelijk en joviaal, maar kon op andere momenten ronduit bot uit de hoek komen. Na een paar aanvaringen besliste Verlooven dat het tijd was geworden om elders zijn heil te zoeken.

“Ik vermoed dat het toch ook een discussie was over geld”, vult Roel Van Bambost aan. “Roland had als talentscout en producer bij Vogue, een heel kleine firma, veel hits op zijn naam gezet. Hij moest allerlei taken combineren, schreef intussen ook zijn eerste, bescheiden arrangementen, maar zat nog op het vrij bescheiden salaris waarvoor hij als beginnend producer getekend had. Voor ons was dat wel een probleem, want wij stonden als Miek & Roel onder contract bij Vogue, maar ineens waren we onze kapitein kwijt. Daarom hebben we in die periode ook geen nieuwe plaat uitgebracht, want ik had niet goed geweten wie ik als vervanger van Roland naar voren moest schuiven.”

Bij Philips tekent Verlooven een contract als producer bij de platentak, Phonogram. Bij zijn nieuwe werkgever gaat hij onverdroten voort met zijn rondgang door Vlaanderen op zoek naar veelbelovende artiesten. Al snel krijgt hij daarbij gezelschap van Hans Kusters een ambitieuze jongeman uit Breda in Nederland die bij Primavera werkt, de uitgeverij van Philips. De twee zijn binnen de kortste keren onafscheidelijk. Haast ieder weekend gaan ze twee of drie avonden samen op stap.

“Onze vrouwen hadden de pest aan onze vriendschap”, stelt Kusters droog, wanneer hem naar deze periode wordt gevraagd, “want ik was er de oorzaak van dat Roland laat thuiskwam en andersom. In opdracht van onze directeuren schuimden wij concoursen en talentenjachten af in heel Vlaanderen. Zo ontdekten we het zangeresje Truus en ook het Heideduo. Minstens zo belangrijk was echter de vriendschap die al heel snel tussen ons groeide. Wat ons bond? Dat was de humor. Als brutale Hollander maakte ik schunnige opmerkingen die hij nog nooit had gehoord. Roland was eerder baldadig. In een restaurant vragen om twee Picons (aperitieven – BT) bijvoorbeeld. Toen hij als antwoord kreeg dat ze die niet hadden, zei hij: ‘O, doe er dan maar vier.’ Dat is een soort humor die anderen, met name vrouwen, verschrikkelijk vervelend vinden. Puberhumor, zo je wilt. Het was typisch mannen onder elkaar.”

Thuis in de weer met de coulisse van zijn trombone, met echtgenote Martha en zoon Michel aan zijn zijde (1971)

“Eén keer kregen we van de directeur van Phonogram de opdracht om op zoek te gaan naar smartlappen. Wij dachten dat we die zelf wel konden maken. Roland had onderwijzersdiploma’s om Engels en Nederlands te geven en erg taalgevoelig, al denk ik dat hij dat ook van nature al wel had. Ik vond van mijzelf dat ik ook goede teksten kon schrijven. Samen maakten we een tekst over kussens die nat waren van het huilen, want het vriendinnetje was ervandoor. Niet veel later belandden we samen eens in Tessenderlo, waar we een jongeman te spreken kregen die in dat genre gespecialiseerd was. Die liet ons een tekst zien: “Mijn hart huilt, want de kinderkamer is nog leeg.” Roland en ik keken elkaar aan: waarom hadden wij dat niet bedacht? Dit was veel dieper uit het hart dan wat wij als brutale gasten lachend op papier hadden gezet. Die man is later één van de belangrijkste tekstschrijvers van Johnny Hoes geworden. Die ontmoeting was voor Roland en mij een lesje in nederigheid.”

In diezelfde periode komt een jonge zanger uit Hoogstraten op de radar van Philips, Jozef ‘Zjef’ Vanuytsel. Vanuytsel is een student architectuur die in zijn vrije tijd kleinkunstliedjes maakt en veelvuldig optreedt in het studentencircuit. De troubadour is vereerd door de interesse van de platenmaatschappij, maar gaat niet blind in zee met Philips. Hij vraagt om verzorgde arrangementen en een producer die zijn vak verstaat – en die opdracht gaat naar Roland Verlooven. Samen met strijkersarrangeur Frans Ieven gaan Verlooven en Vanuytsel aan de slag. De elpee De zotte morgen, die in 1970 wordt uitgebracht, biedt een mengeling van dromerige, wat aan de stijl van Boudewijn de Groot schatplichtige melodieën en maatschappijkritische teksten, die uitstekend passen bij de tijdgeest. De verzorgde plaat wordt zeer goed ontvangen. Uiteindelijk gaat ze meer dan 100.000 keer over de toonbank, goed voor platina. Naast de titeltrack groeit ook het nummer ‘Houten kop’ uit tot een klassieker. Tot de dag van vandaag geldt De zotte morgen als een monument in de geschiedenis van het Vlaamse lied. 

De samenwerking met Zjef Vanuytsel is één van de laatste wapenfeiten van Roland Verlooven bij Philips, want nog geen twee jaar na zijn vertrek keert hij terug bij Vogue. Bij Philips was Roland niet gelukkig geweest. Hij klaagde over een gebrek aan bewegingsvrijheid: “Een artistiek directeur werd toen blijkbaar niet verondersteld om creatief te zijn en nummers te schrijven.” Bij Vogue had Roland ondanks de regelmatige strubbelingen op het persoonlijke vlak met directeur Roger Meylemans altijd volop de vrijheid gekregen om te komen met eigen teksten en melodieën, maar bij de grotere en loggere maatschappij die Philips was, werden dergelijke initiatieven niet op voorhand geapprecieerd. Roland gaat opnieuw om de tafel met Meylemans en samen vinden ze een nieuwe modus vivendi.

Nog maar koud terug op het oude nest maakt Roland een derde elpee met folkduo Miek & Roel. “Natuurlijk was ik ontzettend blij dat hij weer terug was”, aldus Roel Van Bambost. “We hebben dan weer meteen mogen profiteren van zijn inbreng. Eén van de kwaliteiten van Roland was het verzamelen van een goede groep sessiemuzikanten. Voor onze derde plaat uit 1970 kwam hij met twee jonge muzikanten uit de Walen aan, Jacques Albin, een bassist, en de pianist Jean-Luc Manderlier. Roland schreef de arrangementen voor hen niet uit, maar gaf ze wat aanwijzingen en vertrouwde dan op hun knowhow. Voor het stuk ‘De geboorte’, kwam hij op het idee om het intro door een dwarsfluit te laten spelen. Roland was een goede musicus en had vaak dat soort invallen, die hij dan ter plekke door de sessiemuzikanten liet uitwerken. Voor een ander nummer, ‘Het verdronken land van Saeftinge’, improviseerde Manderlier een pianopartij die geweldig sterk was. Die riedel speel ik nu nog altijd bij dat nummer. Zo bracht Roland ons in contact met muzikanten die wij in Vlaanderen nauwelijks kenden. Met Jacques Albin heb ik later nog veel opgetreden ook. Roland had dus op allerlei manieren een goede invloed op ons geluid.”

De derde elpee van Miek & Roel uit 1970

“Af en toe waren er ook wel flinke discussies, hoor. Het knetterde vooral als het ging om de arrangementen. Roland dacht in de eerste plaats commercieel en wilde onze liedjes graag wat meer aankleden – niet met strijkers, maar soms wel iets steviger dan de sobere stijl die wij als folkmuzikanten gewend waren. Van tevoren namen we de arrangementen door. Ik heb best wel eens wat tegengas gegeven, in de trant van: ‘Als je het zo wilt opnemen, doe ik het niet.’ Dat konden felle discussies zijn, maar het voordeel van Roland was dat hij nooit rancuneus werd. Wij konden gewoon ons gedacht zeggen tegen elkaar. Gewoonlijk gingen we aan het eind van een opnamedag samen iets eten en drinken, want Roland was een echte Bourgondiër. Voor zover er discussie was geweest tijdens de opnames, was het dan allang weer goed.”

Het derde album van Miek & Roel levert Verlooven een gouden plaat op. Dankzij zijn werk met het duo en met Zjef Vanuytsel geldt Roland Verlooven intussen als dé producer van folk- en kleinkunstmateriaal in Vlaanderen. Zo komen in 1971 ook chansonnier Hugo Raspoet en het ensemble Lamp, Lazerus & Kris bij hem uit voor het opnemen van hun albums. De songs ‘Helena’ van Raspoet en ‘De onverbiddelijke zoener’ van het folktrio groeien uit tot evergreens. 

Bovendien maakt Verlooven in datzelfde jaar twee solo-uitstapjes. Onder het pseudoniem Mighty Wave neemt hij een Engelstalige popsong die hij samen schreef met Roel Van Bambost, ‘You Gotta Help Me’. Ondanks het aansprekende en voor Verlooven zo kenmerkende gruizige stemgeluid wordt het liedje in de stijl van Joe Cocker geen hit. Opvallender is zijn volgende alter ego, Désiré Mozambe. Onder die naam neemt hij twee singles op, ‘Sénégal’ en ‘Kwêyi ta kwênda’, instrumentale, zeer ritmische stukken in onversneden Afrostijl. 

“Hij heeft die nummers opgenomen met een Zaïrees die hij had leren kennen”, weet zoon Michel. “Dat was een jongen uit de Matongewijk in Brussel, waar veel mensen wonen van Congolese origine. Die heeft wat kreten tussendoor gezongen om het geluid zo geloofwaardig mogelijk te maken, maar de hele muziek was van mijn vader. Die singletjes werden natuurlijk in datzelfde stuk van Brussel te koop aangeboden. Voor die tijd klinken die nummers erg vooruitstrevend. De blazers, dat ritme, het is eigenlijk pure dancemuziek, maar dan uit het begin van de jaren ’70.” 


Intussen had Roland Verlooven zich in allerlei genres ontplooid als producer, maar nog niet in het commerciële Nederlandstalige repertoire. Daar komt in 1971 verandering in. Van de leiding van Vogue krijgt hij de opdracht op zoek te gaan naar het Vlaamse antwoord op de Amerikaanse tieneridolen David Cassidy en Donny Osmond. In de Harmoniezaal van zijn woonplaats Halle woont de producer in december ’70 een concertavond bij van de coverband The Yeats met daarin de negentienjarige bassist en leadzanger Willy De Gieter. Verlooven ziet potentie in de zanger en doet hem het voorstel om een auditie te doen.

“Nu speelden wij met die coverband alleen Engelstalige nummers, van The Beatles, Stones, Kinks, Elvis, noem maar op”, vertelt Willy, “maar Roland zei dan dat hij geïnteresseerd was in mij als zanger van Nederlandstalige nummers. Ik was niet meteen enthousiast, maar na er even over te hebben nagedacht, besloot ik dat ik het toch wilde proberen, voor de fun: ‘Wie weet wordt het iets en anders blijf ik gewoon spelen in mijn coverband.’ Voor die stemtest heb ik twee Nederlandstalige nummers ingestudeerd. Ik dacht dat ik nooit meer van Roland zou horen, maar hij belde me terug en zei dat hij een single met me wilde opnemen. Hij bedacht voor mij de artiestennaam Willy Sommers. Het eerste plaatje flopte nog, maar er kwam een follow-up. Dat was ‘Zeven anjers, zeven rozen’, werd in de zomer van ’71 een monsterhit in Vlaanderen. Dan was mijn Vlaamse carrière begonnen en kon ik ook eigenlijk niet meer terug.”

“‘Zeven anjers, zeven rozen’ was gecomponeerd door Roland zelf. Het vreemde was dat het eigenlijk de B-kant was van de single. Het geheim van het liedje? De platenbaas van Vogue heeft zijn vertegenwoordigers gezegd dat die single in elke jukebox in Vlaanderen moest zitten. In die tijd stonden er in cafés verspreid over Vlaanderen 36.000 jukeboxen! Daar werd de plaat gedraaid en de mensen begonnen te dansen en mee te zingen op ‘Zeven anjers, zeven rozen’. Dankzij die jukeboxen kreeg ik dan uiteindelijk een televisieopname. Ik was nog nooit op tv geweest. Ineens maakte het publiek dan kennis met mij; een jonge gast van negentien met een moderne look. En ja, de trein was vertrokken!”

Waarom viel juist ‘Zeven anjers, zeven rozen’ zo enorm in de smaak bij het publiek en niet het vrolijke uptempoliedje ‘Gina’ van de A-kant van de single? “In de eerste plaats is die tekst over een afgesprongen huwelijk een hartverscheurend verhaal”, meent Michel. “Dat sprak tot de verbeelding van de mensen. In vergelijking daarmee was ‘Gina’ meer een passe-partoutnummer. Onderschat daarnaast de rol niet van de sessiemuzikanten. Bij ‘Zeven anjers, zeven rozen’ werd de gitaar bespeeld door Burt Blanca. Dat was destijds dé gitarist in België. Mijn vader had ook een meer gekende studiogitarist als Freddy Sunder kunnen vragen, maar hij wist dat hij dan een meer gedateerd geluid zou krijgen. Burt Blanca gebruikte bij zijn gitaarpartij in ‘Zeven anjers’ een wah-wahpedaal. Zoiets hoorde je destijds wel op buitenlandse platen, maar niet bij ons. Omdat mijn vader ook graag naar de nieuwste Engelstalige platen luisterde van The Rolling Stones en Crosby, Stills, Nash & Young, begreep hij dat je jongere mensen met frisse ideeën nodig had om een modernere klank te krijgen. Er zat dus een zekere vernieuwing in de klank ten opzichte van andere liedjes in hetzelfde genre van artiesten als Will Tura of Jimmy Frey.”


Het succes van ‘Zeven anjers, zeven rozen’ overvalt haast iedereen, in de eerste plaats de songwriter en producer zelf, zo herinnert Michel zich: “In die zomer van 1971 waren mijn ouders met mijn broer en mij op vakantie in Italië. Intussen pasten mijn grootouders op ons huis. Op een namiddag kwamen wij met de auto terug thuis in Halle. Ik zie nog zo voor me hoe mijn grootvader als een gek stond te gesticuleren in de deur. Hij pakte de krant en riep: ‘Kijk eens hier, jong, 100.000 singles!’ Mijn pa viel achterover. Sommers stond bovenaan in de hitparade en mijn vader wist van niets. Mobiele telefoons bestonden nog niet. Dat was allemaal op een paar weken tijd hè – niet meer dan een week of twee, drie. Voor we hadden vertrokken, had pa al wel begrepen dat de B-kant meer aansloeg bij de mensen. Dat vond hij al vreemd, maar dat het dan in één keer als een raket naar nummer 1 zou gaan, verraste hem volkomen.”

Na het succes van de Vlaamse versie wil Verlooven ook de Duitse markt veroveren met ‘Zeven anjers, zeven rozen’. In grote haast neemt hij het opnieuw op met Sommers onder de titel ‘Sieben Küsse, Sieben Rosen’. Ook bij de oosterburen slaat de song aan. Er komt zelfs een Spaanse versie, ‘Siete rosas, siete besos’, die door een kleine Catalaanse maatschappij, Mayo Fonografica, wordt uitgebracht. Gauw nadien volgt vanuit Barcelona de uitnodiging voor een televisieoptreden. Samen reizen Roland en Willy naar Spanje. 

“Toen ze van het vliegveld naar hun hotel werden gebracht, hoorden ze het nummer in de taxi op de radio”, weet Michel. “Mijn pa vroeg de chauffeur toen of het een grote hit was. Die man bevestigde dat het veel werd gedraaid. Na die televisieshow zijn ze nog een paar dagen gebleven voor interviews op de radio. Overal wilden ze Willy spreken. Dat nummer bleek een dikke hit! Maar na een jaar begon mijn vader zich af te vragen waar de royalty’s uit Spanje bleven. Op de afrekeningen die hij kreeg, ontbrak de titel zelfs volkomen. Toen hij daar bij Phonogram navraag over deed, zei men: ‘Ja, dat kan wel zijn, maar da’s niet de moeite om daar achteraan te gaan.’ Hij is dan nog gaan bellen met die firma in Spanje, maar de communicatie verliep heel moeizaam. Dat was nog in de tijd van Franco, hè. Probeer dan maar eens je gelijk te halen. Mijn pa heeft het er toen maar bij laten zitten. Hij heeft er nooit iets aan verdiend, nul, terwijl die kerel aan het hoofd van die Spaanse maatschappij daar waarschijnlijk een nieuwe auto aan heeft overgehouden.”

Bij elkaar wordt de single van ‘Zeven anjers, zeven rozen’ meer dan een half miljoen keer verkocht. Nu Willy Sommers zo’n enorme populariteit had verkregen met dat ene liedje, moest er vliegensvlug een follow-up komen. Dat werd ‘Sympathie is geen liefde’, ook al een liedje van Roland Verlooven en opnieuw een groot kassucces. “Dat liedje heeft hij op minder dan een uur tijd geschreven”, weet Michel. “Op een zondagmorgen ging hij wandelen met mij en mijn broer in de velden rond Halle. We woonden daar prachtig op de boerenbuiten. Tijdens die wandeling kreeg hij het idee. Toen we thuiskwamen, pakte hij meteen pen en papier en schreef die volledige tekst uit. Vervolgens speelde hij het nummer zo op de gitaar voor mijn moeder en ons tweeën. Dat was ongelofelijk. In het algemeen werkte mijn vader heel snel. Soms, wanneer hij vast dreigde te lopen, pakte hij er eens een rijmwoordenboek bij, maar meestal had hij dat niet nodig. Daarnaast had hij een notitieboekje waar hij soms op teruggreep. Daarin noteerde hij ideeën en losse flodders, die hij dan naderhand uitwerkte.”

Roland in actie (op de voorgrond) als trombonist in het begeleidingsorkest van Willy Sommers (1972)

Gevraagd naar het geheim van hitcomposities, zoals de liedjes voor Willy Sommers, legde Roland Verlooven zelf ooit eens uit: “Voor mij persoonlijk heb ik eerst een muzikale zin. Daarop tracht ik een soort slogan te vinden en dan werk ik dat verder uit.” Waar het arrangement van ‘Zeven anjers, zeven rozen’ zich had beperkt tot ritme-instrumenten met blazers, zijn bij ‘Sympathie is geen liefde’ ook strijkers te horen. Terwijl Roland Verlooven bij de plaat van Zjef Vanuytsel de orkestrale arrangementen nog had uitbesteed, neemt hij deze bij Willy Sommers vanaf het begin zelf voor zijn rekening. Dat geldt ook voor de eerste langspeelplaat van Willy Sommers, Met sympathie, die in 1972 uitkomt. In het begin laat Verlooven zich bij het dirigeren van de sessiemusici nog assisteren door de stafarrangeur van Vogue, Harry Frékin, maar al snel neemt hij ook die taak volledig over. 

“De basis van de harmonieleer had hij natuurlijk al geleerd op het conservatorium in Gent”, legt zoon Michel uit, “maar toen hij wat meer in detail moest weten voor zijn werk in de studio, heeft hij wat theorieboeken gekocht en zich daarin zelf verder bekwaamd. Ik heb niet anders geweten dan dat hij thuis complete arrangementen uitschreef; blazers, strijkers, het maakte niet uit. Als kind ging ik in de zomervakantie vaak mee naar de studio, wanneer mijn vader ging opnemen met orkesten. Hij werkte vrijwel altijd met de strijkersgroep van Albert Speguel, dat waren de besten die je krijgen kon. Die gasten huurde je per uur in, dus onnodig tijdverlies was dodelijk. Als er fouten zaten in de partituur, moest je die ter plekke herschrijven. Computerprogramma’s zoals Logic Pro waren er in die tijd nog niet om je te helpen! In de voorbereiding op zo’n opname moest pa dus zeer alert zijn. In het begin zat voor hem een zekere spanning op dat soort sessies, maar na verloop van tijd werd hij daar zo geroutineerd in, dat het eigenlijk altijd probleemloos verliep.”

Nu Willy Sommers ineens top of the bill is in heel Vlaanderen, krijgt hij massa’s aanvragen voor optredens. Dat betekent voor Verlooven een aanmerkelijke verzwaring van zijn takenpakket, zo herinnert Willy Sommers zich. “Roland had mijn moeder moeten beloven goed voor mij te zorgen, anders mocht ik van haar dat platencontract niet tekenen. ‘Anders heb-de met mij te doen’, had ze dreigend tegen hem gezegd. Ja, mama was streng, maar rechtvaardig! Dus Roland is lang ook mijn manager gebleven. In het begin werden de boekingen en administratie zelfs nog gedaan door Rolands vrouw. Dat was echt een heel klein team! Je kunt je voorstellen dat ik Roland in die beginjaren echt als een tweede vader beschouwde. Hij was een jaar of vijftien ouder dan ik en al heel ervaren in de showwereld, terwijl ik nog van niets wist. Ik voer blind op hem.”

Aanvankelijk gaat Sommers nog het land in met zijn oude kompanen van The Yeats, als achtergrondmuzikanten, maar al vlug komen er klachten van zaaleigenaren over het gebrekkige niveau van de begeleidingsgroep. Rolands zoon Michel weet nog hoe moeilijk het voor zijn vader was. 

“Mijn pa heeft van alles geprobeerd om het niveau van de band op te krikken. Op een gegeven moment is hij zelfs zelf gaan meespelen op trombone, terwijl hij ook meedeed met de achtergrondkoortjes, maar het hielp weinig. Na een paar maanden is hij naar Willy gegaan om te zeggen dat het zo echt niet meer kon. Willy kon het niet over zijn hart verkrijgen zijn band de wacht aan te zeggen: ‘Maar Roland, dat zijn mijn vrienden! Die gasten ken ik al vanaf de zandbak.’ Toen is mijn pa dus die jongens maar moeten gaan vertellen dat het over was. Dat is nog een hele discussie geworden. Ook de geluidstechnieker werd buiten gegooid. Die is dan nog ’s nachts bij ons aan de deur komen aanbellen om ruzie te maken met mijn pa. Dat was niet prettig. Pa heeft hem uiteindelijk maar aangeboden om voortaan het licht in te regelen voor de optredens. Dat waren in die tijd twee spots, één links en één rechts; daar hoefde je niet veel voor te kunnen! Daarna heeft hij in samenspraak met Willy een nieuwe band gevormd met als basis het orkest van Ronny Temmer, een zanger die intussen wat op het einde zat van zijn carrière. Die band heeft hij aangevuld met een paar jonge muzikanten. Dat werd echt een toporkest. Bijna al die jonge gasten zijn naderhand veelgevraagde studiomusici geworden. Eén ervan, Frans De Witte, heeft later zelfs als drummer nog meegespeeld op de eerste platen van Doe Maar.”

De producer met zijn protegé op het podium bij het vieren van opnieuw een gouden plaat (± 1972)

Hoewel het werk met Willy Sommers hem vrijwel volledig dreigt op te slokken, vindt Roland Verlooven tussendoor nog tijd voor andere projecten. Zo scoort hij als producer een enorm succes in Frankrijk met ‘Angélique’, dat hij zelf componeert samen met één van zijn sessiemuzikanten, Jacques Albin. De uitvoerende is de jonge Brusselse zanger Christian Vidal, ook al een ontdekking van Verlooven. 

“Ik herinner me dat pa dat nummer net had opgenomen,” aldus Michel. “Hij kwam thuis en hij had zijn jas nog niet uitgetrokken, toen hij zei: ‘Dit nummer wordt echt een gigantische hit.’ Hij heeft het zelfs voor ons voorgezongen. Nou, hij kreeg gelijk, want alleen al in Frankrijk verkochten ze er bijna twee miljoen singletjes van. Het sloeg ook aan in Canada. Op tournee in het buitenland werd Vidal dan aangesproken door allerlei Fransen, die hem vroegen wie zijn producer was. ‘Verlooven? Die kennen we niet.’ Vervolgens heeft hij zich laten overtuigen om voortaan met een Franse producer verder te werken. Hij liet mijn pa dus vallen, maar zo’n hit als ‘Angélique’ heeft hij in zijn hele carrière nooit meer gehad.”

Intussen rijgt Willy Sommers in het vervolg van de jaren ’70 de hits aaneen: ‘Weet je nog die slow’, ‘Blijf nog een uurtje bij mij’, ‘Holiday’, enzovoort. Na het succes van de Spaanse en Duitse versies van ‘Zeven anjers, zeven rozen’ volgt er nog een tweede internationale succes, wanneer een nieuwe compositie van Roland voor Sommers, ‘Dans met mij tot morgenvroeg’, in de versie van de Deense zangeres Gitte Hænning een echte kraker wordt in Duitsland onder de titel ‘Laß mich heute nicht allein’. Wat opvalt is de enorme productiviteit van Sommers en Verlooven: tussen 1972 en 1977 worden liefst acht (!) albums met nieuwe nummers uitgebracht op het Vogue-label, grotendeels gecomponeerd door Armath

“Ik componeerde zelf ook wel songs”, legt Willy Sommers uit, “maar wanneer we samenkwamen en mijn nieuwe nummers naast die van hem legden, kregen die van Roland bijna altijd de voorkeur. Ik moest daar ook geen moment aan twijfelen, want elke single die we uitbrachten was een hit. Er was dus ook geen noodzaak om naar andere componisten en auteurs uit te zien, want ik was heel trouw aan Roland. Alles wat wij samen deden gebeurde op basis van gelijkwaardigheid. Hij legde nooit zijn wil aan mij op. Wanneer ik een song niet zag zitten, vond hij dat oké. Ook over de arrangementen was er overleg. Wanneer eenmaal het muzikale gedeelte erop stond, zong ik de nummers in. Na zo’n dag van hard werken in de studio gingen we achteraf in een restaurantje in Brussel iets eten. Dan dronken we op het succes van een nieuwe hit. Roland was een echte levensgenieter. Hij heeft mij ook wijn leren drinken! En dan daarna nog naar een jazzclub, waar live gemusiceerd werd. Ja, ik had met Roland veel meer dan een zakelijke relatie. Eigenlijk was hij mijn beste vriend geworden.”

“Ik had met Roland veel meer dan een zakelijke relatie” – Willy Sommers met zijn producer (± 1974)

Dankzij het eten en drinken na afloop heeft Verlooven een welkome uitlaatklep, want verder is hij vrijwel constant aan het werk. Voor Willy Sommers moet er elke drie maanden een nieuwe single liggen. Bovendien is er nood aan een eindeloze reeks aan andere tracks om de langspeelplaten mee te vullen. Daarnaast zijn er ook nog steeds de producties met kleinkunstartiesten en Franstalige zangsolisten. Zijn kinderen zien hem minder en minder.

“Halfweg de jaren ’70 zijn we verhuisd van Halle naar Keerbergen”, vertelt Michel over die tijd. “Daar had mijn vader een eigen werkkamer, waar hij dag en nacht bezig was. Hij werkte met een indrukwekkende lijst artiesten tegelijk; schreef nummers, werkte de arrangementen uit. Die kamer was één rookgordijn, want hij rookte de ene sigaret na de andere. Dat ging zelfs zover, dat de schooldokter mij eens vertelde dat ik nodig moest stoppen met roken. Toen ik zei dat ik helemaal niet rookte, riep die dokter: ‘Je liegt!’ Maar dat kwam door mijn pa! Het hele huis stond blauw van de sigarettenrook. Achteraf bezien vind ik het wel jammer dat ik mijn vader niet wat vaker heb gezien in die jaren, want hij was een ontzettend lieve, attente man, maar zijn werk slokte hem volledig op. Hij kon slecht dingen uit handen geven. Uiteindelijk kon hij het toch niet meer aan om alle arrangementen voor Sommers zelf te schrijven. Dan heeft hij een Waalse musicus gevraagd om dat van hem over te nemen. Hij gaf hem precieze instructies hoe hij wilde dat het zou klinken, waar de strijkers en de gitaren moesten komen. Die kerel werkte dat dan allemaal voor hem uit.”

Na het succes van de derde elpee van Miek & Roel in 1970 neemt Verlooven nog drie langspeelplaten op met het folkduo, Zingen Tom Paxton (1972), In de tijd van… (1975) en In het nieuw (1980). “Dat was tot het moment dat ik de muziek tijdelijk vaarwel heb gezegd om regisseur te worden bij de televisie”, legt Roel Van Bambost uit. “We hebben al die jaren met plezier met Roland gewerkt en daar nooit spijt van gehad. Mensen vroegen me wel eens of we het niet beter eens met een jongere producer konden proberen, maar wij wilden dat niet. Ik herinner me hoe hij Miek altijd weer stimuleerde om bepaalde hoge noten te halen. Zij twijfelde wel eens aan haar kunnen, maar hij ging dan aan de piano zitten en studeerde het met haar in. Dat was hard werken, maar hij bleef altijd vriendelijk: ‘Ge kunt dat wel, probeer maar eens.’ Zo gaf hij haar zelfvertrouwen. Roland was prettig in de omgang en had geen last van een groot ego. De aandacht hoefde voor hem niet op zijn persoon te zijn gericht. Hij werkte gewoon hard voor zijn artiesten. Later besef je pas dat dat niet standaard is. Met geen producer later heb ik zo’n goede klik gehad als met Roland.”

In 1978 besluit Roland Verlooven na acht jaar bij Vogue om verder te gaan als zelfstandig producer. Het Parijse hoofdkantoor van de platenmaatschappij is bezig de zijtakken af te stoten. Bovendien is Verlooven de samenwerking met de nieuwe directie in Brussel steeds meer gaan tegenstaan. 

“Eens had hij een single geschreven en geproduceerd voor Vogue met een Franse artiest”, herinnert Michel zich. “Hij ging ermee naar de directeur, maar die zei: ‘Nee, Roland, dat trekt op niks. De mix is niet goed.’ Met veel tegenzin beloofde mijn pa dat hij die mix na het weekend zou herdoen. Maar hij reed naar huis en liet die tape gewoon in de kofferbak van zijn auto liggen. Hij was echt beledigd. ‘Wat denkt die kerel wel? Die mix is perfect, ik ga er niks aan veranderen. Dat is toch maar weggesmeten geld.’ ’s Maandags ging hij dan met exact dezelfde tape terug naar kantoor en liet ‘m nog eens aan de baas horen. ‘En, wat denkt ge er nu van?’ Weet je wat hij zei? ‘Schitterend, Roland, schitterend, veel beter dan eerst.’ Met dat soort toestanden had hij het echt gehad. Dan heeft hij beslist dat het genoeg was geweest. Als freelancer kon je meer je eigen plan trekken. Daarop heeft hij zijn eigen muziekuitgeverij opgezet, Rover Music. Vanaf dan kreeg hij de volledige uitgaverechten van de songs die hij produceerde. Tot die tijd had hij de helft moeten afstaan aan de platenmaatschappij. Het financiële aspect speelde dus zeker ook een rol.”

Aan de knoppen tijdens een opnamedag in de studio (± 1976)

Eén van de eerste projecten waarin Verlooven zijn tanden mag zetten na zijn vertrek bij Vogue is de nieuwe langspeelplaat van Zjef Vanuytsel. Na De zotte morgen had Vanuytsel twee albums opgenomen met andere productieteams, waarvan met name De zanger uit 1976 wel erg buitenissig had geklonken, met veel gebruikmaking van geluidstechnische foefjes en tamelijk gezochte arrangementen. Onder leiding van Verlooven gaat de singer-songwriter met zijn nieuwe albumproject in 1978 terug naar de eenvoud, met een natuurlijker geluid en fijne strijkersarrangementen, grotendeels geschreven door muzikanten uit Vanuytsels eigen band. Roland zelf neemt de muzikale omlijsting van één nummer voor zijn rekening, ‘Juffrouw Jane’. Met deze elpee, getiteld De stilte van het land, tikt Vanuytsel weer het niveau aan van zijn debuutalbum, met ‘Tussen Antwerpen en Rotterdam’ en ‘Laat alleen mijn goede vrienden over’ als de songs die het langst in het collectieve geheugen zijn blijven hangen.

Voor de sessies van De stilte van het land verzamelt Roland Verlooven een ervaren groep musici om zich heen, onder wie Ronny Sigo, Jean-Pierre Onraedt en Marc Malyster. Hij doet echter ook een beroep op Eric Melaerts, een twintigjarige gitarist zonder enige studio-ervaring. “Roland had me nog nooit ontmoet”, aldus Melaerts. “Hij moet van mij hebben gehoord via een andere gitarist, Chris Peeters. Die had mij aan het werk gezien in Mechelen. Dan heeft Roland mij opgetrommeld, toen Chris zelf, of iemand anders, verhinderd was. De opnames waren in Studio Madeleine in Brussel. Ik herinner me dat nog precies, want er kwam voor mij wel wat stress bij kijken. Niemand kende mij. Andere musici bekeken me met argusogen. Ik werd ook meteen op de proef gesteld. De engineer zette een bromgeluid aan en vroeg dan aan mij: ‘Hebt ge geen goede kabel misschien?’ Toch verliep het allemaal goed. De stilte van het land werd ook een goed album. Daarna ben ik ook mee gaan toeren met Zjef Vanuytsel, ruim drie jaar lang. Daarmee werd ik een gekende naam in de muziekwereld in Vlaanderen en was mijn loopbaan vertrokken.”

“In de jaren nadien ben ik heel veel voor Roland blijven werken in de studio. Als producer gaf hij veel ruimte voor eigen initiatief. Eens was ik aan het werk met het inspelen van verschillende gitaartracks voor een nummer van Roland zelf. Ik speelde toen een solo van acht maten, gewoon omdat dat zo aanvoelde. Verbaasd vroeg Roland waarom ik die solo speelde, maar dan zei hij: ‘Ja, het is een goeie solo – we gaan ‘m houden!’ Zo ging het ook bij anderen. Toen drummer Walter Mets eens vroeg wat de bedoeling was met de slagwerkpartij, antwoordde Roland in plat Gents: ‘Ja, doe maar ‘nen keer wat flauwekul op uw schelen (in standaard-Nederlands: cymbalen – BT).’ Met Roland hebben we enorm gelachen. Hij was een unieke figuur, een soort Godfather. Verder beschikte hij ook over een enorme repertoirekennis; hij wist alles van folk, maar was ook verzot op Sinatra en Pavarotti, al had de muziek die hijzelf opnam had daar nooit iets mee te maken. Ik denk met heel warme gevoelens terug aan Roland. Hij heeft me de kans gegeven, de deur voor mij geopend. Zonder hem had ik nooit een carrière gehad.”

Hoewel Roland Verlooven dankzij zijn samenwerking met Zjef Vanuytsel een mooie start beleeft van zijn freelancersbestaan, gaat het hem niet per se voor de wind. Eind jaren ’70, begin jaren ’80 belandt de platenindustrie haast collectief in een wak, met dalende verkoopcijfers. De Vlaamse artiest die daar misschien wel het meeste last van heeft, is Willy Sommers. Na Verloovens vertrek bij Vogue heeft Sommers een langjarig contract getekend bij Philips, maar de vijf albums die hij met Verlooven in de jaren 1979-’85 uitbrengt, floppen stuk voor stuk. “Ineens kelderden ook de aanvragen voor optredens”, weet Sommers nog. “Je kon geen vast orkest in stand houden zonder heel veel optredens af te werken. Ik hield er opeens rekening mee dat het gedaan zou zijn met de muziek. In die jaren heb ik er van alles naast gedaan. Ik heb twee boetieks gehad en zelfs nog een restaurant in Antwerpen, maar het was allemaal niet echt naar mijn zin.”

Het fraaie vierde studio-album van Zjef Vanuytsel uit 1978

Terwijl Sommers zijn eigen carrièrebesognes heeft, probeert Roland Verlooven amechtig met allerlei Waalse zangers, veelal jongens met Italiaanse roots, een doorbraak te forceren, maar met vocalisten als Quinto di Rocco en Elio Visconti wil het niet lukken de hitparade te bestormen. In die jaren neemt Verlooven zelfs een Franse cover op van een nummer van Toto Cutugno met het Italiaans-Belgische voetbalwonderkind, Enzo Scifo, maar de zangkunsten van de middenvelder van Anderlecht blijken bij zijn voetbaltalent in het niet te vallen. 

“Tot overmaat van ramp was er dan ook nog het geval met Claude Barzotti”, vult Michel aan. “Dat was een jongen die in de jaren ’70 rondliep bij Vogue als vertegenwoordiger en van Roger Meylemans een paar singletjes als zanger met mijn vader had mogen opnemen. Eén ervan was ‘Madame’, maar dat is nauwelijks verkocht, niet meer dan een paar honderd exemplaren. Juist in de tijd dat het zo slecht ging met de zaken van mijn vader, werd dat nummer opnieuw uitgebracht in een nieuwe versie, die een gigantische hit werd. Wat bleek? Claude Barzotti was met het liedje naar Parijs gegaan en had er daar onder leiding van een Franse producer een nieuwe versie van mogen opnemen, die wel succes had. Dus je ziet het, niet alles wat mijn pa aanraakte, veranderde in goud. Hij zat thuis nog steeds de hele dag in zijn werkkamer, maar de grote opdrachten bleven uit. Tegenover ons liet hij er weinig van merken, maar je zag toch wel dat hij er niet goed van was.”

Als freelancer krijgt Roland wel weer de gelegenheid professioneel aan de slag te gaan met zijn oude kompaan uit de Phonogram-tijd, Hans Kusters. Kusters was in 1972 bij Philips vertrokken om een eigen muziekuitgeverij te beginnen. Vanaf het moment dat Verlooven bij Vogue vertrok, werd hij de vaste producer voor Kusters’ eigen projecten. 

“Het was geweldig om weer met Roland samen te kunnen werken”, vertelt Kusters. “We waren al die tussenliggende jaren bevriend gebleven. Wanneer wij samen gingen zitten en we waren in een gekke bui, kwamen we op de raarste ideeën. Een plaat maken over een man die te kleine schoenen koopt. ‘Oh, ah, my shoes are too small, I can’t dance with my shoes’, riep ik dan. En Roland schudde dan zo een melodietje uit zijn mouw dat erbij paste. In die jaren hebben we zelfs eens een plaatje uitgebracht dat heette ‘’k Moet pipi doen, papa’. We zongen dat zelf in en brachten het uit onder een schuilnaam (Hollant, in 1981 – BT). Op een gegeven moment werden we ingeseind dat er in Japan heel erg veel vraag was naar loungemuziek. Dan gingen Roland en ik in de studio staan en riepen we samen een lange lijst van Latijnse vogelnamen met wat vage keyboards in de achtergrond. Dat zijn dingen die in Nederland en België nooit de radio hebben gehaald, hoor.”


Terwijl het succes voor het vriendenduo Kusters-Verlooven voorlopig nog even op zich laat wachten, haalt Roland wel de hitparade met een ander curieus platenproject, de Gantwerp Rappers. Gantwerp is een samentrekking van de geboorteplaatsen van Roland Verlooven en één van zijn vaste studiogitaristen, de Antwerpenaar Ronny Sigo. Samen nemen ze in 1980 een rapnummer op met een Nederlandse tekst op een moment dat vrijwel niemand in de Benelux überhaupt nog van rapmuziek heeft gehoord. De titel, ‘Poopeloo’ gaat over dronkenschap en is een verwijzing naar de Vlaamse uitdrukking poepeloerezat, dat wil zeggen: stomdronken. Na de hitnotering van ‘Poopeloo’, maken Verlooven en Sigo nog een opvolger, ‘Zeveren’, waarin Roland uit mag pakken in plat Gents met de tekstregel ‘Kââk, kââk, een tweedââiker’, oftewel Kijk, kijk, een dubbeldekker. Bij die twee singletjes bleef het echter voor de Gantwerp Rappers.

Intussen blijft Roland Verlooven in de jaren ’80 voortdoen als talentscout zoals hij in voorgaande decennia had gedaan, niet alleen op zoek naar jonge artiesten, maar ook altijd gespitst op talentrijke muzikanten die zijn producties in de studio net dat tikje moderner laten klinken dan die van de concurrentie. Eén van hen is de jonge synthesizerspeler Rony Brack, afkomstig uit het Antwerpse. Brack heeft dan net een tournee achter de rug met The Pebbles, de band van Fred Bekky.

“Dankzij die toer met Fred was Roland mij op het spoor gekomen”, aldus Brack. “Hij wilde dat ik voor hem synthesizer kwam spelen voor een of andere sessie. Dat moet ergens rond 1980 zijn geweest. In die tijd was het gebruikelijk dat er twee mensen werden ingezet om synthesizereffecten in te spelen; iemand die wist hoe je geluiden kon programmeren en manipuleren; en vervolgens een pianist om de partijen in te spelen. Toen Roland na een paar sessies zag dat ik die synthesizer ook prima zelf kon bespelen in plaats van de pianist, wat het hele proces een stuk efficiënter liet verlopen, veranderde dat mijn leven drastisch. De geluidstechnicus vertelde over mij tegen zijn collega’s uit andere studio’s. Het gevolg was dat ik binnen de kortste keren zeven dagen per week aan het werk was als sessiespeler. Op een gegeven moment moet ik betrokken zijn geweest bij de meerderheid van opnames in Belgische studio’s met elektronica erin; niet per se omdat ik zo veel beter was dan anderen, maar omdat er niemand anders was. Mijn carrière kwam in een enorme stroomversnelling en dat heb ik aan Roland te danken. Hij was de eerste die het in mij zag zitten.”

Gevraagd naar de voornaamste kwaliteit van Roland Verlooven als producer, hoeft Rony Brack niet lang na te denken. “Roland dacht altijd in de eerste plaats commercieel. Fred Bekky was vooral muzikant: hij wilde iets maken wat muzikaal interessant was en tegelijk goed zou verkopen. Voor Roland was dat niet nodig. Als het publiek een hoempadeuntje mooi vond, was dat prima voor hem. Fred zou nooit platte commercie uitbrengen. Ik herinner me nog een keer dat ik met vier sessiemusici in de studio een opname maakte voor Roland. Na afloop zeiden we tegen hem: ‘Dat was een ontzettend cool stuk, Roland, erg leuk om te spelen!’ Daarop sloeg hij zijn handen voor zijn gezicht. Wij waren verbaasd, maar hij zei: ‘Als musici het mooi vinden, ga ik er geen plaat van verkopen!’ Natuurlijk wilde hij ons aan het lachen maken, want Roland was een ontzettend geestige kerel, maar het liet wel zien hoe hij dacht. Hij was altijd op zoek naar dat kleine melodietje dat de tuinman zou fluiten. Vergis je niet, muzikaal was hij in staat prachtige dingen te maken, strijkersarrangementen en wat al niet – maar het basisidee achter bijna alles wat hij deed was altijd weer dat het bij de massa moest kunnen aanslaan.”

Roland (rechts) als laureaat bij een SABAM-bijeenkomst met mede-prijswinnaar en collega-producer Lou Deprijck (links) en de president van de auteursrechtenvereniging (1983)

Nog jonger dan Brack is de Brusselse multi-instrumentalist Bert Candries, die halfweg de jaren ’80 de vaste bassist wordt bij de sessies van Roland Verlooven. “Roland werkte aanvankelijk met Yvan De Souter, die wij allemaal Ketje noemden”, vertelt Candries. “Maar Ketje had allerlei problemen en kon op een gegeven moment niet meer werken. Ik nam dat werk toen van hem over. Volgens mij was het eerste studiowerk dat ik voor Roland deed een elpee van Willy Sommers (‘Een nieuwe liefde, een nieuw geluid’ uit 1985 – BT). In tegenstelling tot Willy, die meer met het showgebeuren bezig was, was Roland een echte muzikant, iemand die volledig met zijn vak bezig was. Ik zie nog voor me hoe hij die partituren nam, naar mij en de andere muzikanten keek en zei: ‘Wij zullen dat vandaag wel eens afbiljaren.’ Hij gaf je ook de ruimte. Wanneer ik hem vroeg hoe hij de baspartij voor zich zag, zei hij: ‘Verbaas mij!’ Geweldig! Hij kon dan wel dadelijk zeggen of het de goede kant uitging, want hij luisterde altijd met een commercieel oor. Als het hem te gecompliceerd klonk, kon hij zeggen: ‘Ik zou toch iets anders proberen.’ Buiten de studio was hij een fantastische levensgenieter, echt een toffe mens. Hij zei eens tegen mij: ‘Als je op je veertigste nog geen hit hebt geschreven, zul je er nooit nog één maken.’ En ja, in mijn geval had hij gelijk, want ik heb nooit echt een hit geschreven.”

De artiest met wie Roland Verlooven na Willy Sommers het langst samenwerkte, was de Brusselse zanger Le Grand Jojo, of Lange Jojo in het Nederlands, die uitblonk in het feestrepertoire. Begin jaren ’70 werd de zanger, die eigenlijk Jules Vanobbergen heette, onder contract genomen bij Vogue en gekoppeld aan Roland Verlooven als producer. Net als bij Willy Sommers was het de bedoeling dat Verlooven met Le Grand Jojo meerdere singles per jaar zou uitbrengen. In de jaren ’70 volgden meerdere hits, meestal covers van Duitse liedjes. Roland Verlooven volgde de Duitse hitparade intensief en was een kenner van het schlagerwerk. De bekendste van deze platen werd wel ‘On a soif!’, een onvervalste meezinger die in Duitsland bekend was als ‘Kreuzberger Nächte sind lang’.

Het succes van die plaat kwam echter volledig in de schaduw te staan van een ander nummer van Le Grand Jojo dat op unieke wijze zou uitgroeien tot een wereldhit. In 1985 werd de Brusselse voetbalclub RSC Anderlecht voor het eerst in vier jaar kampioen van België. Dat brengt Hans Kusters op een idee. “Mijn accountant was ook de accountant bij Anderlecht. Hij nam mij mee naar de cafetaria waar de spelers na een ochtendtraining ook de ajuinstoemp gingen eten. Zo raakte ik bevriend met een aantal spelers, terwijl ik eigenlijk niet per se liefhebber ben van voetbal. Brutaal als ik ben, ga ik met die gasten praten: ‘Zullen we een keer een plaatje maken voor het kampioenschap van Anderlecht?’ Nu had ik al eens eerder geprobeerd met een Anderlecht-liedje te komen, toen ze in 1981 kampioen waren geworden, maar dat was niets. ‘Te Hollands’, zei de directeur van de club achteraf. Het moest Brussels zijn. De enige Brusselse artiest die je voor zoiets kunt vragen is natuurlijk Le Grand Jojo… en de producer van Die Lange was Roland, met wie ik graag en veel werkte. Dus gaf ik die twee de opdracht om maar eens iets te maken.”

Verlooven zelf kon zich later nog goed herinneren hoe het liedje, dat in de oorspronkelijke versie eenvoudig de titel ‘Anderlecht Champion’ kreeg, tot stond kwam tijdens een doordeweekse avond bij Le Grand Jojo thuis. “Terwijl we de laatste hand legden aan de coupletten bij hem in thuis in Grand Bigard (Groot-Bijgaarden, een dorp aan de westrand van Brussel – BT), was zijn vrouw op RTL naar Bonanza aan het kijken. We zochten nog een refrein maar ze vond dat we te veel lawaai maakten. Dus verhuisden we naar de keuken, waar de wasmachine draaide.”


“Wij waren op zoek naar de juiste muziek, maar kwamen er niet uit”, vult Le Grand Jojo aan. “En mijn vrouw had dan juist de wasmachine aangezet. Die maakte het geluid: ‘Toek, toek, toek’. En Roland zei: ‘Oh, dat is d’n beat!’” Verlooven zelf kon er ook jaren later nog smakelijk om lachen: “Ik heb altijd al iets gehad met koelkasten en wasmachines! We hebben het dan verder uitgewerkt, arrangementen erop gezet en muzikanten besteld. Daarna was het een kwestie om alle spelers van Anderlecht bijeen te krijgen, coach Paul Van Himst inclusief. Die studio-opname was memorabel.”

Het liedje, met als refreintje Allez, allez, we are the champions, wordt door Le Grand Jojo in een Franse én Nederlandse versie opgenomen en vervolgens als singletje in de winkel van de voetbalclub in Brussel te koop aangeboden. Daar zou het verhaal zijn geëindigd, ware het niet dat er in november 1985 een barrage plaatsvindt tussen België en Nederland om kwalificatie voor het wereldkampioenschap in Mexico. Hans Kusters zit voor de televisie te kijken: “En wat gebeurt er, vijf minuten voor tijd kopt Georges Grün de bal achter Van Breukelen. Holland blijf thuis, België gaat naar Mexico. In het stadion in Rotterdam zingen een paar Belgen: ‘Allez, we are the champions’. Ik zei tegen Die Lange: ‘Als België dan toch naar Mexico gaat, moeten we daar iets mee doen.’ Dus we hebben de bestaande muziekband gepakt van het Anderlecht-lied, er trompetjes aan toegevoegd en ‘allez’ vervangen door ‘olé’. Vervolgens zetten we Le Grand Jojo een sombrero op en geven hem een Belgische vlag voor op de hoes van de Franstalige single. De Nederlandse versie wordt ingezongen door Walter Capiau.”

“We hadden dus twee ijzers in het vuur, met die twee platen. Dan volgt die zomer van ’86. Le Grand Jojo gaat als mascotte mee met de Belgische ploeg naar Mexico; en wat doen de Belgen in Mexico? Ze verslaan Rusland, ze verslaan Spanje, ze komen fantastisch ver, tot in de halve finale. De mensen op straat hier in België maken er een volksfeest van en zingen allemaal ‘Olé, we are the champions.’ De twee versies van ons liedje staan wekenlang in de hitlijsten in België.”

Maar daarmee is het verhaal van de plaat nog niet afgelopen, want Hans Kusters krijgt nu het idee om er een dansversie van te maken. Met Roland duikt hij de studio in om een versie met zware beats te maken, die ze samen uitbrengen onder het pseudoniem The Fans. “Ik ging naar de Costa Brava”, vervolgt Kusters. “Ik kende die discotheken. Ik stapte op die diskjockeys af en gaf hun flessen whisky, als ze beloofden die plaat te spelen. De mensen op het strand neurieden het, je voelde dat er iets broeide. Het singletje werd meegenomen door toeristen, vooral veel Duitsers. Op een gegeven moment krijg ik telefoon van een Duitse collega-publisher die riep dat hij die plaat wilde hebben voor de Duitse markt. Het jaar erop kom ik op de MIDEM, de platenbeurs in Cannes. Daar loop ik een Japanner tegen het lijf die er de herkenningstune van wil maken van een voetbalprogramma. Lang verhaal kort, het wordt twee keer een grote hit in Japan, zelfs nummer 1 in de hitlijsten.”


In de volgende jaren wordt het lied ook steeds vaker in voetbalstadions door supportersgroepen gezongen, niet alleen in België, maar door heel Europa. Kusters: “Mijn Nederlandse vrienden riepen: ‘Denk je nou echt dat een fan van Ajax of Feyenoord ‘Olé, we are the champions’ gaat zingen?’ Maar ze deden het wel! Ineens hoorde je het overal. Toen Polen zich ontdeed van het communisme, toen de Berlijnse Muur viel, toen Ceaușescu werd afgezet in Roemenië… het is een universeel overwinningslied geworden. Sindsdien lever ik een bijna dagelijkse strijd om te bewijzen dat het geen publiek domein is. Dat het geen traditional is, maar een echt liedje, geschreven door Roland Verlooven en Die Lange. Het is een ongelofelijk verhaal, maar het begon allemaal bij die kopbal van Grün in Rotterdam. Als hij dat niet had gedaan, zou dat liedje nooit rond de wereld zijn gegaan. Dat zijn van die dingen die je niet kunt sturen. Er bestaat geen wetboek van de showbusiness. Dat is de magie van dit vak.”

Het liedje kwam terecht in de film Invictus met Clint Eastwoord en Morgan Freeman, het was te horen in The Simpsons, in FIFA-videospellen, enzovoort. “En dan moet je bedenken dat dat liedje op vijf of tien minuten in elkaar is gestoken, hè”, lacht Michel Verlooven. “Vergeet trouwens ook niet dat mijn pa van Gent was, dus hij was supporter van de Gantoise (AA Gent – BT), niet van Anderlecht, maar dat maakte hem niet uit. Hij heeft later ook nog een kampioenslied geschreven voor Club Brugge, ook uitgegeven door Hans Kusters. Die liedjes maakte hij gewoon om hem een plezier te doen. Hans zag er brood in om het liedje voor Mexico in een nieuw jasje te steken en het naderhand zo te pushen in het buitenland. Mijn pa wist ook helemaal niet dat het zo’n hit was geworden in Azië. Hij zag ineens enorm veel inkomsten uit Japan binnenstromen en hoorde achteraf van Hans hoe dat kwam. Het liedje blijft maar telkens een nieuwe adem vinden. Het wordt bijvoorbeeld tot de dag van vandaag in reclamespots gebruikt. Het is een lucky shot, maar wel de verdienste van Hans Kusters dat het zo’n enorme vlucht heeft genomen.”

In het verdere verloop van de jaren ’80 en begin jaren ’90 wordt de samenwerking tussen Hans Kusters en Roland Verlooven geïntensiveerd – en met groot succes. Kusters komt met allerlei, in zijn ogen, veelbelovend talent aanzetten uit Nederland en België. Dat leidt onder meer tot successen met Ingeborg op het songfestival (‘Door de wind’), met Stef Bos (‘Papa’, ‘Is dit nu later’) en met Rowwen Hèze (‘Kwestie van geduld’). 

“Wanneer ik een artiest had, mocht Roland ja of nee zeggen”, aldus Kusters. “Toen ik met Stef Bos aankwam, was hij er totaal niet van overtuigd dat dat iets zou worden. Dan moest ik hem min of meer dwingen om het toch te produceren. Vaak nam ik hem mee naar Holland om samen bij optredens te gaan kijken. Hij kon zich zeer verbazen over die Hollanders. Van de aantrekkingskracht van een Limburgse dialectgroep als Rowwen Hèze begreep hij eigenlijk niks. Toch kon ik hem dat soort projecten met een vertrouwd gevoel laten produceren, want zijn werk was altijd perfect. Hij wist precies wat hij moest doen. Ik hoefde daar nooit commentaar op te leveren. Roland kon werken met de meest uiteenlopende artiesten en stond altijd open voor nieuwe segmenten. Dat was zijn grote gave.”

Eind jaren ’80 in de studio met Clouseau-drummer Bob Savenberg

Via Hans Kusters komt ook een popgroepje uit Sint-Genesius-Rode op het pad van Roland Verlooven. De Nederlandstalige vijfmansformatie rond zanger Koen Wauters luistert naar de naam Clouseau. De oudere broer van Koen, Kris, speelt gitaar en schrijft samen met drummer Bob Savenberg het grootste deel van de liedjes. Gevraagd naar de vroege jaren van Clouseau, vertelt Kris Wauters: “In 1987 mochten wij met Clouseau plots op Marktrock spelen, een popfestival in Leuven dat ook nationaal de aandacht trok. Wij waren toen al een jaar of drie bezig, maar waren nooit verder gekomen dan de lokale feestzaal of het parochiehuis. Toen die uitnodiging voor Marktrock kwam, dachten we er voor het eerst aan een singletje op te nemen. In die tijd werkte ik op de afdeling promotie van BMG Ariola, de platenmaatschappij. Daar had ik Hans Kusters leren kennen. Toen ben ik met een cassetje met daarop een opname van één van onze liedjes ‘Brandweer’ op Hans afgestapt.”

Tot geluk van Kris Wauters betoont Hans Kusters zich meteen enthousiast: “Ja, want als iemand met een goede tekst aankomt, een goed liedje waar je kippenvel van krijgt, dan vind ik dat je daar iets mee moet doen”, meent de uitgever. “‘Ik brand weer van verlangen’ vond ik een pakkende tekstregel. Ik deed in die jaren heel veel Nederlandstalig werk met Roland Verlooven; dus toen Kris Wauters en Bob Savenberg met dat demootje bij mij kwamen aanzetten, heb ik meteen Roland gebeld. Daar is verder geen discussie meer over geweest, zeker niet toen Roland de demo hoorde. Hij was meteen gek van de stem van Koen Wauters, ‘Wat kan die gozer goed zingen!’ Roland was ervan overtuigd dat hij met die jongens een hit kon maken, terwijl ik nog mijn twijfels had.”

Volgens Jan Leyers, voorman van Soulsister en zelf een beginnend platenproducer in die jaren, riep Roland Verlooven al jarenlang: “Ooit gaat er een zanger opstaan die alles heeft: de looks, de stem, het charisma.” Nadat hij Koen Wauters had gezien, zou hij hebben gezegd: “Ik peins dat hij er is.” In de studio gaat Verlooven met de jongens van Clouseau aan de slag om ‘Brandweer’ op te nemen. Kris Wauters herinnert zich die eerste opname bij wijze van spreken nog seconde per seconde. 

“Wij hadden geen idee hoe dat in zijn werk ging in de studio, dus we kwamen echt onder de vleugels van Roland Verlooven terecht. Nadat Koen de leadzang had opgenomen, ging Roland met mij aan de slag om de tweede stem in te zingen. ‘Ja, tof, dankuwel, goe, goe’, zei hij met die zware, iets hese, mafia-achtige stem van hem, toen ik klaar was; maar ik zei: ‘Ja, maar er is nog een stemmeke!’ Ik bedoelde een derde stem, maar Roland zei: ‘Ah, dubbelen!’ Hij legde uit dat dat betekende dat ik nog eens hetzelfde zou zingen en dat hij dan die twee opnames over elkaar zou leggen. Dus ik zong nog eens hetzelfde en Roland zei weer: ‘Goe, danku!’ Toen ik daarna zei dat ik oorspronkelijk iets anders bedoelde, nog een andere stem, riep hij: ‘Ah, derde stem, ja doe maar!’ Dus ik zing een derde stemmetje en Roland wordt gelijk heel enthousiast: ‘Ah ja, goe, dubbelen, dubbelen!’ Dus zong ik die derde stem nog eens. Plots stond daar dan de Clouseau-sound, die we daarna nog heel vaak gebruikt hebben. Er was natuurlijk een genetische blend tussen Koens stem en die van mij, maar die gedubbelde, driestemmige koortjes zijn een tijdlang ongeveer onze handtekening geweest. We zouden er nooit aan hebben gedacht die stemmen te dubbelen, als er niet eerst dat misverstand was geweest met Roland.”


“Nadat de opnames gedaan waren, zei Roland tegen ons: ‘Oké, en nu gaan jullie allemaal in de keuken zitten.’ Wij waren met zijn vijven en Roland had natuurlijk direct gezien dat hij ons er niet bij moest hebben in de controlekamer, wanneer hij met de geluidsengineer met de mix aan de slag ging. Dan krijg je zo’n festival van: ‘Ik wil dit luider’, ‘ik hoor dat niet goed’, terwijl wij er helemaal geen verstand van hadden. Dus wij gingen naar de keuken van de studio om te wachten tot de mix klaar was. Na een paar uur was dat gefikst en liet hij ons de controlekamer binnen. Hij vroeg de technicus om het geluid maar eens goed hard te zetten en toen hoorden wij door de grote speakers voor het eerst de gemixte versie van ‘Brandweer’. Ja, dat was fantastisch… en Roland zat met een brede smile in de hoek van de studio.”

De eerste drie singles van Clouseau hadden geen succes (naar verluidt worden van ‘Brandweer’ zelfs maar 427 exemplaren verkocht), maar vervolgens werd ‘Alleen met jou’ in 1988 een hitje en volgde de definitieve doorbraak van de groep in het voorjaar van 1989 met ‘Anne’. Het liedje eindigde in de Vlaamse preselectie voor het Eurovisiesongfestival als tweede achter die andere protegé van Hans Kusters en Roland Verlooven, Ingeborg met ‘Door de wind’. Vervolgens werd ‘Anne’ echter een enorme zomerhit, niet alleen in België, maar ook in Nederland. In beide landen brak vervolgens een absolute Clouseau-gekte uit, met gillende meiden en een nieuwe hit, ‘Daar gaat ze’, dat samen met met twaalf andere stukken in 1989 verscheen op het eerste album van de band, getiteld Hoezo?

“De demo van ‘Daar gaat ze’ was nog met gewone drums, bas en snare, op de twee en de vier”, herinnert Kris Wauters zich. “Ik vond dat wat te gewoontjes, dus kwam ik met het idee om eenvoudig de basdrum op elke tel te doen, zonder snare. Dan kwam Roland daaroverheen met het idee om daar gitaren aan toe te voegen. Die uitwisseling van ideeën verliep altijd heel snel tussen Roland en mij. Vanaf de eerste seconde had ik een heel goede klik met hem. Hij was ook een prima arrangeur, die met kleine ideetjes kwam, toevoegingen die het nummer echt beter maakten. Hij wist ook wanneer je rommel moest weglaten: ‘Wit-te, da stuk, laat-da weg, da’s nergens voor nodig.’ Wij wilden het nog wel eens nodeloos ingewikkeld maken, maar bij Roland bleef er weinig afval over in de muziek. Zijn arrangementen waren steeds heel duidelijk. Hij had van Hans Kusters ook niet heel veel studiodagen gekregen en hij wist ook dat wij een onervaren bandje waren dat nog niet alles heel goed in één keer kon spelen. Hij kon dan heel vlot een vorm vinden die redelijk eenvoudig was om te spelen en die goed zou werken. Daar was Roland een meester in.”

“Natuurlijk heeft dat ook wel eens gebotst, want ik moeide me met alles, maar met Roland bleef het altijd prettig werken. Hij was ook zo ontzettend grappig met dat sappige Gentse accent van hem. Ik ben nogal een pietje-precies en een keer zong ik een backing vocaltje in. Roland was tevreden, maar ik vond dat het nog wat beter kon. ‘Oh ja, oké, bon, dan nog een keer’, gromde hij. Dan zong ik het nog twee, drie, vier, vijf keren – en dan zei Roland op een bepaald moment: ‘Wit-te wa, doe maar joeng, ik ga iets eten!’ Dan ging hij naar de keuken, waar hij uit de diepvries een microwavemaaltijdje haalde, maar zo’n ding noemde hij een Tsjernobylleke. Hij kon de ganse tijd met dat soort opmerkingen uit de hoek komen. Hij was gewoon zeer, zeer grappig. Met zo iemand was het geweldig om te werken. Hij was natuurlijk een heel stuk ouder dan wij, maar het leeftijdsverschil heeft ons nooit parten gespeeld. In die fase hadden wij nood aan een producer met wat ouderdom en ervaring. Ik had ook de indruk dat het leuk vond eens een ander soort muziek te doen. Hij werkte voornamelijk in de populaire hoek met artiesten als Willy Sommers, dus een popgroep zoals Clouseau was iets wat hij niet elke dag tegenkwam.”


“In die jaren heb ik naast Clouseau voor Roland ook heel veel werk gedaan als backing vocalist. In Vlaanderen waren er niet echt veel mannelijke achtergrondzangers. Roland werkte graag met een vast team van mensen in de studio. Hij was content met mij een vent te hebben gevonden die goed en gemakkelijk koortjes kon zingen. Dan belde hij me op voor plaatopnames met Willy Sommers of Bart Kaëll. Een tijdlang heb ik zo’n beetje op alle producties van Roland koortjes gezongen.”

Tussen de bedrijven door produceert Roland Verlooven in diezelfde periode ook nog platen met Jo Lemaire, Margriet Hermans en Bart Kaëll. Laatstgenoemde had al bekendheid verworven in Vlaanderen met enkele singles in de voorgaande jaren. In de studio aan de Wittevrouwestraat in Herent, waar Verlooven in de jaren ’80 het vaakst werkt, neemt hij met Kaëll een eerste langspeelplaat op. Daarop is onder meer ‘De Marie-Louise’ te vinden, een compositie van Verlooven en tot de dag van vandaag de allergrootste hit van de schlagerzanger. Michel Verlooven herinnert zich nog hoe het liedje tot stand kwam.

“Mijn pa kwam thuis van de studio, terwijl mijn moeder het eten aan het klaarmaken was. Hij was danig uit zijn humeur, want ze kwamen één nummer tekort voor de plaat van Bart Kaëll: ‘Godverdomme, hoe is dat nu mogelijk dat we dat niet opgemerkt hebben?’ Inmiddels had hij de muzikanten al besteld voor de dag erop en die kon hij niet meer afzeggen. Die elpee moest af. ‘Oké, dan moet ik maar wat in elkaar steken’, zuchtte hij. Dan is hij, terwijl mijn moeder nog in de keuken bezig was, in zijn werkkamer gaan zitten met zijn gitaar. Toen we gingen eten, had hij het begin van de melodie al te pakken. Binnen het uur nadat we van tafel waren gegaan, had hij ‘De Marie-Louise’ al af. ‘Ja, oké, zo zal het wel goed zijn.’ En dat wordt dan dé hit van die plaat. Ongelofelijk! Jammer genoeg is het niet zo mooi afgelopen. Mijn vader is nieuwe nummers gaan maken voor de tweede elpee van Bart Kaëll, maar toen hoorde hij dat Bart achter zijn rug al naar een Nederlandse producer (Hans van Eijck – BT) was gelopen. Pa was daar erg boos over.”

Intussen heeft de carrière van Willy Sommers na lange tijd weer een tweede adem gevonden. Hoewel de successen een decennium uitbleven, liep Sommers, in tegenstelling tot zijn genregenoot Bart Kaëll, nooit bij zijn producer en songwriter weg. In 1989 lukte het eindelijk om weer een echte dikke hit te scoren. Het gaat om het nummer ‘Als een leeuw in een kooi’ – niet geschreven door Roland Verlooven, maar door zijn zoon Michel. Gestimuleerd door zijn vader, had Michel een conservatoriumstudie afgerond. Hij was ook een tijdje gitarist geweest in de band van Sommers, terwijl hij daarnaast geregeld sessies speelde voor de producties van zijn vader. Frappant genoeg had Michel net beslist om de muziek vaarwel te zeggen, toen ‘Als een leeuw in een kooi’ een hit werd.

Voor zangeres en presentatrice Margriet Hermans produceerde Verlooven in 1990 met succes het album Als de nacht komt, met daarop de hit ‘Alle mooie mannen zijn zo lelijk’

“In de jaren ’80 zat de Vlaamse showbizz echt in een wak en het leek of er weinig toekomst in zat”, stelt Michel. “Belgische producties kregen nauwelijks een kans op radio en televisie. Mijn vader heeft me daarom aanbevolen een andere job te gaan zoeken. Uiteindelijk ben ik bij L’Oréal komen werken, iets totaal anders dus. Maar de muziek van het liedje dat later ‘Als een leeuw in een kooi’ zou gaan heten, had ik al een tijdje voordien geschreven, voor een Vlaamse zanger die Yvan Brunetti heette. Een demo die ik met mijn vader en Brunetti had gemaakt, is bij een uitgeverij in München beland. De oorspronkelijke Duitse tekst was van Michael Kunze, de auteur van ‘Du’ van Peter Maffay en nog een heleboel andere grote hits. Kunze’s tekst had de titel ‘So kannst Du doch nicht geh’n, Marlene’. Die Duitsers wilden het graag uitgeven, maar helaas zijn wij met hen in een conflict verzeild geraakt. Als gevolg daarvan mocht Brunetti één jaar lang niet zingen. Dus dat nummer bleef in de kast liggen.”

“Ineens werd Sommers presentator van Tien om te zien, een showprogramma voor de nieuwe commerciële televisiezender in Vlaanderen, VTM. Daar hoorde een nieuwe single bij. Mijn pa maakte een nummer, ‘Het water is veel te diep’, en dat werd een behoorlijke hit. Daarna moest er heel snel een album komen, want Sommers was toen ineens elke week op televisie. ‘Verdomme, dan mag ik wel een paar nummers gaan maken’, riep mijn pa. ‘Wat hebben we nog liggen?’ Toen trok hij de schuif van zijn bureau open en daar lag tussen wat andere nummers nog dat stuk van Yvan Brunetti. Mijn vader heeft dan Dennis Peirs gebeld om er een tekst op te maken, een man die wij in Vlaanderen beter kennen als de radio-DJ Jo met de Banjo. Die had het idee voor die titel, ‘Als een leeuw in een kooi’.” 

“We namen de muziek op voor Sommers, waarbij mijn pa nog een paar dingen veranderde ten opzichte van de demo voor Brunetti, maar niet heel veel. De gitaar- en baspartijen zijn van mij. Het zou natuurlijk een grote investering zijn geweest om die song opnieuw te arrangeren voor Sommers. Vervolgens kwam Willy in de studio, maar al snel bleek dat de toonaard van Brunetti’s demo zijn toon niet was en dat hij zijn vibe niet vond in het oorspronkelijke tempo.” 

“Daarop zei pa tegen de geluidsman: ‘Laten we anders die tape eens een halve toon lager draaien. Dan is het minder snel en die halve toon eraf zal voor Willy comfortabeler aanvoelen.’ En inderdaad, ineens voelde Willy de juiste vibe wél. Op een wip en een knip zong hij de song in. Mijn pa noemde dat Sommers Magic. Als Willy eenmaal de juiste vibe te pakken had, stond zo’n nummer meestal heel vlug op de band. Pa was enthousiast en de platenfirma ook, want die beslisten dat het de nieuwe single zou worden. Dat werd echt een gigantische hit. Overal waar je kwam, hoorde je dat nummer. Het stond wekenlang op de eerste plaats.”

Ook een Verlooven-productie: de debuutplaat van Stef Bos uit 1990, met daarop onder meer de evergreen ‘Papa’

Door het succes van VTM krijgt niet alleen de carrière van Sommers, maar de Vlaamse platenindustrie als geheel een geweldige boost, maar toch raadt Roland Verlooven zijn zoon nadien nooit aan om het toch nog maar eens als professioneel muzikant te proberen. Intussen had Willy Sommers zijn zakelijke belangen in de mode en horeca allemaal verkocht en zich weer volledig op zijn showbizzwerk gericht. Daarna reeg hij als vanouds weer de ene hit na de andere aaneen.

“Voor mijn twintigjarige carrière in 1991 bedacht Roland dan dat we iets speciaals moesten doen om de mensen een beetje wakker te schudden”, lacht Sommers. “Toen kwam hij met het idee om een duet op te nemen met Wendy Van Wanten van het erotische programma De PinUp Club. Wendy was vooral bekend om haar rondborstige voorkomen. Ik zie mezelf nog zitten met Roland in een café in Brussel. We hadden alleen een bierviltje voor ons en een pen. We zaten met elkaar grappen te maken: ‘Wendy heeft twee heel grote… ogen’. Ineens had Roland de slagzin te pakken: ‘Kijk eens diep in mijn ogen’. Dat werd de titel. Daaromheen heeft hij een melodie en een tekst geschreven. Nou, dat was weer een schot in de roos! Ik heb me dikwijls afgevraagd waar Roland toch altijd die ideeën vandaan haalde. Je moet het toch maar doen. Hoe dan ook had hij een feilloos commercieel gevoel.”

In 1990 is het tijd om met Clouseau een tweede studioalbum op te nemen. De plaat krijgt de titel Of zo, en bevat weer een grote hit, ‘Domino’. Opnieuw staat Roland Verlooven in voor de productie. Kris Wauters: “Eén van de nummers op die plaat was een liedje dat ik had geschreven, ‘Oh ja’. We gingen dat opnemen, maar ik was eigenlijk nog niet helemaal tevreden over het nummer, want er was geen bridge tussen de twee laatste refreinen. Dus tussen de takes door liep ik daar wat over te praten met de anderen. Enfin, de opname is gedaan en na afloop neemt Roland mij even apart en zegt: ‘Zeg, Kris, een bridge, da’s tof hè, maar als ’t niet nodig is, is ’t niet nodig!’ Ik stond versteld! The Beatles maakten altijd bridgekes en nu komt Roland Verlooven mij vertellen dat dat eigenlijk niet nodig is? Dan ben ik een aantal van de songs van Roland gaan checken. Ik ontdekte dat daar inderdaad maar zeer zelden een bridge in voorkomt. Ik heb dat in mijn achterhoofd gestoken. Nog steeds houd ik van een fijne bridge in een song, maar noodzakelijk is het inderdaad niet altijd. Roland had een duidelijke kijk op songwriting en kon dan ook links en rechts zulke pointers, kleine adviezen, geven.”

Toch verloopt de productie van die tweede Clouseau-plaat veel minder vlot dan de eerste, weet Michel Verlooven zich te herinneren. “Met Kris heeft mijn pa altijd een heel goede verstandhouding gehad, maar het probleem was dat Koen ook veel presentatieklussen kreeg bij VTM. Hij ging grote shows presenteren. Het is bij de opnames van dat tweede album gebeurd dat mijn vader op Koen zat te wachten in de studio. Hij zou die dag zijn partijen komen inzingen, maar kwam niet opdagen. Wanneer mijn pa hem belde, hoorde hij: ‘O ja, dat ben ik vergeten door te geven, maar ik zit nu bij VTM.’ Hoewel het zijn persoonlijke verstandhouding met Koen nooit heeft geschaad, kon mijn pa daar wel om vloeken. Een volgend moment kon de hele groep weer niet komen, omdat er ergens een optreden bleek te zijn gepland. Het was niet zo gemakkelijk om die opnames netjes af te ronden. Daarom zijn de partijen ten dele ingespeeld of overgespeeld door ervaren studiomuzikanten zoals Rony Brack, Eric Melaerts en Bert Candries. Dan kreeg pa achteraf in de pers ook nog het verwijt dat de geluidsmix niet in orde was. Er was intussen onderling in de groep ook ruzie soms en er ontstond frictie met de platenfirma. Bedenk ook dat Clouseau niet per se zijn eigen project was, maar een groep die hij produceerde in opdracht van Hans Kusters. Ten slotte heeft mijn pa eenvoudig gezegd: ‘Ik heb het echt wel gehad. Ik wil hier niet mee verder.’


“Naarmate de tijd vorderde, werd er inderdaad over van alles gediscussieerd”, beaamt Kris Wauters. “Ik denk ook dat het verhaal tussen ons en Roland na twee albums wel verteld was. Wij wilden qua productie en sound een stap hogerop – en, pas op, dat zeg ik met het grootste respect richting Roland, maar hij was toch meer een schlagerproducer. Bovendien hadden wij onze zinnen gezet op een internationale carrière met een Engelstalig album, terwijl Roland vooral iemand was die de Vlaamse markt goed kende. Daarop hebben wij voor ons derde album een contract getekend bij EMI. Die hadden een duidelijke visie hoe ze ons Europees wilden neerzetten. Zij hebben Jan Leyers voorgesteld als de juiste producer voor ons Engelse album. Wij vonden dat ook een goed idee, want Jan had met Soulsister ook internationaal gescoord en het was duidelijk dat hij als producer capabel was. Vervolgens zijn we naar het songfestival in Rome gegaan met een song die was geproduceerd door Jan, maar we hebben Roland gevraagd om het orkest te dirigeren. Roland heeft dat graag voor ons gedaan. Het geeft maar aan dat alles in de beste harmonie is verlopen.” (veel meer over de episode in Rome in het deel van het artikel over het songfestival, hieronder – BT)

Het afstoten van het productiewerk voor Clouseau viel min of meer samen met een stapje terug dat Roland Verlooven bewust zette. Na al die jaren op volle kracht werken in de muziekwereld mocht het wel een tandje minder. Mede daarom hadden Roland en zijn vrouw zich in 1989 ook de weelde verschaft van een appartementje aan de Costa Brava Sindsdien verdeelden ze hun tijd tussen Keerbergen en de Spaanse zon in het Catalaanse kustplaatsje L’Escala.

“De verrassing was groot, toen hij mij belde dat ze juist daar iets hadden gekocht”, glimlacht Michel. “Hij had na die ellende met de royalty’s van de Spaanse versie van ‘Zeven anjers, zeven rozen’ gezworen nooit meer voet op Spaanse grond te zetten. Hij had tijdens die reis ook nog een voedselvergiftiging opgelopen! Gewoonlijk gingen mijn ouders op vakantie in Zuid-Frankrijk omwille van het zonnige klimaat. Op een dag zijn ze toch eens de grens met Spanje overgetrokken en kwamen toevallig in L’Escala terecht. Ze vonden het een leuke plek en vielen voor een appartementsgebouw in volle opbouw. In 1989 was het afgewerkt en kregen ze de sleutel. Van dan af is hij langzaam wat werk gaan afstoten. Hij had alles al eens gedaan en langzaam was ook de inspiratie wat weggevloeid. Het werd moeilijker om nummers te maken en hij voelde dat zijn tijd geweest was. De muziek evolueerde en hij had niet altijd meer zin om daarin mee te gaan.”

Ook Willy Sommers merkt dat de productiviteit van zijn producer na al die jaren wat is afgenomen: “Roland vertelde dan dat hij een maand in Spanje was geweest. ‘Ik had mijn keyboard mee, maar er komt niks uit. Ik weet niet wat er met mij gebeurt.’ Dat was dus een probleem, want er moest een nieuw album komen. Roland kwam toen met het idee om een album met Nederlandse covers van Franse nummers te maken. Hij had altijd al een grote voorliefde voor chansons gehad. In onze begintijd waren we ook vaak in Parijs geweest samen om optredens van chansonniers te gaan bekijken. Dat kon dankzij ons contract bij Vogue, dat een Franse maatschappij was. Enfin, we hebben voor dat coveralbum, Parfum d’amour, een aantal mooie nummers uitgezocht, onder meer van Francis Cabrel en Michèle Torr. Er zijn door Johan Verminnen en een aantal anderen zeer mooie teksten bij gemaakt. Omdat Rolands inspiratie ook daarna uitbleef, hebben we dat procedé twee jaar later nog eens herhaald met Profumo d’amore met allemaal Italiaanse liedjes.”

De ambachtsman aan de slag in zijn werkkamer thuis (± 1994)

In 1995 hakt Roland Verlooven de knoop door met het besluit om na vijfentwintig jaar de samenwerking met Sommers te beëindigen. “Het was een mooie lentedag en we zaten bij mij thuis op het terras”, herinnert de zanger zich. “Er moest een verzamelalbum komen met de beste songs van de afgelopen vijfentwintig jaar. Alle hoesjes van mijn singles lagen hier op de vloer uitgespreid. Toen hebben we samen de liedjes gekozen voor dat album. Nadat we tot een consensus waren gekomen, opende ik een fles wijn en dronken we samen een glas. Toen ineens zei Roland: ‘Willy, ik moet je iets vertellen. Ik zou ermee willen stoppen. Jij en ik hebben samen alles meegemaakt… festivals, concerten, hits. Daarom zou ik voorstellen om met iemand anders te gaan samenwerken. Dat kan ook een nieuwe impuls geven aan je carrière.’ Ik stond aan de grond genageld. Voor mij was het een donderslag bij heldere hemel. Mijn ontdekker, mijn muzikale vader, laat mij in de steek! Ik heb er een week niet van geslapen.”

“Vervolgens kwam de platenfirma Play That Beat met producer John Terra op mijn pad. Dat was even wennen, maar uiteindelijk bleek het een gouden tip van Roland, want met John heb ik ook weer hits gescoord. Daarvoor heb ik Roland achteraf bedankt. Die keuze om van producer te veranderen zou ik zelf nooit hebben gemaakt, want ik ben iemand die fantastisch trouw is. Roland zelf heeft mij dat aan het verstand moeten brengen. In die periode erna heeft hij me nog dikwijls gebeld: ‘Willy, gaat het goed? Ben je blij met je nieuwe team? Als ik nog iets kan doen, zeg het maar.’ Ik heb gezegd dat hij altijd nieuwe composities mocht doorsturen. Dat is ook gebeurd hoor! Ik heb zeker nog twee, drie nummers van Roland opgenomen. We zijn dus in goede harmonie uit elkaar gegaan. Onze vriendschap bleef overeind. Roland en ik hielden nog regelmatig contact.”

In de jaren ’90 blijft Roland Verlooven mondjesmaat actief, waarbij hijzelf de krenten uit de pap kiest. Opvallend genoeg – opvallend, omdat hij zich niet eerder had gemanifesteerd als componist van kindermuziek – schrijft hij in 1992 het liedje ‘Tien miljoen’ voor de twee helden van de Vlaamse jeugdtelevisie, Samson & Gert. Daarnaast neemt hij enkele singles op met Rocco Granata en een volledig album met het voormalige Luikse kindsterretje Nathalie Pâque. Verder heeft Verlooven nog een zakelijk belang in de platenmaatschappij Play That Beat, waarvan mede-eigenaar Théo Linder hem regelmatig vraagt om zich met bepaalde producties te bemoeien. Zo is hij producer van een deel van de studio-opnames van Mama’s Jasje, een populaire popgroep rond zanger Peter Vanlaet. Met zijn keuze voor covers van oude Nederlandse hits zoals ‘Laat me alleen’ en ‘Als de dag van toen’, weet de producer de band aan enkele grote hitsuccessen te helpen.

“Hij heeft Peter Vanlaet moeten overtuigen om ‘Als de dag van toen’ op te nemen”, weet zoon Michel. “Die wou dat eerst niet zingen. Het origineel is van Reinhard Mey, een Duitse zanger. Zijn Nederlandse versie van die plaat klinkt wat vreemd, mede door zijn Duitse accent. Roland heeft Peter uiteindelijk toch weten te overtuigen: ‘Nee, je moet dat wat losser doen, op jouw manier.’ Dan heeft Peter het geprobeerd en het was een gigantische hit.”

Vijfentwintig jaar lang een twee-eenheid: Roland Verlooven en Willy Sommers

Omdat ook Bart Kaëll bij Play That Beat onderdak heeft gevonden, duikt Roland Verlooven ondanks de slechte ervaringen van tien jaar eerder toch weer met hem de studio in. Dat leidt tot het album Noord & Zuid. Het grootste succes uit de laatste fase van Verloovens professionele carrière wordt echter zijn betrokkenheid als songwriter bij de boyband Get Ready. In 1996 scoren zij met ‘Diep’ en ‘Laat’ tophits in Vlaanderen. Beide dancenummers, evenals meer dan de helft van de songs op hun debuutalbum, zijn volledig van de hand van Armath

“Get Ready was een ontdekking van de twee gasten die de platenfirma Play That Beat waren begonnen”, vertelt Michel Verlooven. “Die hebben mijn pa toen gevraagd om een nummer te maken voor zo’n jongensgroep en dat werd ‘Diep’. Toen liep hij al tegen de zestig, maar dat was voor hem geen probleem. Hij heeft de nummers op zijn eentje geschreven. Het was voor hem eens wat helemaal anders. Voor Willy Sommers had hij alles geschreven wat je maar kunt bedenken. Hij wilde niet in herhaling vallen, waardoor het steeds moeilijker was geworden om voor Willy mooie songs te maken. Maar nu met Get Ready kon hij als het ware weer op het nulpunt starten. Dat nummer ‘Diep’ heeft hij in minder dan geen tijd in elkaar gestoken. Vervolgens zijn de arrangementen en productie door iemand anders gedaan, een jonge gast op een synthesizer. Dat gold ook voor de andere nummers die hij voor Get Ready nog heeft geschreven.” 

De leadzanger van Get Ready, Jimmy Samijn, denkt met warme gevoelens terug aan de kortstondige samenwerking met Roland Verlooven: “Roland was echt een grootvader voor ons. Hij kon uitspraken doen waardoor je dubbel lag van het lachen. (…) Moest Roland er niet geweest zijn, bestonden we misschien niet meer.”

In 1998 vierde Roland Verlooven zijn zestigste verjaardag. Voor hem was dat aanleiding er definitief de brui aan te geven. Eindelijk kon de druk definitief van de ketel. Het jarenlang keihard werken was hem niet in de koude kleren gaan zitten, aldus Michel. “Hij zei ook zelf dat hij echt vermoeid was. Wanneer je iets produceert, wil je iets goeds leveren, iets met kwaliteit. De stress die daarbij kwam kijken, had hem behoorlijk getekend. Hij is dan gaan genieten van zijn oude dag, natuurlijk vooral in Spanje. Er school geen groot avonturier in hem. Hij las graag boeken, keek televisie en maakte eens een wandeling. Of hij sprak af met Hans Kusters, die vlakbij ook een optrekje had. Op een gegeven moment kreeg hij hartklachten, waarop de chirurg zei dat hij moest stoppen met roken. Anders wilde hij hem niet opereren. Toen is hij van de ene dag op de andere gestopt. Dat was een hele prestatie, want hij was altijd een zware roker geweest. Daarna heeft hij nog een aantal goede jaren gehad.”

Thuis in Keerbergen (± 2010)

Wanneer hij vanuit Spanje dan weer even terug is in België, spreekt hij graag af met zijn oude muziekvrienden, zoals Kris Wauters. “Wij spraken vaak met drieën af, Roland, ik en Yannic Fonderie, een synthesizerspeler en programmeur met wie Roland in de jaren ’80 en ’90 bijna onafgebroken had samengewerkt. De drums op vrijwel alle vroege platen van Clouseau waren door Yannic geprogrammeerd. Wanneer we dan weer eens samenkwamen for old time’s sake, was dat altijd in een oude drukkerij, waar Yannic zijn studio heeft. Daar gingen we samen wat opnemen, het maakte niet uit wat – helemaal niet met de bedoeling om iets te maken dat in de winkels zou komen te liggen, maar alleen maar voor het plezier. Roland is ook nog eens bij één van onze Clouseau-concertreeksen in het Sportpaleis in Antwerpen komen kijken. Zo’n avond vond hij mooi, maar de muziekwereld miste hij niet. Hij vond het prettig zich in Spanje af te zonderen van het hele gebeuren. Af en toe belden we eens en dat waren altijd ontzettend hartelijke, fijne gesprekken.”

In 2015 komt Roland Verlooven speciaal terug uit Spanje om een prijs in ontvangst te nemen. Samen met de leadzangeres van Vaya Con Dios, Dani Klein, en gitarist Roland Van Campenhout wordt hij opgenomen in de Eregalerij van VRT Radio 2, wat neerkomt op een oeuvreprijs. De uitreiking vindt plaats bij een gala dat wordt georganiseerd in het Casino-Kursaal van Oostende. Op het podium wordt Roland verrast door de aanwezigheid van zijn oude vrienden, Hans Kusters en Le Grand Jojo. Kris Wauters brengt een verrassende versie van ‘Diep’, Rolands hit voor Get Ready, terwijl ook Willy Sommers en Bart Kaëll een muzikale duit in het zakje doen. Hoewel het een mooie avond wordt, is ook voor iedereen duidelijk dat Rolands gezondheid achteruitgegaan is. 

“Backstage, in de lange gang, kwam ik hem tegen”, vertelt Kris Wauters. “Hij herkende me onmiddellijk. ‘Dag Kris, jongen, hoe is ‘t?’ en toen omhelsden we elkaar. Ik had hem anderhalf jaar niet gezien. Daarom stelde ik voor om bij de receptie na afloop in de speelzaal af te spreken met zijn drieën, want Yannic was er ook. Dan konden we eindelijk weer eens uitgebreid bijpraten. ‘Ah, ja, zeker, goe, goe’, zei hij. Toen pakte hij uit zijn vest een notitieboekje en begon daarin met een potlood te schrijven. Ik stond het met verbazing aan te zien. Toen hij mijn vragende blik zag, zei hij: ‘Ja, ik moet het opschrijven, want anders ga ik het vergeten.’ Ik merkte ook al dat hij niet makkelijk uit zijn woorden kwam. Slechts een paar maanden later is de diagnose Alzheimer gekomen. Wanneer ik hem nadien belde, was hij steeds vaker aan het zoeken naar zijn woorden. Het was triestig dat iemand die altijd zo op taal gefocust was geweest in zijn songwriting, nu de gave van het woord aan het verliezen was.”

Gelukkig kan Roland Verlooven nog enkele jaren genieten van de Spaanse zon. Uiteindelijk komt hij in de zomer van 2017 terug naar België. Hij sterft in november van datzelfde jaar in geriatrische instelling Damiaan in Tremelo, 79 jaar oud. Eén van de eersten die het droevige nieuws te horen krijgt, is Willy Sommers. “Ik zal het nooit vergeten, het was op Allerheiligen. Michel belde mij op, terwijl ik met mijn vrouw in een restaurant zat. Toen hij vertelde dat zijn vader was overleden, was dat voor mij een slag. Natuurlijk wist ik dat het niet goed met hem ging, maar nu dan het moment daar was dat ik mijn beste vriend, mijn muzikale vader kwijt was, werden de emoties me toch echt te veel. Ik heb met Roland alleen maar goede ervaringen gehad. Over hem kan ik geen enkel negatief woord zeggen. Hij was een lieve, fijne man, een levensgenieter, met wie ik lief en leed heb gedeeld. Roland is de rode draad in mijn leven.”

In de prijzen bij het VRT Radio 2-Gala in Oostende (2015)

Bij het bekend worden van het overlijden verschijnen in de Vlaamse pers artikelen, waarin oud-collega’s mogen vertellen over hun herinneringen aan de man die beurtelings wordt neergezet als ‘peetvader van de Vlaamse showbizz’ en de ‘Vlaamse muziekpaus’. Uiteraard is op de begrafenis Rolands boezemvriend, Hans Kusters, één van de sprekers. 

Wanneer we hem vragen of hij nog vaak aan Roland Verlooven denkt, stelt Kusters: “Oh, jazeker! Ik mis Roland, niet alleen als vriend, maar ook als producer. Ik ben nog steeds bezig en wanneer er dan zich dan een of ander nieuw bandje aandient, denk ik: ‘Verdomme, dat zou iets zijn voor Roland.’ Dat voelt echt of ik tegen een muur aanloop, want aan wie zou ik dat anders kunnen vragen? Bepaalde uitspraken van hem blijven me ook altijd bij. Eén ervan die me altijd is bijgebleven, gaat over de teksten van popsongs. Roland zei altijd dat die maar over drie dingen gaan: ‘Ze komt’, ‘ze is er’ en ‘ze gaat’. Natuurlijk kun je ‘ze’ voor ‘hij’ verwisselen, maar wanneer je erover nadenkt, is het waar. Of het nu smartlappen zijn of country of wat dan ook, vrijwel altijd komt het weer terug op die drie thema’s: is, gaat, komt. Roland had een zeer heldere kijk op muziek.”

Kris Wauters van Clouseau volgde in de voetsporen van zijn meester en belandde in het productievak. “Zonder twijfel gebruik ik nog iedere dag dingen die ik bij Roland geleerd heb. Destijds was ik heel jong en keek ik met grote ogen naar hoe hij het aanpakte. Wanneer ik geboekt was om bij hem koortjes in te zingen, was ik meestal al een stuk eerder in de studio aanwezig. Vaak was Roland op zo’n moment nog bezig met een gitaarsessie bijvoorbeeld. Dan zat ik daar anderhalf uur gewoon in een hoek stilletjes te kijken en te luisteren. Daarvan heb ik ontzettend veel geleerd. Roland was zo’n beetje mijn muzikale vader. Uiteraard heb ik daarna mijn eigen weg gevolgd, maar ik zou onmogelijk kunnen schrappen wat Roland voor mij betekend heeft.”

Het laatste woord is aan Michel Verlooven. “Zelf keek mijn pa met meer plezier terug op de kleinkunstdingen die hij had gedaan dan op de echte commerciële hits, hoewel die hem natuurlijk veruit het meeste hadden opgeleverd. Het maken van hits was iets wat hem lang makkelijk afging. Hij kon zich vooraf inbeelden wat het Vlaamse publiek wilde horen – een nummer waarvan je zelf misschien niet steil achterover valt, maar dat wel breed aanspreekt. Uiteindelijk was hij één van de weinigen van zijn generatie die in de kleine Vlaamse muziekwereld volledig van het werk als producer en songwriter kon leven. Toch dacht hij aan het eind van zijn leven na of hij het toch niet groter had moeten aanpakken. Hij sprak zijn talen erg goed: Frans, Duits en Engels. Had hij niet naar Frankrijk of Duitsland moeten verhuizen om het daar te maken? Het spreekt vanzelf dat ik erg trots ben op mijn vader. Hij is van niks begonnen en is als producer jarenlang de grootste geweest in België.”

Roland bij het Radio 2-Gala in Oostende (2015) geflankeerd door zijn oude makkers Lange Jojo (links) en Hans Kusters

EUROVISIESONGFESTIVAL

Hoewel Roland Verlooven al sinds halfweg de zestiger jaren in het productievak werkte, duurde het tot eind jaren ’80 voor hij voor het eerst betrokken raakte bij de Vlaamse voorronde van het Eurovisiesongfestival. Als producer en songwriter had Verlooven overduidelijk andere prioriteiten dan het festival. “Wij keken daar thuis eigenlijk nooit naar”, lacht Rolands oudste zoon Michel Verlooven. “Canzonissima, Eurosong… hij vond daar niks aan. Dat was oubollig, vaak met zangers die niet van de bovenste categorie waren en zo probeerden hun carrière vlot te trekken. Hij had geen zin daaraan mee te doen. In brede zin was hij ook niet zo te vinden voor muziekwedstrijden. Vreemd misschien, gezien de commerciële kansen die er lagen, maar zo was het.”

“Het songfestival was inderdaad niet het hoofddoel van Roland”, bevestigt Willy Sommers, de artiest met wie Verlooven van 1971 tot 1995 onafgebroken samenwerkte. “Zo’n festival is een wedstrijd en er is altijd het risico dat je er niet goed uitkomt. We hebben het zo vaak meegemaakt hier in België dat iedereen dacht dat onze kandidaat het Eurovisiesongfestival zou winnen, maar dan liep het vaak juist heel slecht af met een klassering helemaal onderaan. Roland zei ook altijd tegen mij: ‘Willy, doe dat niet, want je kunt daar meer verliezen dan winnen!’ Ik moet ook zeggen dat ik het niet zou durven. Je moet je in drie minuten bewijzen voor miljoenen televisiekijkers en een ongeluk zit in een klein hoekje.”

Iemand die daar totaal anders tegenaan keek, was muziekuitgever Hans Kusters, met wie Verlooven al sinds mensenheugenis bevriend was en samenwerkte. “Ik heb het niet over het songfestival van nu, maar destijds, in de jaren ’70 en ’80, was het erg interessant om daaraan mee te doen”, stelt Kusters. “Ik heb heel vaak als publisher de Belgische inzending gehad; Pierre Rapsat, Jean Vallée, Dream Express en ook nog Linda Lepomme en Barbara Dex. Het maakte eigenlijk niet uit of je hoog eindigde of laag, want je was er eigenlijk van verzekerd dat het liedje nog maanden meeging. Het liedje van Linda Lepomme bijvoorbeeld (‘Laat me nu gaan’ in 1985 – BT) eindigde laatste, maar er werd wel een cover van gemaakt door De Strangers in Antwerps dialect. Natuurlijk was dat een parodie, maar het was hartstikke goed gemaakt. Daarnaast leverde mij dat weer inkomsten op, omdat ik de rechten had van het origineel. Wanneer je internationaal meedeed aan het songfestival, was dat altijd heel aangenaam; een prettig evenement. Het had uitstraling, met een orkest erbij en mooie liedjes. Tegenwoordig is dat het aanzien niet meer waard, maar toen was het de kracht van de eenvoud.”

Eind jaren ’80 had Hans Kusters een brede waaier van jonge artiesten onder zijn hoede. Daaronder Ingeborg Sergeant en Stef Bos, destijds een koppeltje dat samen studeerde aan de Studio Herman Teirlinck in Antwerpen, en Clouseau. Waar Clouseau met Nederlandstalige pop probeerde door te breken, schreef de uit Nederland afkomstige Stef Bos kleinkunstachtige liedjes. Eén van de nummers van Bos heette ‘Door de wind’. Hij schreef de tekst voor zijn zieke moeder. Bos liet het uitvoeren door Ingeborg. Hans Kusters zag er potentie in en stuurde het naar de selectiecommissie voor de BRT-Eurovisievoorronde van 1989. Voor de productie en het arrangement van ‘Door de wind’ deed Kusters vanzelfsprekend een beroep op Roland Verlooven.

Ingeborg met Stef Bos na het winnen van de Eurosong-competitie in Brussel (1989)

“Ik heb Roland moeten overhalen om met Ingeborg en Stef te werken”, lacht Hans Kusters. “Wanneer artiesten aankomen met prachtige Nederlandse teksten, met zinnetjes als ‘Ik brand weer van verlangen’ of ‘Het is een kwestie van geduld tot heel Holland Limburgs lult’, kom dan maar bij mij. Dat zijn geniale vondsten en dat moet worden opgenomen en uitgegeven, vind ik. Ik bracht het aan en Roland voerde het uit voor me. Af en toe moest ik hem wel overtuigen. Bij Stef Bos had hij niet de indruk dat het succesvol zou zijn, maar we hebben het wel gedaan!”

“Stef wou ‘Door de wind’ heel klein houden”, weet Ingeborg zich nog te herinneren. “Het moest aanraakbaar blijven en kwetsbaar. Daarin heeft hij Roland wel aangestuurd; hoe hij wilde dat de orkestpartij zou klinken. Dat was een uitwisseling tussen die twee. Roland verstond de kunst om een arrangement te maken dat trouw bleef aan de bedoelingen van Stef, maar toch voldoende commercieel was voor de radio en het grotere publiek.”

Gevraagd naar de commerciële aanpak van Verlooven, stelt Hans Kusters: “Net als ik is hij ‘beschadigd’ geraakt in onze vroege tijd, toen we allebei bij Phonogram zaten, de platentak van Philips. Alles moest commercieel zijn. Een zangeres met alleen piano is niet commercieel… cabaret ook niet. Roland kon minachtend doen over acteurs, die vaak met een zeer bekakt ABN spraken. Hij stak daar de draak mee en zei dan iets als: ‘Ik doorsteek u met mijn zwaard’, met een heel overdreven intonatie. ‘Door de wind’ was ook wat theatraal in de oorspronkelijke versie van Stef. Roland heeft het met een klein arrangement een beetje aangekleed. Daar gaf ik hem graag de vrije hand in, want Roland was een geweldige arrangeur. In België had je Francis Bay en Freddy Sunder, maar Rolands arrangementen waren echt van een ander niveau. Die waren beter. Hij was een gevoelsmens die dag en nacht bezig was met de muziek – en dat gevoel zette hij om in mooie producties.”

Naast ‘Door de wind’ stuurde Hans Kusters nog een tweede liedje in, ‘Anne’, een uptempostuk van Clouseau. Daarbij deed Kusters Verlooven een idee aan de hand voor het arrangement. “Ik zei tegen Roland: ‘Waarom beginnen we niet a capella?’ Dat was al een tijdje niet meer voorgekomen in popnummers. Ik ben natuurlijk geen arrangeur. Hier trompetten bij, daar de bas wat harder – dat kan ik niet zeggen, want het is niet mijn werk, dus daar bemoeide ik me niet mee. Ik beperkte me ertoe dat de teksten goed verstaanbaar moesten zijn. Toen ‘Anne’ met dat a capella-intro uitkwam, heb ik nooit een arrangeursaandeel willen claimen. Het was niet meer dan een inval. Roland was de arrangeur en producer; het ging er nooit over wat hij of ik had bedacht. Nee, je werkt samen, punt uit. De ene keer loopt het zus, de andere keer zo. You can’t win them all.”

Clouseau en hun entourage vieren het verkoopsucces van de single ‘Anne’ in 1989; staand, vanaf rechts – uitgever Hans Kusters met zijn secretaresse Bertje Laforce; achter haar drummer Bob Savenberg; Koen Wauters en bassist Karel Theys; hurkend vanaf rechts – gitarist Tjen Berghmans, Kris Wauters en Roland Verlooven; met half verscholen achter Roland de toenmalige assistent van Hans Kusters, Roland Keytaert

Zowel ‘Door de wind’ als ‘Anne’ belandden in de Belgische preselectie, Eurosong, waarbij, ietwat verrassend, Ingeborg op de eerste plaats eindigde, vlak voor Clouseau. Daarna werd ‘Anne’ direct op single uitgebracht. Hoewel het nummer de voorronde verloor, betekende het de doorbraak van Clouseau voor het grote publiek in Vlaanderen en Nederland. “Het reglement van het songfestival bepaalde dat de deelnemers aan het internationale songfestival hun liedje pas kort voor de finale op single mochten uitbrengen”, weet Kris Wauters, de gitarist van Clouseau. “Daar waren ze heel streng in. Dus Ingeborg moest meer dan een maand wachten na de Belgische preselectie voor ze haar single kon uitbrengen, terwijl wij onze zin mochten doen. Dus ‘Anne’ is twee dagen na Eurosong op de markt gebracht en een onwaarschijnlijk dikke zomerhit geworden.”

Hoewel ook de single van Ingeborg aardig verkoopt en veel op de radio wordt gedraaid, weet het liedje bij de internationale finale in Lausanne geen potten te breken. Met het orkest onder leiding van de chef van de BRT Big Band, Freddy Sunder, die ook de Belgische voorronde had gedirigeerd, weet Ingeborg dertien puntjes te sprokkelen, goed voor een negentiende plaats op tweeëntwintig deelnemers. Nadien stelt Hans Kusters een budget beschikbaar, waarmee Ingeborg haar eerste album uitbrengt, Voor één seconde, geproduceerd door Roland Verlooven. Samen met Verlooven schrijft Ingeborg ook haar volgende single, ‘Ga niet weg’, een echt popstuk dat flink wat steviger klinkt dan ‘Door de wind’.

“Roland was niet zo geïnteresseerd in onze kleinkunst”, stelt Ingeborg. “Dus hij kwam dan met zo’n nummer als ‘Ga niet weg’ aan. Wanneer ik een wat rustiger liedje wou maken met piano en gitaar, was hij daar helemaal geen fan van. Dat namen we in één take op en dan kon hij echt zeggen: ‘Zo, we hebben het slaapverwekkende gehoord.’ Hij wilde snel door met de nummers, waarvan hij dacht dat ze in de top tien konden belanden. Dat zeg ik met heel veel respect voor Roland, want hij heeft daarmee aan de wieg gestaan van mijn carrière. Bovendien, wie was ik om hem tegen te spreken? Hij had in het commerciële werk een ongelofelijke carrière opgebouwd en daar ben ik ook op meegesurft.”

Michel Verlooven weet nog een anekdote te vertellen over de opnames van Ingeborgs debuutalbum. “Dit zal Ingeborg je zeker niet verteld hebben, maar mijn pa is tijdens de opname van één van haar kleinkunstdingen letterlijk in slaap gevallen, echt, omdat hij het zo saai vond. Hij lag gewoon te slapen achter het controlepaneel! Ingeborg was daar heel boos over. Hij heeft daar achteraf zelf nog mee gelachen.” De samenwerking tussen Ingeborg en Roland Verlooven komt na de opnames van Voor één seconde tot een einde. Haar tweede album, Dertien daarom droom, wordt nog wel door het label van Hans Kusters uitgegeven, maar de productie komt voor rekening van de Nederlander Ton Scherpenzeel.

Ingeborg tijdens de repetities bij het Eurovisiesongfestival in Lausanne

In de vroege maanden van 1990 staat Clouseau op het toppunt van zijn roem. De groep heeft na de doorbraak met ‘Anne’ een tweetal albums uitgebracht met Roland Verlooven als producer, die allebei naar de top van de verkooplijsten gaan in Vlaanderen en Nederland. Met ‘Daar gaat ze’ en ‘Domino’ volgen nog eens twee gigantische hits. Toch verloopt de opname van het tweede Clouseau-album, Of zo, niet helemaal naar de zin van Verlooven. De charismatische leadzanger Koen Wauters timmert intussen ook als televisiepresentator bij het commerciële station VTM duchtig aan de weg. Omdat hij zijn agenda niet altijd op orde heeft, komt hij met enige regelmaat niet opdagen bij studiosessies. Daarnaast heeft de groep vrijwel dagelijks optredens in België en Nederland, waardoor de studiosessies tussen de bedrijven door moeten worden gepland.

“Het was niet zo gemakkelijk om die opnames netjes af te ronden”, weet Michel. “Daarom zijn de partijen ten dele ingespeeld of overgespeeld door ervaren studiomuzikanten zoals Rony Brack, Eric Melaerts en Bert Candries. Dan kreeg pa achteraf in de pers ook nog het verwijt dat de geluidsmix niet in orde was. Er was intussen onderling in de groep ook ruzie soms en er ontstond frictie met de platenfirma. Vergeet ook niet dat Clouseau niet per se zijn eigen project was, maar een groep die hij produceerde in opdracht van Hans Kusters. Dan heeft mijn pa eenvoudig gezegd: ‘Ik heb het echt wel gehad. Ik wil hier niet mee verder.’

Clouseau tekent later in 1990 een nieuw platencontract bij de grote maatschappij EMI. Zo wil de groep een internationale doorbraak forceren. De leiding van EMI doet de groep het voorstel een Engelstalig album te maken met Jan Leyers als producer. “Wij vonden dat ook een goed idee, want Jan had met Soulsister ook internationaal gescoord en het was duidelijk dat hij als producer capabel was”, aldus Kris Wauters. 

Daarop volgde in de zomer van hetzelfde jaar het bericht dat de groep akkoord was gegaan met een aanbod van de BRT om zonder voorafgaande preselectie België te vertegenwoordigen op het Eurovisiesongfestival van 1991 in Italië. Zo trots als een pauw maakt de Chef Amusement van de omroep, Jan Geysen, het nieuws bekend. De pers spreekt van een Wiedergutmachung na de tweede plaats van ‘Anne’ in Eurosong 1989. Men stelt zich daarbij hardop de vraag of het festival voor de groep inmiddels niet meer een risico is dan een kans, maar daar wil groepslid Karel Theys niets van weten. “Ach, je moet niet altijd afwegen of het al dan niet in je kraam past”, haalt de bassist zijn schouders op ten overstaan van P-Magazine. “We doen het gewoon omdat we het leuk vinden. Een weekje Italië is toch mooi meegenomen? We zijn ons terdege bewust van het risico: we moéten winnen. Daar gaan we dan ook voor. Maar eerlijk gezegd: als we verliezen, zullen we daar geen minuut wakker van liggen. (…) Enkel de toekomst telt. En die ligt bij een Europese doorbraak, ja. Dat heeft meegespeeld in onze beslissing.”

Ingeborg backstage in Lausanne met eregast Céline Dion, de winnares van het songfestival van het jaar ervoor

Wanneer Kris Wauters nu, na al die jaren, de vraag voorgelegd krijgt over het waarom van de Eurovisiedeelname, stelt hij: “Veel mensen riepen na de verloren Eurosong-finale van ’89 dat wij met ‘Anne’ een toffere song hadden voor het festival dan Ingeborg. Daarna ontstond die gekkigheid rond Clouseau met waanzinnige hits, verkooprecords en gillende meiden. Toen de BRT in 1991 weer aan de beurt was om de Belgische kandidaat voor het songfestival te leveren, hebben ze dat ons aangeboden. Op dat moment waren wij al met Jan Leyers begonnen aan de voorbereidingen van onze Engelstalige plaat, Close Encounters. Wij hebben toegezegd op voorwaarde dat de BRT ons de gelegenheid zou geven een special te maken, waarin we de song waarmee we naar Italië zouden gaan, konden presenteren aan het Vlaamse publiek. Daarnaast vroegen we een budget van een miljoen Belgische frank, wat neerkomt op zo’n 25.000 euro. Daarmee wilden we onder meer een concert geven op de Spaanse Trappen in Rome voorafgaand aan het songfestival. Eigenlijk hadden we het dubbele moeten vragen, want het bleek allemaal zo duur, dat we er nog geld van onszelf hebben moeten bijleggen om dat allemaal rond te krijgen.”

“Er waren wel mensen om ons heen die zich afvroegen of dat festival wel zo’n goed idee was, maar dat was allemaal zever. Ons management bijvoorbeeld vond dat we intussen veel te verliezen hadden, maar wij dachten: ‘Waarom niet?’ Vanaf dat wij klein waren, hadden we in familieverband altijd naar het festival gekeken. Naar ons idee moest je zo’n kans niet laten lopen. Bovendien mochten we zelf het nummer kiezen. ‘Geef het op’, dat ik samen met onze drummer Bob Savenberg had geschreven, leek ons het leukste. De Engelse versie zou één van de tracks zijn van ons nieuwe album. Kortom, we hebben geen knieval hoeven doen voor het songfestival. We hebben ons niet aangepast, maar gewoon een aantal songs geschreven in onze eigen stijl en daarvan het lied uitgekozen dat ons het meeste aansprak.”

Met ‘Geef het op’ kiest Clouseau voor een toegankelijke popsong in de lijn van ‘Anne’ van twee jaar ervoor. In de studio draait de band in samenwerking met producer Jan Leyers, diens assistent Werner Pensaert en programmeur Yannic Fonderie een arrangement in elkaar met prominente blazerspartijen. In de studio worden die ingespeeld door The Styles Horns, een Nederlandse groep sessiemusici onder leiding van trombonist Jel Jongen. Onder meer Ruud Breuls, later trompettist van het Metropole Orkest en de WDR Big Band, maakt deel uit van de blazersgroep.

Nu wil het geval dat de BRT in precies diezelfde periode zijn eigen big band onder leiding van Freddy Sunder de wacht had aangezegd. In het voorjaar van 1991 verliep het contract van de dirigent en zijn musici en werden zij collectief de omroep uitgezet. Dat betekende ook dat Freddy Sunder niet meer in beeld was als dirigent van de BRT-inzending voor het songfestival, zoals twee jaar voordien. De keuze voor een dirigent wordt door de omroep bij Clouseau en platenmaatschappij EMI gelegd.

Kris Wauters, Bob Savenberg en Koen Wauters – Clouseau op een BRT-promofoto in de vroege maanden van 1991

“Wij dachten meteen aan Roland Verlooven”, vertelt Kris Wauters. “Hij was wel niet meer in beeld als producer en arrangeur van onze platen, maar wij vonden dat hij voor die job van dirigent de perfecte mens was. Daar moest iemand komen met veel ervaring, die dat Italiaanse orkest op de juiste manier kon aansturen. Het geeft maar aan dat alles in de beste harmonie is verlopen, die scheiding tussen Roland en ons na de eerste twee albums. Er is ook in de groep geen enkele discussie over geweest. ‘Wie moet het orkest dirigeren?’ ‘Ah, Roland natuurlijk.’ Wij hebben hem gevraagd, ook uit liefde en dankbaarheid voor wat hij voor ons had betekend. Roland heeft met plezier toegezegd en hij heeft de studioversie omgezet in een orkestpartij voor Rome, met strijkers en wat kleine extraatjes erbij voor het grote orkest.”

“Hij deed het om Koen, Kris en Jan Leyers een plezier te doen”, vult Michel Verlooven aan. “Met name bij Kris had hij altijd een goed gevoel. Hij vond dat een sympathieke gast. Hij heeft wel getwijfeld, want het songfestival was dus niet zijn ding. Hij hoefde niet zo nodig voor miljoenen mensen als dirigent in beeld te komen. Van nature was hij toch een wat bedeesde persoon. Daarnaast was hij geen geschoold dirigent. Hij had nog nooit eerder op televisie voor een orkest gestaan, maar wanneer Kris bij hem aandrong, kon hij moeilijk nee zeggen. Jan Leyers was als producer van de groep eigenlijk de eerst aangewezene als dirigent, maar hij was er niet vertrouwd mee een orkest te leiden – en mijn pa had in de studio jarenlang met strijkers en blazers gewerkt. Pa had altijd een goed contact met Jan Leyers. Toen Jan met zijn eerste productieklussen bezig was, heeft hij mijn pa nog wel eens opgebeld om te vragen hoe dat werkte met royalties en auteursrechten. Mijn pa is in het begin van zijn carrière zelf vaak genoeg genaaid door platenmaatschappijen. Hij vond het fijn om anderen advies te geven en hen zo te behoeden voor de fouten die hijzelf vroeger gemaakt had.”

Eenmaal in Rome verlopen de orkestrepetities zonder problemen. Clouseau heeft ervoor gekozen het ritmegedeelte van de song op een steunband af te spelen. Alleen de klassieke instrumenten worden live door het Italiaanse orkest gespeeld. “Roland stond daar zeer vriendelijk, voorkomend en professioneel voor dat orkest”, herinnert Kris Wauters zich. “Hij ging op een leuke manier met de musici om, heel gemoedelijk, maar wel scherp. Op voorhand had hij zijn huiswerk supergoed gedaan, want de arrangementen waren foutloos. Daar heeft hij veel werk aan gehad, maar dat maakte wel dat de repetities heel vlot verliepen. Er moesten daar geen zware hindernissen meer worden overwonnen.”

Toch verloopt de week in Rome niet vlekkeloos voor Clouseau. Het optreden op de Spaanse Trappen komt er pas na tussenkomst van de Belgische premier Martens, die contact opneemt met de vertegenwoordiging van zijn land in het Vaticaan om de Italiaanse autoriteiten te vermurwen. Het optreden moet echter al vrij snel na aanvang worden afgebroken. De Italiaanse politie trekt de stekker eruit vanwege de geluidsoverlast. Op dat moment is gitarist Chris Peeters al zo ziek, dat wordt beslist hem te repatriëren. Zijn plaats op het podium wordt overgenomen door producer Jan Leyers. 

Bovendien valt thuis in België een bommetje, wanneer Louis Van Rymenant, de producer van het wereldsucces van ‘De vogeltjesdans’, beweert dat ‘Geef het op’ plagiaat is. De baslijn zou identiek zijn aan die van ‘Proud Mary’, een grote hit van Creedence Clearwater Revival van eind jaren ’60, die in een coverversie van Ike & Tina Turner nog een tweede maal de aandacht had getrokken. In Vlaanderen, waar de aanstaande songfestivaloverwinning van Clouseau op ieders lippen ligt, maakt het artikel waarin Van Rymenant zijn beweringen doet, de tongen behoorlijk los.

Clouseau tijdens de repetities in Rome (nog met de nadien wegens ziekte gerepatrieerde Chris Peeters op gitaar, geheel links) met achter hen het Italiaanse orkest, gedirigeerd door Roland Verlooven (met gespreide armen)

“Plots kregen we telefoon uit België over die plagiaatsbeschuldiging”, vertelt Kris Wauters. “Toen ik hoorde dat het om ‘Proud Mary’ ging, schoot ik in de lach. ‘Rolling, rolling, rolling on the river’ zouden wij dan gepikt hebben als ‘Geef het op, geef het op, geef het op, meisje’. Tja, dacht ik, als je het zo beluistert, dan lijkt het wat op elkaar, maar ons nummer heeft werkelijk in geen miljoen jaar iets te maken met ‘Proud Mary’. Ik had dat uit mijn mouw geschud met Bob Savenberg zonder naar andere songs te kijken. Volgens mij was het een wat luwe periode met weinig nieuws, dus dat werd door verschillende mediakanalen opgepikt. Ook het BRT-Journaal van halfacht maakte er een item rond. Dat was op de avond voor het songfestival. Er stond een satellietwagen in Rome en zo kon het dat Roland Verlooven live voor het journaal een microfoon onder zijn neus geduwd kreeg om commentaar te geven. Toen ze hem vroegen wat hij ervan vond, sprak hij de historische woorden: ‘Het is beter dat het op iets trekt dan dat het op geen kloten trekt.’ (‘trekken op’ is Vlaamse spreektaal voor ‘ergens op lijken’, zowel in de letterlijke als de overdrachtelijke betekenis – BT). Dat was Roland Verlooven ten voeten uit. Dat was zijn humor. Die sprak live op het ernstige journaal van halfacht het woord ‘kloten’ uit. Overigens is het relletje daarna snel weer gaan liggen. We hebben nadien nooit meer iets van die beschuldiging vernomen.”

Ondanks de torenhoge verwachtingen in België – premier Martens is zelfs naar Rome afgereisd met zijn cultuurminster Dewael om in de overwinning van Clouseau te mogen delen – loopt het met de Belgische inzending niet goed af. ‘Geef het op’ strandt op een zestiende plaats, ver verwijderd van de Zweedse winnares Carola Häggkvist. Na afloop krijgt leadzanger Koen Wauters van commentator André Vermeulen de obligate vraag of hij ontgoocheld is: “Jazeker, echt waar, bijzonder ontgoocheld, maar het leven gaat verder, nietwaar? Nee, ik begrijp niet wat er fout is gegaan. Ja, misschien is het nu verstandig om de Europese doorbraakplannen voorlopig even uit te stellen.” De Europese doorbraak van Clouseau zal er nooit komen, maar het succes van de groep in de Lage Landen houdt aan tot de dag van vandaag. Misschien valt niet aan de conclusie te ontkomen dat ‘Geef het op’ niet tot de beste nummers uit het repertoire van de groep behoort.

“Na die ellenlange puntentelling zijn wij als goede verliezers de nacht ingedoken”, vertelt Kris Wauters lachend. “Wij hadden geen zin om sip te gaan zitten doen. In het Romeinse nachtleven hebben we nog ontzettend veel plezier gemaakt tot besluit van wat een geweldige week was geweest. We waren zelfs pas net op tijd terug op het hotel om de volgende ochtend mee te gaan naar de luchthaven voor onze vlucht naar huis. Roland was daar niet bij. Die zal de nacht in zijn hotelkamer hebben doorgebracht! Ik kan me ook niet herinneren dat hij op dezelfde vlucht zat als wij. Het zou me niet verbazen als meteen is doorgereisd naar zijn appartement in Spanje.”

Twee jaar later doet Roland Verlooven nogmaals een gooi naar de Belgische vertegenwoordiging op het songfestival, zij het dat het initiatief opnieuw niet van hemzelf uitgaat. Michel Verlooven vertelt: “Na het succes van de hit ‘Als een leeuw in een kooi’, die ik voor Willy Sommers had geschreven (in 1989 – BT), was ik intussen niet meer volledig professioneel musicus, maar had me gestort op een loopbaan in de apothekerswereld. Toch deed ik nog links en rechts wat dingen. Zo werkte ik met Robin Nills, een zanger die net als ik in Antwerpen woonde. Hij was een kennis van mijn schoonzus. Mijn pa en ik hebben een stemtest met hem gedaan in de studio in Herent. Vervolgens hebben we verschillende singles met hem opgenomen met nummers die ik schreef en waar mijn pa de tekst bij maakte. Robin wilde in ’93 meedoen aan Eurosong. In die tijd werd zijn plaatje ‘Je vliegt’ veel gedraaid op Studio Brussel en daar heeft iemand van de BRT hem toen aangesproken of hij geen zin had om mee te doen aan Eurosong. Mijn pa en ik vonden het niet meteen de grootste uitdaging, maar we hebben toch een nummer in elkaar gedraaid, ‘Ballerina’. We hebben de finale ermee gehaald, maar daar bleef het ook bij. Robin heeft later nog met Bert Candries als producer gewerkt, maar echt doorgebroken is hij nooit.”

In de greenroom in Rome – staand vanaf links: Koen Wauters, Roland Verlooven en Karel Theys; zittend vanaf links: Bob Savenberg, Kris Wauters en Jan Leyers
 
Drie jaar later is Verlooven voor het laatst bij een Belgisch voorrondenummer betrokken. Hij werkt in die jaren met popgroep Mama’s Jasje, die vooral succes heeft met covers van oude hits. Mama’s Jasje staat onder contract bij platenlabel Play That Beat, waarin Verlooven een zakelijk belang heeft. In 1996 onderneemt de leadzanger van de groep, Peter Vanlaet, een kortstondig solo-uitstapje met ‘Er is iets’, een liedje dat doorstoot naar de finale van De Gouden Zeemeermin, zoals de Vlaamse Eurovisievoorronde eenmalig heet. Vanlaet heeft het nummer geschreven met Walter Mannaerts en Marc Vanhie. Hoewel het nummer veruit de beste orkestpartij van de avond heeft – uiteraard geschreven door Roland Verlooven – reikt het niet verder dan een vierde plaats. De overwinning gaat die avond naar Lisa Del Bo met ‘Liefde is een kaartspel’. Ondanks het verlies weet Peter Vanlaet met de single van ‘Er is iets’ toch nog een bescheiden hit te scoren.

Hoe zou Roland Verlooven hebben teruggekeken op die ene Eurovisiedeelname als dirigent van het orkest in Rome in 1991? Boezemvriend Hans Kusters doet een gooi. “Roland was het gelukkigst in de studio. Daar werkte hij graag met muzikanten samen en als het moest, ging hij ervoor staan om ze te dirigeren… maar een echte dirigent vond hij zichzelf niet. Arrangeren deed hij graag, maar hij stond niet graag in het licht van de aandacht. Hij was een man van de achtergrond. Hij heeft dat songfestival wel gedaan, om die jongens van Clouseau een plezier te doen, maar eigenlijk hoefde het voor hem niet zo.”

“Toch weet ik zeker dat hij het in Rome uitstekend naar zijn zin heeft gehad”, besluit Kris Wauters. “Ja, honderd procent. Hij genoot ervan het hele circus ook eens mee te maken. Wij maakten altijd veel plezier en ook Roland heeft het daar zeer gezellig gehad. Het klopt wel dat hij niet zo nodig op de voorgrond hoefde, maar naast dat ene shotje van hem voorafgaand aan ons optreden, toen hij aan het publiek werd voorgesteld, had hij geen camera op zich gericht. Koen was degene die op de voorgrond stond en alle aandacht kreeg. Roland kon verder rustig met het orkest achter ons aan de slag.”

“Vorig jaar (in 2024 – BT) hebben we met Clouseau een concertreeks gegeven in het Sportpaleis in Antwerpen ter gelegenheid van ons veertigjarig jubileum. In de voorbereiding heb ik veel oude beelden teruggekeken – onder meer ook van dat songfestival. Toen ik Roland terugzag met dat witte kostuum voor het orkest, moest ik glimlachen. Dat is toch mooie nostalgie. Wij hebben die beelden op het scherm achter ons geprojecteerd en dan langzaam het geluid weggedraaid en zelf ‘Geef het op’ nog eens uitgevoerd in een eigentijdse versie. Echt, de zaal ging zo hard uit zijn dak! ‘Geef het op’ is één van de Clouseau-klassiekers geworden. De uitslag van het songfestival was anders dan wij hadden gehoopt, maar wij hebben altijd het idee aangehangen dat je die kans niet moest laten lopen. Wanneer je later aan je kleinkinderen kunt vertellen dat je eens op dat podium hebt gestaan, is dat erg mooi. Van dat songfestival hebben we echt nooit spijt gehad.” 


ANDERE ARTIESTEN OVER ROLAND VERLOOVEN

Producer en multi-instrumentalist Jean Blaute stelt: “Roland was een gids voor een hele stoet van Belgische muzikanten. Hij kon de hartslag van de populaire mens als geen ander aanvoelen.” (2017)

Koen Wauters, de leadzanger van Clouseau, vertelt: “Roland heeft onze eerste twee albums in goede banen geleid, wat niet simpel was met een jonge ongeregelde bende. Ik heb heel veel geleerd van hem, ook persoonlijk. Roland was een levensgenieter, een Bourgondiër en een geweldige verteller, dus ik zal me hem met de glimlach herinneren." (2017)

EUROVISIEDEELNAMES VAN JAAR TOT JAAR

Land – België
Inzending – “Door de wind”
Uitvoering – Ingeborg Sergeant
Tekst – Stef Bos
Compositie – Stef Bos
Studioarrangement – Roland Verlooven
Orkestratie – Roland Verlooven
Dirigent – Freddy Sunder
Score – 19e plaats (13 punten)


Land – België
Inzending – “Geef het op”
Uitvoering – Clouseau (Kris Wauters / Koen Wauters / Bob Savenberg / Paul Poelmans / Karel Theys feat. Jan Leyers)
Tekst – Kris Wauters / Bob Savenberg / Jan Leyers / Koen Wauters
Compositie – Kris Wauters / Bob Savenberg / Jan Leyers / Koen Wauters
Studioarrangement – Jan Leyers / Werner Pensaert / Yannic Fonderie / Clouseau
Orkestratie – Roland Verlooven
Dirigent – Roland Verlooven
Score – 16e plaats (23 punten)


BRONVERMELDING
  • Bas Tukker interviewde Roland Verlooven’s zoon Michel tweemaal in Breda: juli 2024 & maart 2025; bovendien stelde Michel Verlooven documentatie uit de nalatenschap van zijn vader beschikbaar, waarvoor veel dank
  • Andere geïnterviewden voor dit artikel zijn: Rony Brack (februari 2019) / Bert Candries (januari & februari 2024) / Hans Kusters (juni 2024) / Ingeborg Sergeant (juli 2024) / Roel Van Bambost (juli 2024) / Willy Sommers (juli 2025) / Kris Wauters (juli 2025) / Eric Melaerts (september 2025)
  • Anon., “Rome”, in: P-Magazine, 7 september 1990
  • Jo Van Damme, “Daar gingen ze”, in: De Post, 10 mei 1991
  • Tania Ghyselinck “Blues & evergreens in de eregalerij”, in: Sabam Yearbook 2015, pp. 10-11
  • Diverse krantenartikelen over Roland Verlooven, met name rond diens overlijden in november 2017
  • Een selectie van muziek waarbij Roland Verlooven betrokken was, kan worden beluisterd via deze link
  • Foto’s met dank aan Michel Verlooven, Hans Kusters, Willy Sommers, Rui dos Reis, en Ferry van der Zant

No comments:

Post a Comment